dinsdag 27 oktober 2009

Renée Fleming terug met Wagner op de planken


“Ich bin keine Wagner-Sängerin und ich kann mir im Moment auch nicht vorstellen, dass ich noch einmal eine seiner Rollen singen werde. Denn für Wagner braucht man eine breite Mittellage, die rund und warm klingt. Ich habe aber eine eher schlanke Mittellage. Vielleicht ist das ja in fünf Jahren anders…”
Zo klonk het uit de mond van Renée Fleming in 1999, drie jaar na haar korte flirt met Bayreuth als Eva in Die Meistersinger. We zijn nu 10 jaar later en zie : Renée Fleming kondigt aan zich terug intensiever met Wagner te zullen bezighouden. Al zal dat allicht beperkt blijven tot de drie E’s: Eva, Elsa, Elisabeth. Strauss en Wagner worden de peilers van haar nieuwe repertoire. Elsa zou reeds in de steigers staan.
Met dat onderontwikkelde middenregister valt het eigenlijk wel mee, getuige deze onberispelijke versie van “Im Abendrot” uit de Vier Letzte Lieder uit 2001. Play it loud!

maandag 26 oktober 2009

Bart Maddens te gast bij Rondas


De Leuvense politicoloog Bart Maddens, niet in de laatste plaats bekend vanwege de zogenaamde Maddens-doctrine, blijkt vertrouwd te zijn met Wagner, getuige het volgende stukje dat van zijn hand verscheen in januari van dit jaar in het politieke maandblad Doorbraak.
Gisteren was hij te gast bij Klara in het programma Rondas naar aanleiding van zijn boekje “Omfloerst separatisme”, dat u kan herbeluisteren als u het heeft gemist. Aanbevolen!

Beluister het interview bij Klara Net Gemist

SIEGFRIED EN DE OVERLOPERS. HOE KORT IS HET GEHEUGEN VAN DE KIEZERS?
“Als ik politieke overlopers bezig hoor moet ik altijd denken aan het tweede bedrijf van Richard Wagner’s opera Siegfried. Siegfried heeft net de draak Fafner gedood en zijn bloed gedronken. Dat verleent hem een magische kracht, waardoor hij de werkelijke betekenis kan begrijpen van wat de mensen zeggen. Dit is slecht nieuws voor de gluiperige dwerg Mime, die het plan heeft opgevat om Siegfried met een gifdrank te vermoorden, en zich op die manier meester te maken van de Nibelungenschat. Wanneer Siegfried zegevierend terugkeert van zijn gevecht met Fafner laat Mime zich van zijn vriendelijkste kant zien. Hij biedt de vermoeide held een lavende drank aan. Maar Siegfried hoort meteen de werkelijke betekenis doorklinken in de woorden van Mime : “Sauf’ und würg’ dich zu tot : nie tu’st du mehr einen Schluck” (Zuip en wurg je ter dood, dan drink je nooit nog een slok).
Veel meer dan de politici vermoeden beschikt ook de man in de straat over die magische gave van Siegfried. Wie begrijpt er niet de werkelijke betekenis die achter de zeemzoeterige praatjes van de overlopers schuilt ? “Ik wil een nieuw en groot politiek project realiseren”, zegt de overloper. “Ik wil een mobiliserend en warm verhaal schrijven. Ik wil mij niet opsluiten in mijn grote gelijk maar ik ga op zoek naar gelijkgezinden over de partijgrenzen heen. Daarom neem ik vandaag een moeilijke maar noodzakelijke beslissing en stap ik over naar een andere partij”. Maar wat Siegfried hoort is het volgende : “Mijn partij doet het niet meer zo goed in de opiniepeilingen. En politiek is nu eenmaal mijn broodwinning. Ik vrees dat ik niet zo gemakkelijk een andere job zal kunnen vinden, toch zeker geen job die even goed betaald wordt. Daarom loop ik over naar een andere partij die me meer kansen kan bieden op een nieuw mandaat.”
Ik denk nochtans dat overlopers die ineens de ware toedracht zouden vertellen wel op enige sympathie zouden kunnen rekenen bij de kiezers. Want uiteindelijk is die situatie heel herkenbaar voor de man in de straat. Welke werknemer zou er tenslotte niet elders beginnen te solliciteren wanneer hij vreest dat er een grote ontslagronde op til is in zijn bedrijf ? Wat vooral tegen de borst stuit is de hypocriete en omzwachtelde wijze waarmee de overlopers hun demarche proberen te verkopen.
Daarbij worden de meest uiteenlopende retorische strategieën ontwikkeld. Sommige overlopers beweren eindelijk, na lange omzwervingen, hun ware ideologische aard te hebben ontdekt. “Eigenlijk ben ik altijd al een liberaal geweest”, verklaarde ex-minister André Geens toen hij van de VU naar de VLD overstapte. Anderen willen ons doen geloven dat het de veranderingen in hun oude partij zijn die hun tot een overstap dwingen. Zo zouden de Vlaams-progressieven van de ene dag op de andere een metamorfose hebben ondergaan van een open en verdraagzame partij naar een beklemmend clubje van in hun eigen gelijk opgesloten navelstaarders. En zie : het Vlaams Belang blijkt nu plots een “extremistische” partij te zijn geworden voor de ex-Belangers die hun heil zoeken bij LDD. Iets gesofisticeerder is het discours van de herverkaveling. Overlopers zijn dan geen overlopers, maar kiezen positie in een hertekend partijlandschap. De VLD was zogezegd niet de PVV van vroeger, maar een volledig nieuwe partij die het hele partijlandschap op zijn kop zou zetten. Er zijn ook overlopers die een nieuw vehikel creëren als glijmiddel voor de overstap. Zo heeft Jaak Gabriels in 1992 een tijdlang geantichambreerd in het “Centrum voor Politieke Vernieuwing” dat dan nadien is opgegaan in de VLD. Iets wat hem acht jaar later is nagedaan door Johan Van Hecke met zijn “Christen-democratische Vernieuwing”.
In de opera maakt Siegfried (niet voor niets de verpersoonlijking van Nietzsche’s Übermensch) korte metten met Mime : hij rijgt hem zonder pardon aan zijn zwaard Notung. Maar de Vlaamse kiezer lijkt clementer te zijn. Bekende overlopers worden zelden electoraal afgestraft. Dat komt echter ook omdat ze meestal naar een grotere partij overstappen en een mooie plaats krijgen op de lijst, waardoor het gemakkelijker is om veel voorkeurstemmen te halen. Overlopers hebben ook geluk dat de kiezer een kort geheugen heeft. Wie zou er zich nu bijvoorbeeld nog herinneren dat Annemie Turtelboom ooit tot de onfrisse opportunistenclub van Johan Van Hecke behoorde ? Wie weet zijn er ook overlopers die zelf niet meer weten dat ze ooit tot een andere partij behoorden. Bij nader inzien is enig medelijden inderdaad wel op zijn plaats. "

