donderdag 26 mei 2011

Decca releast Tannhäuser op dvd

Wist u dat Tannhäuser gehuwd was met Elisabeth en met haar een zoontje heeft? Neen? Dan heeft u Kasper Holtens Tannhäuser blijkbaar nog niet gezien. Die stond einde 2009 op de planken in Kopenhagen. Holtens Tannhäuser gaat over de spanning tussen een kunstenaarscarrière (een kunstenaar wiens dromen door Venus worden bevolkt) en het leven met een vrouw en een gezin. Interessant toch ?
Maar net zoals de Holten-Ring is deze productie grotendeels onopgemerkt gebleven in de pers. Echter toen de dvd's van de Holten-Ring verschenen bleek het om één van de spannendste en meest doordachte Ringen te gaan van de laatste 20 jaar.

Zal Holten opnieuw weten te verrassen? Het antwoord volgt na 6 juli wanneer de dvd verschijnt bij Decca.
In de cast vinden we : Stig Andersen, Tina Kiberg, Susanne Resmark, Tomi Hakala en Stephen Milling.

P.S. Kasper Holten zou een nieuwe film gemaakt hebben over Don Giovanni, gezongen in het Engels en met een fenomenaal scenario, zo vernemen we uit de mond van Peter de Caluwe in De Morgen.

Pre-order bij Amazon FR

woensdag 25 mei 2011

Die Walküre in Kinepolis (3)


Omdat ik het vorige week te druk had met vakantie nemen wil ik nog even terugkomen op Die Walküre. Het is moeilijk te beoordelen of de technische storingen die de voorstelling in Kinepolis Gent ondermijnden aan de instabiliteit van de satellietverbinding lagen dan wel aan de slordigheden van het locale technische personeel. Wat wel zeker lijkt is dat het om een geïsoleerd geval gaat. Zelf zag ik de voorstelling in Nîmes en daar heb ik behalve een zeer korte microcoupure tijdens de Feuerzauber nergens van te klagen gehad : het beeld was magnifiek en door de aard van de belichting steeds bijzonder scherp. De balans tussen solisten en orkest was uitstekend, het geluidsniveau perfect. Van ruis heb ik niets gemerkt. Technische onvolkomenheden als deze zijn echt niet de regel en het is jammer dat op die manier afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van de live transmissies die tenslotte niets minder zijn dan een technisch huzarenstukje.

De technische aspecten van de voorstelling hebben mij in geen enkel opzicht gehinderd om de artistieke merites van de productie te waarderen. Zowat alle kranten hadden hun redenen gehad om de premièrevoorstelling van saaiheid te betichten maar daarvan viel in de cinema nu eens lekker niets te merken. Het leek wel of de journalisten een andere voorstelling hadden gezien. Hoe valt dit te verklaren ? Wel, heel eenvoudig. Moest er nog een bewijs geleverd worden dat gefilmde opera veel beter kan overkomen in de cinema dan in het theater zelf, dan is dat bij deze nog maar eens gebeurd. Natuurlijk had de Canadese wizzard zijn acteurs weer eens aan zichzelf overgelaten en was de productie ondanks zijn veelbesproken "Machine" in feite niet verschillend van datgene wat reeds 150 jaar tot de geplogenheden van de Met behoort. In technologisch opzicht was "The Machine" grotendeels inert, zij stoorde de bewegingsvrijheid van de solisten eigenlijk nooit en herleidde zich in feite tot een bijzonder duur canvas voor de projectie van videobeelden. Die waren op het naïeve af maar altijd gepast en zelfs bloedmooi zijn zoals in de finale. Als de solisten dan op zo'n olympisch niveau staan te presteren met een camera in de buurt die elke nuance genadeloos registreert dan ontstaat vanzelf een dwingende dramaturgie, die de cinemabezoeker besluipt en naar de keel grijpt maar die grotendeels onzichtbaar blijft voor de argeloze theaterbezoeker die, gekluisterd aan zijn theaterzetel , genoegen moet nemen met zijn unieke "camerastandpunt". Op zo'n moment is het goed te beseffen dat de toekomst van opera zich gedeeltelijk in de cinema zal afspelen en dat die toekomst 3D zal zijn.