vrijdag 23 oktober 2009

Was Parsifal verboden tijdens de Tweede Oorlog ?

Naar verluidt zou Parsifal tijdens de Tweede Wereldoorlog verboden zijn geworden in alle Duitse theaters. Althans dat hebben allerlei historici totnogtoe steeds beweerd. Larie en apekool, zegt John Deathridge in Wagner. Beyond Good and Evil. Deathridge is zo zeker van zijn stuk dat hij auteurs als Bryan Magee en Frederic Spotts beticht van geschiedenisvervalsing. Zijn bewijs : Allen Jefferson’s biografie van Elisabeth Schwarzkopf waarin te lezen staat dat er van 1939 tot 1942 23 voorstellingen van Parsifal hebben gelopen in de Deutsche Oper in Berlijn. En dat zal elders niet anders geweest zijn, meent Deathridge. Deathridge is erop gebrand om zijn gevoel van onbehagen kwijt te raken dat hem overvalt telkens hij zich met Parsifal inlaat en probeert Wagner daarom een racistische agenda aan te wrijven, niet zo uitgesproken als Hartmut Zelinksy dat heeft gedaan maar toch.

Hoe valt dit te rijmen met Saul Friedländers uitspraak op het symposium „Richard Wagner und das Dritte Reich“ : „Aus unbekannten Gründen wurde die Aufführung des Parsifal nach beginn des Krieges in September 1939 in ganz Deutschland von den Bühnen verbannt“. In de Bayreuth-geschiedenis van Frederic Spotts lezen we hetzelfde : „For reasons never stated, Parsifal was banned throughout Germany after 1939, and Bayreuth complied“

Waarom is dat voor ons van belang? Het Parsifal-verbod is een ijzersterk argument om aan te tonen dat Wagner met Parsifal geen racistische agenda kan gehad hebben. Immers volgens de getuigenis van Hermann Rauschning zou Adolf Hitler de boodschap van Parsifal gedecodeerd hebben als een zuiveringsritueel van het arische bloed waarin het kweken van een arische elite (de graalsridders), die de mensheid zou bevrijden van zijn extreemste vijanden (de joden), centraal stond. Hermann Rauschning wordt inmiddels door zowat alle historici als uiterst onbetrouwbaar beschouwd. Hitler’s Parsifal-uitlating zou hij uit zijn duim hebben gezogen (dixit Friedländer). Indien Parsifal ideologisch helemaal op de lijn van het nationaal-socialisme zat, waarom verkoos men dan om het stuk te verbieden? Ziedaar, een zeer goede vraag.

Deathridge gooit hier m.a.w. een stok in de kikkerpoel. Maar Deathridge is geen historicus en baseert zich op slechts één enkele bron. Wat is die waard? Of hebben de heren historici hun huiswerk destijds niet goed gedaan? Who will set this record straight?
To be continued.

woensdag 21 oktober 2009

Lohengrin in de catalogus van Unitel

De Richard Jones productie van Lohengrin voor de Münchner Festspiele is afgelopen zomer door Unitel opgenomen geworden (in HD uiteraard) en zal dus allicht het voorwerp uitmaken van een dvd-release. Voor deze productie werd zowel Jonas Kaufmann als Anja Harteros door de Duitse pers gelauwerd tot zanger en zangeres van het jaar.

De release van de Ring van Valencia lijkt vertraging op te lopen. Dat is een goed teken : er wordt immers aan gewerkt! Bij Unitel staat te lezen dat niet Leonid Zakhozhaev maar Lance Ryan de Siegfried van dienst is. Er zouden ook documentaires, genre "The making of", zijn gemaakt van telkens een half uur voor elke aflevering.

dinsdag 20 oktober 2009

Bayreuth verhoogt ticketprijzen met 25%

Het verdwijnen van Wolfgang Wagner op het hoogste niveau van de Festspiele heeft consequenties voor de ticketprijzen. Die worden vanaf volgende zomer even hoog als bij de Salzburger Festspiele: 280 euro i.p.v. 225 euro voor de duurste plaatsen. Jarenlang profiteerde Bayreuth van de zo goed als gratis inzet van een deel van het tijdelijk personeel uit respect voor “der Alte”. Met zijn verdwijnen heeft Katharina Wagner nieuwe afspraken moeten onderhandelen onder druk van de vakbonden die niet te beroerd waren om met een staking te dreigen vorige zomer. Bayreuth geeft de toegenomen personeelskosten op als voornaamste reden voor de prijsverhoging. Ik heb daar geen probleem mee voor zover de intentie er is om in samenwerking met Opusarte alle nieuwe producties op dvd en blu ray vast te leggen.

Wist u dat Vincent van Gogh van Wagner hield?

Ooit volgde hij orgelles in Eindhoven. Dat was geen succes : de muzikale akkoorden begon hij te vergelijken met Pruissisch blauw en cadmium geel zodat de instructeur hem al gauw voor gek verklaarde. In een brief aan zijn zuster Willemien vergeleek Van Gogh de schilderkunst met muziek, meer bepaald met de muziek van Richard Wagner. Met zijn broer Theo bezoekt hij verscheidene Wagnerconcerten in Parijs. Met Gauguin bezoekt hij in Arles een open-air concert waar de ouverture van Tannhäuser wordt gespeeld.
Sprekend voor de mate waarin Wagner hem als artistiek voorbeeld inspireerde, zijn de volgende brieffragmenten:

“Je lis un livre sur Wagner que je t’enverrai après – quel artiste – un comme ca dans la peinture, voila ce qui serait chic.– Ça viendra. “ (Brief aan Theo van Gogh, 6 juni 1888)

“Il me semble toujours de plus en plus que les tableaux qu’il faudrait faire, les tableaux nécessaires, indispensables pour que la peinture actuelle soit entièrement elle et monte à une hauteure équivalente aux cimes sereines qu’atteignirent les sculpteurs grecs, les musiciens allemands,1 les ecrivains de romans2 français, dépassent la puissance d’un individu isolé, seront donc créées probablement par des groupes d’hommes se combinant pour executer une idée commune. “ (Brief aan Emile Bernard, 7 juni 1888)

“Mais moi je suis encore comme j’etais à Nunen lorsque j’ai fait un vain effort pour apprendre la musique – alors déjà – tellement je sentais les rapports qu’il y a entre notre couleur et la musique de Wagner. “ (Brief aan Theo van Gogh, 18 september 1888)

“J’ai encore lu un article sur Wagner – l’amour dans la musique, je crois par le même auteur qui a écrit le livre sur Wagner. Comme il nous faudrait la même chôse en peinture.” (Brief aan Theo van Gogh, 24 september 1888)

Het artikel ‘L’amour dans la musique’ van Camille Bellaigue verscheen in de Revue des Deux Mondes. Het gaat in op de thematiek van de liefde in de opera's van Gluck, Mozart, Meyerbeer, Verdi, Wagner en anderen. Het boek over Wagner, Richard Wagner, musiciens, poètes et philosophes, was van Camille Benoît. Hoogstwaarschijnlijk verwarde Van Gogh de namen van beide auteurs.

Ah! mon cher ami, faire de la peinture ce qu’est déjà avant nous la musique de Berlioz et de Wagner.... un art consolateur pour les coeurs navrés! Il n’y a encore que quelques uns qui comme vous et moi le sentent!!! (Brief aan Paul Gauguin, 21 januari 1889)
Het feit dat Van Gogh Berlioz en Wagner samen vernoemt is waarschijnlijk een gevolg van zijn lectuur van het boek over Wagner waarin ook een artikel van de hand van Wagner over Berlioz stond. In het artikel ‘L’Amour dans la musique’ , dat Van Gogh vermeldt in het vorige brieffragment is er ook voortdurend sprake van Berlioz.