Dat Jonas Kaufmann zijn debuut als Siegmund niet zou missen zal wel niemand hebben verbaasd. Door zijn baritonale timbre zit de partij hem als gegoten en ik kijk nu al uit naar zijn Tristan. Van het onaangename, kelige geluid dat hij bij hoger liggende partijen soms produceert viel nauwelijks iets te merken. Ontwapenend was het zelfvertrouwen waarmee hij de partij te lijf ging, alsof hij ze al 10 jaar achter de kiezen heeft en de Wälse-roepen waren meer dan OK. Eva-Maria Westbroek presteerde op haar gekende hoge niveau, als gevolg van haar succesvol debuterende collega misschien zelfs een tikkeltje hoger dan ooit. Was Hans Peter König iets te flets als personage, vocaal presteerde hij voortreffelijk.

Zonder twijfel kwam de grootste verrassing van Bryn Terfel. Wat is die man gegroeid in het Wagner vak! Terfel smeet zich in de Walküre-Wotan met een van hem nog nooit geziene overgave. Dat resulteerde in een erg zinnelijke voordracht. Niet zelden ontwikkelde hij een spannend rubato en de monoloog, de lakmoesproef voor elke Walküre-Wotan, was grandioos van nuancering en dynamiek. Kortom, een prestatie die haar plaats zal opeisen in de interpretatiegeschiedenis van de laatste 50 jaar . Eat your heart out, Bayreuth! Een Walküre-Wotan op dat niveau is sinds John Tomlinson in Bayreuth niet meer te horen geweest. In zijn aan de kitsch grenzende borstkuras zag hij er bovendien fantastisch uit, in elk frame van elke close-up.

Stephany Blythe kon de hele scala aan emoties van Fricka's innerlijke wereld afwerken zonder één millimeter te bewegen. Deborah Voigt leverde de zwakste prestatie af, haar vibrato was niet steeds even fraai, haar dictie te benaderend. Vooral wist ze onvoldoende blijf met haar personage. Laat dat nu net iets zijn waar ze nog kan in groeien.

Mogen wij dit document op blu ray verwachten a.u.b. ?

dinsdag 24 mei 2011

Bayreuth lectures 2011

De Wagner Society of New York houdt haar jaarlijkse lezingen in Bayreuth deze zomer in het Arvena Kongress Hotel telkens. Lector John J.H. Muller is sinds 30 jaar lid van The Juilliard School music history faculty.
De lezingen gaan door op volgende data, telkens om 10u30 :
24 Augustus : Die Meistersinger
25 Augustus : Tannhäuser
26 Augustus : Lohengrin
27 Augustus : Parsifal
28 Augustus : Tristan und Isolde

Die Meistersinger von Nürnberg in Glyndebourne


Met "Die Meistersinger von Nürnberg" heeft Glyndebourne zich aan haar meest ambitieuze productie gewaagd uit haar geschiedenis. Het is geen onverdeeld artistiek succes geworden, althans dat is de teneur in de eerste perscommentaren. Glyndebourne heeft zelfs de casting niet goed onder de knie gekregen : voor de solisten is er enkel lof voor Gerald Finley als Sachs, Johannes Martin Kränzle als Beckmesser en Michaela Selinger als Magdalena.

David McVicar plaatst het werk in het post-napoleontische Duitsland van het begin van de 19e eeuw, de vroegromantische era van Goethe en Schiller, de tijd waarin Wagner werd geboren en die aan de basis ligt van zijn geestelijke ontwikkeling.

"If commercially it was a preordained success, artistically it barely registered. In 35 years’ acquaintance with Meistersinger, this was by far the slowest, dullest, most insipid I have seen", schrijft The Financial Times. "Did McVicar direct this idea-free Meistersinger in his sleep? There is not the slightest attempt to probe beneath Wagner’s deceptively benign surface. (..). The show is so inoffensive as to be tasteless."

Bloomberg: "David McVicar’s production is handsome, slickly stage managed, and full of fascinating details that illuminate the relationships between characters. On the downside, it feels a tad safe and decorative. (..) Finley’s vocal triumph is matched by Johannes Martin Kranzle as his comical nemesis Beckmesser. "

Soms is David McVicar's regie erg origineel, bekent Barry Millington in de London Evening Standard maar "too often it's routine". "Interviewed in advance of the opening, McVicar acknowledged the clear anti-semitic undertow of the work but his promise to subvert its message was not kept. Beckmesser (excellently played and sung by Johannes Martin Kränzle) remains onstage, sobbing, after his humiliation at the song contest, thereby attracting some sympathy, while a mood of non-triumphal bonhomie is suggested by the Masters linking arms in a kind of Bavarian Auld Lang Syne. But a bit of circus juggling and a knees-up hardly constitute a radical reappraisal of the work. German directors have been tackling the difficult issues raised by Meistersinger for three decades now; for some reason British directors won't bite the bullet."
(..) Gerald Finley, in his role début as Hans Sachs, marshals his vocal resources to perfection, with a text-responsive line and beauty of tone.

Heelwat positiever klinkt The Independent: "Some might call David McVicar’s first Glyndebourne staging “traditional” but that’s something of a dirty word in opera nowadays and to imply dullness rather than due diligence would never do. McVicar is better than that and when, as here, he is the soul of discretion there is a very good reason for it. "
"Wagner’s entire score is songful, pouring forth benevolent counterpoint from prelude to final chorus. And perhaps the greatest joy of this evening was in hearing Vladimir Jurowski and the London Philharmonic Orchestra weaving so rich and detailed a narrative. The playing was at times extraordinarily beautiful with solo oboe and clarinet distilling and elevating so many special moments. "
"It was also a significant night for Gerald Finley whose Hans Sachs could well prove to be the pinnacle of his career. I had thought him unlikely casting but the beauty and intelligence of his singing, the clarity of his words and toughness and charisma of his persona dominated the stage. He was also for once credibly attractive to Eva (Anna Gabler) and the perfect counterpart to Johannes Martin Kränzle’s brilliant and believable Beckmesser."

The Guardian meent Giacomo Meyerbeer te herkennen in de figuur van Beckmesser. Toch lijkt McVicar van de finale geen antisemitisch tractaat te maken: "Holy German art, as the staging reminds us, embraces Dürer, Bach, Goethe and Schiller. But during his final paean, Sachs also indicates that the Beckmessers and, by implication, the Meyerbeers of this world, also have their rightful place in any list of "masters". His gesture goes unheeded by the crowd, and a chill creeps into the final scenes of jubilation.
(..) Finley, silencing concerns that the role would defeat him, is extraordinary both vocally and dramatically. There are no problems here with slips in intonation or a lack of lustre in his tone that marred some of his work last year. Few interpreters, meanwhile, have registered quite so vividly Sachs's intense feelings for his late wife, or the emotional pain involved in his realisation that a relationship with Anna Gabler's Eva could only result in disaster for them both. (..) Kränzle - prissy, funny, and heartbreaking at the end - is very much Finley's equal in subtlety."