Tout le monde aura peutêtre un jour la nevrose, le horla, la danse de St. Guy ou autre chôse.–Mais le contrepoison n’existe t-il pas? dans Delacroix, dans Berlioz & Wagner? (Brief aan Theo van Gogh, 28 januari 1889)

Bron: Van Gogh Museum, Amsterdam

maandag 19 oktober 2009

Jef Geeraerts in shock na bezoek aan Bayreuth

Je zou haast schrik krijgen om een jaartje ouder te worden. Moest ik mij vorige week weer eens ergeren aan de lichtjes seniele uitlatingen van Franco Zeffirelli, gisteren kon de Klara-luisteraar met een zekere verbazing getuige zijn van Jef Geeraerts’ bespottelijke commentaren in het programma De Sporen waarin Kurt van Eeghem zijn studiogasten ondervraagt over de muzikale scharniermomenten in hun leven. Toen het gesprek bij Wagner aanbelandde volgde het relaas van zijn eerste bezoek aan Bayreuth in 1985, op uitnodiging van Gerard Mortier. Daar stond de Tristan und Isolde van Jean-Pierre Ponnelle op de affiche, een voorstelling die hij in andere publicaties al geroemd heeft als één van de muzikale hoogtepunten in zijn leven. Maar daarover kwam je in het interview niks te weten. In plaats daarvan beschreef hij hoe hij en zijn vrouw het gevoel hadden in een tempel van het nationaalsocialisme terecht gekomen te zijn. Later op de avond mocht hij ook de hand schudden van Wolfgang Wagner, iets waarvan hij de horror pas later besefte toen hij hem op een foto zag als knaap, gezeten op de schoot van ene A. Hitler. Van een literaire paus verwacht je een grotere luciditeit als van een kleuter. Op zijn minst verwacht je een opmerking over de oneigenlijke toeëigening van Bayreuth door het nationaalsocialisme. Het was niet eens het enige moment dat Kurt van Eeghem zat te draaien op zijn stoel. Even daarvoor was Thomas Bernhard nog over de tong gegaan als de enige fatsoenlijke Oostenrijker. Hopelijk heeft hij zijn nieuwe boekje Muziek & Emotie met de gave des onderscheids geschreven. Wat een sof van een titel, overigens!
Hoedanook, bedankt voor deze opsteker, Jef!

vrijdag 16 oktober 2009

Richard Wagner & Cinema

Bij Indiana University Press verschijnt op 1 januari het boekje Wagner & Cinema, een boekje dat hopelijk een beetje interessanter is dan de rommel die we onlangs rond hetzelfde thema voorgeschoteld kregen in Wagner Spectrum.
Met een voorwoord van Tony Palmer en een interview met Bill Viola.

Naar Indiana University Press

Het boekje werd toegevoegd in The Wagner Store

Tumult rond Tosca aan de Met houdt aan.

Het geboe naar aanleiding van Luc Bondy’s Tosca –uitzonderlijk voor de Met naar het schijnt- blijft aanhouden, zo lees ik in de pers. Dat hangt serieus mijn botten uit. De achterlijke theatersmaak van grote delen van het Amerikaanse publiek is de laatste 25 jaar niet meegeëvolueerd. Precies zolang heeft het imperium van Franco Zeffirelli geduurd. Wellicht nog langer want zijn oudbakken producties zijn met geen stokken aan de deur te krijgen. Amerikanen willen hun geld bevestigd zien in overdadige, nietszeggende decors, geen hoertjes in het Palazzo Farnese maar kaarsen en een kruis rond het zieltogende corpus van de machtigste man van Rome. Dat Luc Bondy een uitstekende acteursregie heeft laten zien waarbij alle personages aan dramatische waarachtigheid wonnen, is hun warempel ontgaan. Bij de live-transmissie van afgelopen zaterdag kwam Bondy niet op het podium, allicht op vraag van de directie om een boeconcert voor de camera’s te vermijden. In de kranten noemde Zeffirelli Bondy een derderangsregisseur die elk respect voor Puccini mist. Bondy noemde de verwaande advocaat van Puccini op zijn beurt dan maar “de tweede assistent van Visconti”. Wat is er zieliger dan een oude vent die niet kan aanvaarden dat zijn tijd van gaan is gekomen? In Bayreuth hebben ze daar ervaring mee.
Er was helemaal niets mis met deze enscenering van Bondy, sterker nog er is nooit iets mis met het werk van Bondy, wel integendeel! Het geflirt van de geliefden in het eerste bedrijf was overtuigend, het kussen van de engel door een opgewonden Scarpia (‘Tosca, mi fai dimenticare Iddio!’) was beresterk, de hoertjes in het tweede bedrijf markeerden de decadente staat van Rome’s machtswellusteling beter dan wat dan ook. Peduzzi’s obsessie met bakstenen muren was ook hier aan de orde maar opnieuw vervuld van een indringende poëzie.
Je houdt het niet voor mogelijk wat sommige kranten hierover allemaal durven te schrijven. Meteen moet je Peter Gelb prijzen voor zijn moed om de zaken een beetje vooruit te helpen. Als Gelbs geldschieters allemaal de broek laten zakken voor Zeffirelli dan wordt dit magnifieke project (de live transmissies) in zijn artistieke ambities weer aanzienlijk gefnuikt door de kortzichtigheid van een reactionaire minderheid.
Volgende week zaterdag kan je in Kinepolis het andere uiterste zien met Zeffirelli’s Aida. Alles wat operaminnend Amerika vorige zaterdag gemist heeft zal daar te zien zijn. Hetgeen ze niet hebben willen zien zal daar afwezig zijn. Geen enkele Amerikaan die dat zal opmerken. Ik overweeg om zaterdag boe te roepen.

dinsdag 13 oktober 2009

Der Rosenkavalier bij Decca


De Salzburgse Rosenkavalier-productie van Herbert Wernicke die begin dit jaar hernomen werd in Baden-Baden en als dvd verscheen bij Decca overtreft mijn hoge verwachtingen. De voornaamste reden: Renée Flemings Marschallin. Ook al produceert ze niet de klankschoonheid van Sena Jurinac of Elisabeth Schwarzkopf, ze identificeert zich zo volkomen met de rol dat ze elke seconde van haar "kostbare" tijd weet te boeien en te ontroeren. En ze weet voortdurend te koketteren met de camera's van Brian Large. Adembenemend!

Parsifal dvd bij Col Legno

Bij Col Legno verscheen een Parsifal dvd opgenomen tijdens de repetities voor het Festival van Erl in 2006.
Als iedereen even goed zijn best doet als Thomas Ghazeli in het hiernavolgende fragment als Amfortas, dan kom ik daar zeker nog op terug.

Tristan und Isolde dvd bij Opus Arte

Christoph Marthalers productie van Tristan und Isolde uit Bayreuth is bij Opus Arte aangekondigd voor release op dvd en blu ray op 1 januari 2010. Hopelijk heeft de camera deze productie een beetje interessanter gemaakt.

Die Meistersinger dvd bij Medici Arts

Bij Medici Arts verscheen een dvd van Otto Schenks oudbakken productie van Die Meistersinger voor de Staatsopera van Wenen. Of ik die voorstelling kan uitzitten betwijfel ik ten zeerste.
De Cast is als volgt : Falk Struckmann (Hans Sachs), Ain Anger (Veit Pogner), Adrian Eröd (Sixtus Beckmesser), Johan Botha (Walther von Stolzing), Michael Schade (David), Ricarda Merbeth (Eva). Verder de Wiener Philharmoniker o.l.v. Christian Thielemann.

dinsdag 6 oktober 2009

Opera in de negentiende eeuw

Het gebeurt niet elke dag dat er iets over Wagner wordt gepubliceerd in ons taalgebied. Bij Uitgeverij Pelckmans verschijnt midden oktober een boek met als titel Opera in de negentiende eeuw. Portret van een dubbelmonarchie, een dubbelbiografie van Giuseppe Verdi en Richard Wagner tegen de achtergrond van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie.
Tussen beiden zijn inderdaad parallellen te trekken. Beiden hebben ze een soundtrack geschreven bij de eenmaking van Italië en van Duitsland. Alleen, de ene werd ervoor geprezen, de andere werd ervoor uitgescholden.
Auteur is Johan Uytterschaut, die in onze kolommen al eerder is opgedoken als voordrachtgever voor het Davidsfonds.
Meer info. Het boek staat op pagina 11