De Frankfurter Algemeine Zeitung vindt de productie eerder braaf :
"Im kanadischen Bariton Gerard Finley, der mit dieser strapaziösesten aller Rollen erstmals eine Wagner-Oper in Angriff nimmt, hat Glyndebourne einen nuancierten und klar artikulierenden Hans Sachs, der den Anforderungen durchaus gewachsen ist, was ihm das begeisterte Publikum mit einer stehenden Ovation bescheinigte.
(..)Den musikalischen Höhepunkt bietet Johannes Martin Kränzles wunderbar agiler, pingelig-süffisanter Beckmesser, ganz in Schwarz aufgemacht wie ein Kinderfänger. Grandios auch der Chor und der strahlende Orchesterklang, trotz Vladimir Jurowskis überraschend uninspirierter Leitung. "
De FAZ besluit : "Mit einer Fülle von glanzvollen Inszenierungen des Opernrepertoires hat Glyndebourne in den letzten Jahren frische Interpretationen gewagt, die ganz im Sinne von Hans Sachs eine auf den Säulen der Tradition ruhende Erneuerung darstellten. Ausgerechnet bei den „Meistersingern“ ist dies nicht gelungen."

De laatste voorstelling van "Die Meistersinger von Nürnberg" zal te zien zijn via live streaming op guardian.co.uk en glyndebourne.com op 26 juni vanaf 13u40. Gratis uiteraard.

Laten we deze voorstelling maar eens afwachten. Nicholas Hytners "Cosi fan tutte" werd ook erg lauw onthaald in de pers. Op dvd bleek het achteraf een klein juweel!

maandag 23 mei 2011

Alain Badiou : Cinq leçons sur le cas Wagner / Five lessons on Wagner



Van Freddy Mortier ontving ik volgende bespreking van het Wagnerboek van Alain Badiou :

Alain Badiou is niet de eerste de beste. Hij doceert sinds 1999 filosofie aan de Ecole Normale Supérieure (ENS) te Parijs, en heeft een indrukwekkend en omvangrijk oeuvre bij elkaar geschreven, dat behalve fundamentele filosofie ook een heleboel politieke traktaten omvat. Als zoon van de burgemeester van Toulouse bezocht hij Bayreuth vanaf 1952, toen Wieland Wagner er zijn revolutionaire ensceneringen bracht. De passie van Badiou voor Wagner is sindsdien gebleven. Eind 2010 heeft de ondertussen 73-jarige filosoof eindelijk een boek gepubliceerd over Wagner. Het is tezelfdertijd uitgebracht in het Frans (onder de titel Cinq leçons sur le ‘cas’ Wagner, uitgegeven bij Nous) en in het Engels (onder de titel Five lessons on Wagner, uitgegeven bij Verso). De Franse versie meldt dat de tekst vertaald is uit het Engels en de Engelse stelt dat de tekst vertaald is uit het Frans. De twee verhalen blijken te kloppen. De Engelse versie is namelijk gebaseerd op notities van Badiou in het Frans en is dan terugvertaald naar het Frans. Onbelangrijk is dit niet. De Franse tekst heeft namelijk een helderheid, en vooral een natuurlijkheid, die de Engelse mist. Ik heb mij blauw geërgerd aan het gekunstelde Engels, dat op zich wel correct is, maar Franse uitdrukkingen en stijlelementen al te vaak letterlijk probeert te benaderen, waardoor de ene tekst geen “vertaling” is van de andere, maar een geweldpleging erop (vergelijk ”What I would like to try to do now is represent the defence in this new trial of Wagner” met “Je vais donc entreprendre de me faire l’avocat de la défence dans un nouveau procès intenté à Wagner”). Toch heeft de Engelse versie iets belangrijks voor op de Franse: zij bevat een ronduit schitterend nawoord van Slavoj Zizek. Ook Zizek, een tijdlang de collega van Badiou aan de ENS is namelijk een verwoed Wagner-liefhebber, zodat de Engelse versie het spektakel geeft van twee onfatsoenlijk extreem linkse denkers – hardleerse communisten zelfs - die de verdediging van de meester opnemen tegen het anti-wagnervulgaat, dat zich overigens over het hele politieke spectrum heen uitstrekt (Badiou herinnert gepast aan het anti-wagneriaanse van Heidegger, die “gewone” nazi, zoals Ernst Nolte hem verontschuldigend betitelde).