zondag 4 oktober 2009

Vanaf 1 oktober in de slechtere boekhandel

Communicatiewetenschapper Frank Thevissen en Filosoof Johan Sanctorum nodigden een reeks toonaangevende auteurs uit om de Vlaamse media- en journalistieke wereld grondig door te lichten. Het resultaat is een boek boordevol kritische reflecties over wat zich voor en achter de schermen van de zogenaamde vierde macht in Vlaanderen afspeelt. Verrassende analyses en onthullende getuigenissen geven aan hoe commerciële invloeden en politieke druk steeds meer de redactionele toon zetten in ons medialandschap; hoe politiek correct clichédenken en sensatiezucht met elkaar wedijveren; hoe de netwerking tussen journalisten en politici steeds meer elke kritische afstandelijkheid uitsluit; en hoe tenslotte het imperium van de marketeers zijn twijfelachtige kwaliteitsnormen doordrukt in de journalistiek. Een verzameling essays, wars van vooroordelen en taboes, die ogen openen en wenkbrauwen doen fronsen. Een boek dat, hoe kan het anders, niet overal op gejuich zal worden onthaald Eindelijk een verzamelwerk vol mediakritiek. Er zijn veel media en er is veel kritiek, maar in boekvorm is die zelden te vinden. Dat is geen overbodige luxe. Een boek biedt de mogelijkheid om de discussie rustiger en vooral gefundeerd en genuanceerd te voeren. Het zal ongetwijfeld evenveel kritiek opwekken als het formuleert. Hoog tijd dus voor dit noodzakelijke boek. En voor de reacties erop. Prof. dr. Carl Devos (UGent). De modale Vlaming leest getrouw zijn ochtendkrant en stemt dagelijks af op het tv-journaal, maar staat uitermate wantrouwig tegenover de media, zo blijkt uit verschillende enquêtes. Qua publiek aanzien en geloofwaardigheid staan journalisten zo ongeveer gerangschikt tussen de pooiers en de politici. Wat is er aan de hand? Argwaan tegenover pers en journalistiek is een wereldwijd verschijnsel, maar tegelijk ook heel specifiek voor de Vlaamse samenleving, waar het anti-establishmentgevoel zo sterk gist.

Geniet van de bekende soundtrack bij het hilarische filmpje !

De blote billen van Joachim Köhler

Wie zal ik vandaag eens jennen? De Münchense literatuurwetenschapper Joachim Köhler misschien? In 1997 publiceerde Köhler een kwaadwillig werkje met de veelbetekende titel “WAGNERS HITLER. Der Prophet und sein Vollstrecker”. Daarin verdedigt hij de stelling dat het Derde Rijk louter en alleen het resultaat was van Hitlers vermeende missie Wagners ideeën te realiseren. Onjuist en veel te simplistisch, zegt de grote Hitler-biograaf Ian Kershaw.

Köhler is geen onderzoeker en werd vanzelfsprekend niet uitgenodigd op het symposium Richard Wagner und die Juden in Bayreuth (augustus 1998) maar ook niet op het symposium Richard Wagner im Dritten Reich (juli 1999) in Schloss Elmau dat als tegensymposium werd georganiseerd omdat sommigen vonden dat de Wagnerkritiek in Bayreuth te weinig aan bod was gekomen. Kôhlers boekje was toen nog maar net verschenenen en kon in bepaalde kringen op grote belangstelling rekenen. Ondertussen is het zonneklaar dat Köhler door de academische wereld niet ernstig wordt genomen. Die desinteresse hoeft nauwelijks te verwonderen. Zijn methode is onwetenschappelijk, hij verzwijgt alles wat afwijkt van zijn these, hij insinueert, hij volgt Hitlers gedachtegang alsof hij diens geheime agenda kon ontcijferen. Hij verzint allerlei (bijvoorbeeld in Hitlers bunker), hij verdraait uitspraken om ze te laten passen in zijn these. Hij voegt geen feitenmateriaal toe dat nog niet bekend was. Twee uitspraken van Wagner die mij niet bekend waren zijn niet terug te vinden in de verzamelde werken van Wagner (CD-ROM). Köhler verwijst naar de bron voor elk citaat, maar stelt geen vragen bij de authenticiteit daarvan. Een derde van het boek zijn bronverwijzigingen. Zo bezorgd was hij om ernstig genomen te worden. Recensenten klagen over de nauwkeurigheid van zijn voetnoten. Alle citaten die Wagner zouden kunnen vrijspreken van de fatale band ontbreken en verder legt hij verbanden en interpreteert hij het feitenmateriaal. Feiten dienen niet te worden geïnterpreteerd. Slechts één karakteristiek voorbeeld van zijn methode: Köhler zegt dat Hitler geen enkele reden had om antisemiet te zijn als jongeman in Wenen. Dat klopt. En dus concludeert de auteur dat zijn jodenhaat alleen maar van Wagner kon komen: “hij moest de joden wel haten omdat hij de man beminde die de joden haatte.” Zo kan ik er ook wel een paar bedenken! Alle Hitlerbiografen zijn het erover eens dat Hitlers rabiate jodenhaat ontstaat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en wel als gevolg van de vernedering het verdrag van Versailles te moeten aanvaarden.

Twaalf jaar heb ik nodig gehad om mijn weerzin te overwinnen om deze schurftige pennevrucht te lezen. Nergens heb ik bewijzen gevonden voor Köhlers stelling, alleen insinuaties en verdachtmakingen. Dat is erg weinig voor iemand die zich 300 bladzijden lang heeft uitgesloofd.