De lessen één tot vier van Badiou hebben een grote interne coherentie: zij beantwoorden de fundamentele esthetische vragen in verband met Wagner die door Nietzsche, Adorno en Lacoue-Labarthe zijn opgeworpen. De vijfde les gaat over de betekenis van Parsifal en staat een beetje apart. Ik vind dit ook een minder interessante bijdrage, die een gissing toevoegt aan de vele die er al zijn.
Het uitgangspunt van Badiou’s reflecties in de vier kernessays is het Wagnerbeeld dat Lacoue-Labarthe schetst in zijn Musica Ficta: figures de Wagner van 1991, een boek dat al even fascinerend is als Adorno’s Versuch über Wagner. Lacou-Labarthe vond Adorno namelijk nog te véél gebiologeerd door het gevaarlijke in Wagner. Musica Ficta verscheen na de ensceneringen van Wieland Wagner en Patrice Chéreau, die de nationalistische mythe in Richard Wagner omzetten in een universalistisch mytheem. De ware en essentiële Wagner werd daardoor gemaskeerd, meent Lacoue-Labarthe. Wagner is namelijk een hoogtepunt in de esthetisering van de politiek. De “grote kunst” die hij bracht, zijn esthetiek van het sublieme, is tegelijk nationalistische mythologie: intrinsiek gevaarlijk, reactionair en zelfs crimineel. Hij is de stichter van de eerste massakunst. De effectzoekerij waarvan Nietzsche Wagner al betichtte is niet alleen uitgelopen op Hollywoodmuziek, maar vindt men vandaag terug in de omnipresentie van muziek in het leven van jongeren (muziek die via de iPod overal en dus nergens is). Die musicolatrie tegengaan kan alleen als men weggaat van de grote kunst, in de richting van bescheidenheid.

Het boek van Badiou is, tegen Lacoue-Labarthe in, één lang pleidooi voor het behoud van een “grote kunst”, waarbij hij probeert aan te tonen dat wat men voor “gevaarlijk” houdt in Wagner, wel aanwezig is in diens kunst, maar niet essentieel.
De “gevaarlijke” elementen in Wagner liggen in de lijn van wat we al kennen uit Nietzsche en Adorno. Zo zou Wagner aan nationalistische mythevorming doen en aan effectjagerij door technologisering van de muziek en geluidsversterking. Het Gesamtkunstwerk zou zich ook schuldig maken aan totalisering van de kunsten en door de instelling van de “oneindige melodie” bijdragen tot een unificatie die muzikaal verarmend is, doordat zij de effectiviteit van de muzikale parameters eigenlijk afschaft.
De argumentatielijn van Badiou hiertegen is dat die verwijten wel kloppen met wat Wagner over zijn eigen werk dacht, maar niet met wat hij in werkelijkheid deed. Kortom: er zit iets in wat Lacoue-Labarthe zegt, maar het berust op de Selbstverständnis van Wagner en die correspondeert niet aan de realiteit.

In de derde les ontwikkelt Badiou die kritieken van Lacoue-Labarthe verder door er die van Nietzsche, Heidegger, Adorno, Mallarmé en Baudelaire aan toe te voegen. Het tweede punt, de rol van technologie, wordt gecompleteerd met het verwijt van Nietzsche dat Wagners muziek in haar diepste structuur eigenlijk theater is, het werk van een tovenaar die op het gemoed van mensen speelt en hen meesleept in verhalen waarvan de uitkomst al van tevoren vast staat. Hij maakt een grote show van de afwezigheid van de duif, verwoordt Badiou het met een verwijzing naar Lohengrin en Parsifal, om die aan het eind, tot grote opluchting van het uitgeputte en geënerveerde publiek, toch nog uit zijn hoed te toveren. Bij Adorno werd dit het verwijt dat Wagner alleen geïnteresseerd is in de geste: de muziek staat in dienst van het drama en het effect, waardoor de diepe eenheid van zijn muziek buitenmuzikaal is, en dus helemaal niet muzikaal. De muziek versterkt het beeld en het woord, maar kent geen eigen ontwikkeling.