Over Köhler zegt Udo Bermbach in "Richard Wagner im Dritten Reich": „Dass Hitler in Wagner seinen Vorläufer sah, belegt noch nicht, wie Köhler glauben machen will, dass Hitler mit seinem weltanschaulichen Programm auch im Sinne Wagners politisch gehandelt hat, zumal dann nicht, wenn –wie Köhler konstatiert- immer wieder versichert wird, Hitler habe „das Geheimnis seiner Sendung“ nie preisgegeben, habe den Ursprung seiner „Bayreuther Weltanschauung“ ver-schweigen und deren Konzequenzen verschlüsselt.
Es mag ja sein, das sich Hitler aus seiner Wagner-Lektüre und den Wagnerschen Musikdramen auch Teile seiner Weltanschuung zusammengebraut oder deren Versatzstücke durch selektieve übernahme von Wagnerschen bekenntnisssâtzen untermauert hat – aber was besagt das über Richard Wagners Denken, über dessen Intentionen, seine politischen, gesellscaftlichen und ästhetischen Absischten?“


Uiteraard niets.

Wagners Hitler is een boekje dat, samen met Gottfried Wagners „Wer nicht mit dem Wolf heult“ binnen de kortste keren zal verdwijnen naar de rommelkamer van de geschiedenis.

zaterdag 3 oktober 2009

Richard Evans doet het weer

Alle historici van het Derde Rijk zijn het erover eens dat Adolf Hitlers antisemitisme pas diep, persoonlijk en extreem werd op het einde van de eerste wereldoorlog, of ten laatste tijdens de chaotische dagen van de Münchense revolutie die onmiddellijk daarop volgde. Verder lezend in “Het Derde Rijk. Deel 1.Opkomst” van Richard Evans, stoot ik op de volgende passage: In Mein Kampf beschrijft Hitler dit als ‘de grootste schurkenstreek van de eeuw’, de loochening van al zijn hoop, die al de offers die hij in de oorlog had gebracht, tot een futiliteit maakte. Toen hem het nieuws werd verteld, ‘werd alles mij zwart voor de ogen’, hij wankelde terug naar zijn slaapzaal en huilde. Er is geen reden om eraan te twijfelen dat dit een vreselijk trauma voor hem was. De herinnering aan 1918 zou een centrale rol spelen in al zijn latere gedachten en daden. Hoe had deze ramp zich kunnen voltrekken? Zoekend naar een verklaring, klampte Hitler zich maar al te graag vast aan het zich snel verbreidende verhaal van ‘de dolkstoot in de rug’. De joden die hem toch al met achterdocht en weerzin vervulden, moesten wel de schuldigen zijn, vond hij. Al de prille, warrige ideeën en vooroordelen van Schönerer, Lueger, Wagner en de rest, die hij tot dan toe in zich had opgenomen, vielen nu plotseling prachtig op hun plaats, in een samenhangend, fraai en uitermate paranoïde patroon.

Evans gaat hier zeer onzorgvuldig te werk. Zoals het hier staat lijkt hij immers te suggereren dat Wagner, naast de racisten Georg Ritter von Schönerer, Führer van de Oostenrijkse Alldeutsche en Karl Lueger, burgemeester van Wenen, één van Hitlers politieke mentoren zou zijn geweest. Dat is volkomen onjuist. In de handen van een Wagneronkundige wordt dit fragment gegarandeerd met verkeerde bedoelingen geciteerd. Mogelijk bedoelde Evans het zo niet want in “Het Derde Rijk. Deel II. Dictatuur” begint hij Wagner in zijn relatie tot Hitler uiteindelijk veel juister te plaatsen en bekritiseert hij in feite zijn eigen uitlating van de bovenstaande passage:

Maar alles bij elkaar genomen, kwamen composities als de “Carmina Burana” ondanks de populariteit ervan op de tweede plaats in het muziekpantheon, vergeleken met het werk van de grote componisten uit vroegere tijden, die Hitler het meest bewonderde. De grootste van hen was Wagner. Hitler was al een groot liefhebber van zijn opera’s sinds zijn jeugd in Linz en Wenen voor de Eerste Wereldoorlog. Ze riepen bij hem mythische beelden op van een heldhaftig Germaans verleden. Wagner was ook de auteur van een berucht antisemitisch pamflet, “Das Judentum in der Musik” (1850). Toch is de invloed van de componist op Hitler vaak overdreven. Hitler refereerde nooit aan Wagner als een bron van zijn eigen antisemitisme en er is geen bewijs dat hij ooit één van Wagners pennevruchten las. Hij bewonderde de moedige houding van de componist in tijden van tegenspoed, maar erkende nooit dat hij zijn ideeën aan hem te danken had. Als Wagner werkelijk enige invloed had op de nazi’s, dan was deze minder direct, namelijk via de antisemitische leerstellingen van de coterie die zijn weduwe Cosima na zijn dood rond zich verzameld had, en via de mythische wereld die in zijn opera’s afgeschilderd wordt.