Die opvatting over Wagner vindt men, terzijde, bij heel wat mensen, zelfs bij grote Wagner-dirigenten zoals Wilhelm Furtwängler, die meende dat Wagner puur muzikale vorm zoveel mogelijk vermeed en dat zijn motieven hun diepe betekenis ontlenen aan de dramatische handeling. Die muziekvreemde logica zou zich vertalen in specifieke muzikale technieken en vormen, zoals het uitstellen van de finale, de afwezigheid van écht wachten en twijfelen in Wagner, de afwezigheid van écht lijden (want de verlossing staat steeds reeds voor de deur), en de uiteindelijke resolutie van alle chromatiek in klassieke diatonische akkoorden (zoals in Tristan waar al die dissonantie gewoon leidt naar de oplossing van alle spanning, of in Parsifal waar de pas tot koning verheven zuivere kenner van de waarheid aan het eind verdrinkt in muzikaal suikerwater, of nog: het einde van de Ring, waar die zogenaamde verlossing door de liefde wordt gedragen door een sentimenteel motief dat maar één keer eerder te horen was in de hele cyclus en waarvan de betekenis dus in volledig in het maximale effect lijkt op te gaan).

Al die protocinema staat bovendien in dienst van een nationalistische en racistische ideologie, die kan omschreven worden als protofascistisch. Dat is uiteindelijk de waarheid achter de keuze voor de mythe (het eerste punt van Lacoue-Labarthe): de constructie van de eenheid van het Duitse volk door het echt Duitse muziek te geven. De lessen één tot en met drie construeren het negatieve Wagnerbeeld met groot geduld en leggen het uiteen in tal van ramificaties.

Het tweede essay is heel stevig wijsgerig werk. Badiou neemt er Adorno’s Negative Dialektik (1966), waarin nauwelijks over muziek gesproken wordt, om de grondslagen te vinden van de kritieken op Wagner neergeschreven in Versuch über Wagner (1952). In Negative Dialektik ziet Adorno de Auschwitz-ervaring als de uitkomst van het verlichtingsrationalisme, dat zijn hoogste vorm bereikte in het Duitse idealisme, bij Kant en Hegel. Dat idealisme heeft twee zijden: de positieve of totaliserende (de opheffing van verschil en tegenstelling in grotere gehelen) die uiteindelijk berust op het identiteitsbeginsel; en de negatieve of kritische, die de grenzen van de totalisering weergeeft (Kant) of die de diversiteit, het anders-zijn, en het verschil tot zijn recht laat komen. Auschwitz – een metafoor die uiteraard niet alleen naar het vernietigingskamp Birkenau verwijst - is de triomf van het identiteitsbeginsel, van de positieve dialectiek, van het universalisme, en dus van de strijd tegen het authentieke, niet-reduceerbare verschil en het anders-zijn. Adorno wil die negatieve dialectiek weer haar volle gewicht geven: de grenzen van de totalisering en het universalisme moeten worden gedacht. Zingen na Auschwitz moet dus een heel ander soort zingen worden dan dat ervoor.

Adorno – die tegelijk componist, muzikant en musicoloog – zag in Wagner de totalisator, de verzoener, en dus de identiteitsprofeet, die alle verschil verdronk in de waarheid en de tirannie van het grote geheel: het Gesamtkunstwerk, de muziek van de toekomst neemt in de muziekgeschiedenis dus – extrapoleert Badiou - de plaats in van Hegels’ filosofie in de filosofiegeschiedenis. Het is een eind- en hoogtepunt. Bij beiden is het echte verschil verdronken in een absoluut iets (het absolute weten bij Hegel en het absolute drama bij Wagner). Badiou leidt uit Adorno af wat muziek zou kunnen betekenen die het verschil wel respecteert en die dus niet zou berusten op een unifiërende muzikale taal, op structuren die (zoals de sonatevorm of de symfonie) de verschillen onderdompelen in de dwang van een formele totaliteit. Wat nodig is om negatief-dialectische muziek te maken, is een informele structuur, een structuur met open eindes en onherleidbaar vreemd-zijn. Er moet fragmentatie in de muziek zitten. Hetzelfde geldt voor wat er “uitgebeeld” wordt. Er moet echt lijden in zitten en niet alleen lijden dat uitloopt op verlossing; echt wachten in plaats van wachten dat uitloopt op de komst van Isolde-die-altijd-al-zou-aankomen.