Dat is vrij goed in overeenstemming met het historisch verifieerbare feitenmateriaal waarover wij beschikken. En het sluit zeer goed aan bij de stellingen van Frederic Spotts, wiens boek “The Aesthetics of Power” hij nochtans niet als bron vermeldt. Het Wagneronderzoek en het Hitleronderzoek verloopt doorgaans parallel, hetgeen verklaart waarom zoveel Wagneronkundige historici onjuiste verklaringen afleggen over Wagner. Die worden dan voortdurend door anderen gekopieerd met alle gevolgen vandien. Spotts is de enige onderzoeker die beide materies beheerst en is daarom van bijzonder belang voor onze doelstellingen.

De geestelijke bagage voor zijn noodlottige ideologie haalde Hitler bij de theosofen met hun ongekookte rassenleer, bij de wagnerianen en bij de ariosofen. Dat beweert Michael Hesemann in “Hitlers Religie”, die er geen geheim van maakt hoezeer de gehele nazi-top zich inliet met esoterie en occultisme. Hitler bezat daarover een omvangrijke bibliotheek. Van en over Wagner bezat hij niets, enkel een studie over de rol van het noodlot in Wagners Parsifal. Zoals bekend was Wagner een romantisch componist die de Germaanse mythologie in zijn werk integreerde maar zich verder absoluut niet bezig hield met vormen van occultisme. De nazi-top des te meer. De beul van Auschwitz, Heinrich Himmler, was de meest fanatieke. Met de graalridders voor ogen wilde hij zelfs een zelfstandige ridderorde oprichten binnen de SS. Kenmerkend voor de ideologie van het nationaal-socialisme is een hoge mate van irrationele spiritualiteit, grenzend aan het religieuze en dus bijzonder explosief en gevaarlijk. Naast dit explosieve mengsel van neo-gnostische mystiek waar de gehele nazi-top zich intensief mee bezig hield, verbleekt Wagners spiritualiteit. Overigens was Wagner alleen een zaak van de Führer.
Onder de “wagnerianen” moet hier worden verstaan : de kring rond Von Wolzogen en de Bayreuther Blätter, Cosima Wagner, Houston Stewart Chamberlain en diens grote fan Dietrich Eckart, van wie Hitler zelf verklaarde dat het zijn ideologische mentor was. De verantwoordelijkheid van Chamberlain is in deze verpletterend. De hele machtselite van de nazi’s kende zijn “Grundlagen” en was er sterk door beïnvloed. Zonder de figuur van Chamberlain zou het veel makkelijker zijn om Wagners morele schuld duidelijk af te bakenen. Wat zou Wagner van diens “Grundlagen” hebben gevonden? Dat zullen wij nooit weten. Wat wij wel weten is dat hij het biologisch racisme van Gobineau verwerpt en dat hij Bernhard Försters »Massenpetition gegen das Überhandnehmen des Judentums« niet ondertekent. Beide wijzen in de richting van een afwijzing van Chamberlain.

Tot slot een uitspraak van Wagner die nooit wordt geciteerd. In “Erkenne dich selbst” (1881) schrijft hij : “Eines Tages werde man mit den Juden leben können, denn im Grunde seien sie doch »die allervornehmsten”. Merkwaardige taal voor een racist!

donderdag 1 oktober 2009

Der Kaufmann von München

Maandenlang werd hij gepamperd door de Duitse pers. Het kon niet anders of Jonas Kaufmann zou tot zanger van het jaar worden gekroond. And not only for his pretty face!

Opernwelt drukt erop dat die veel geroemde Lohengrin uit München van deze zomer veel beter was dan datgene wat hij op de plaat presteert. Dat hoor ik graag want van zijn cd's ben ik niet echt onder de indruk en zijn doortocht in De Munt destijds met Le Roi Arthus heb ik gemist. Anja Harteros die dezelfde productie deelde als Elsa is zangeres van het jaar.

Stefan Herheim werd voor de tweede maal tot regisseur van het jaar verkozen en dat voornamelijk op basis van de voorstelling van het jaar: Parsifal in Bayreuth.

Calixto Bieito waagt zich aan Parsifal

De omstreden Catalaanse regisseur Calixto Bieito, voor wie bloed, sex en geweld de de facto bestanddelen zijn van elk van zijn ensceneringen, viert zijn Wagnerdebuut in Stuttgart met Parsifal.
Stephen Milling, één van mijn favoriete bassen van dit moment, zingt Gurnemanz. Andrew Richards, een andere rijzende ster onder de tenoren, gepokt en gemazeld in het Italiaanse vak, zingt zijn debuut als Parsifal. U kan hem hieronder aan het werk horen als een behoorlijk indrukwekkende Werther. Voor Christiane Iven zal Kundry wellicht iets te hoog gegrepen zijn. Toch nog genoeg uitdagingen dus om deze productie in mijn agenda op te nemen.



Naar de opera van Stuttgart