In de vierde les – de langste – geeft Badiou de voorbeelden waaruit moet blijken dat er een Wagner is die wel degelijk ontsnapt aan de bezwaren die die reeks critici hebben geformuleerd. Hij geeft toe dat de bezwaren ook correct zijn, maar relatief aan de constructie van een beeld van Wagner (dat behalve uit de programmatische teksten van Wagner zelf, ook is afgeleid uit de wijsgerige tenets van Nietzsche, Adorno, Heidegger, Lacoue-Labarthe, enzovoort). Het is een heel mooi hoofdstuk, zonder enige musicologische techniciteit, dat toch beantwoordt aan de bevindingen van min of meer recent musicologisch onderzoek (Sandra Corse, Deryk Cooke, Robert Bailey, Patrick McCreless, en sindsdien vele anderen). Dat onderzoek heeft het beeld van de potpourri van losse Leitmotiven grondig omver gehaald en zowel de aanwezigheid van grote vaak symfonische structuren aangetoond in Wagners werken, als de enorme flexibiliteit van de Grundthemen en hun bij nader toezien vaak opzienbarende want nauwelijks hoorbare verwantschap.

In dit hoofdstuk toont Badiou aan dat Wagner wel degelijk vormen construeert die niet gebaseerd zijn op de idee van de unificatie, dat zijn vormen de elementen van hun eigen desintegratie bevatten, dat Wagner werken niet uitlopen op oplossing, voltooiing, sluiting en culminatie, en dat zijn muziek haar eigen anders-zijn wel degelijk presenteert en confronteert. De observaties van Badiou in dit essay zijn scherp en penetrant. Aan de hand van voorbeelden uit Lohengrin, Tannhäuser, de Ring, Tristan, Meistersinger toont hij aan dat er bij Wagner wel plaats is voor echt verschil en gaten in de structuur, net als voor echt lijden en wachten en voor de-totalisering en afbouw van het Gesamtkunstwerk in de richting van “pure” muziek. Ik meen dat dit beeld klopt met wat de meer recente Wagner-Forschung heeft blootgelegd. Interessant is dat Badiou bij zijn analyses niet alleen de tekst betrekt, maar ook de muziek en de ensceneringsgeschiedenis van Wagner, die hij behandelt als een reservoir waaruit de-totaliserende betekenissen kunnen worden geput.

Hoewel hij zo argumenteert dat Wagner ontsnapt aan de bezwaren van Adorno (etcetera) tegen de grote, nationalistische, ideologische kunst, betoogt hij tevens dat Wagner een ander soort “grote” kunst voorafspiegelt. Typisch voor de kleine kunst is namelijk dat zij de verschillen tussen poëzie en proza vervaagt, tussen vaste vormen en vluchtige performances, de narratieve totalisering van de roman verwerpt, alleen informele, atonale, athematische (etc.) muziek aanvaardt. Wagner gaat tegen die eenzijdigheden in en heft die tegelijk ook op. Badiou besteedt heel weinig bladzijden (een drietal) aan wat die nieuwe grote kunst zou kunnen zijn waarvan hij meent dat wij die nodig hebben. Zeker is dat hij op de achtergrond aangeeft dat Wagner een model is voor een grote kunst die ontsnapt aan de “positiviteit” waarvan men Wagner steeds heeft beschuldigd – een authentieke synthese van positieve en negatieve dialectiek, een model van bescheiden grandeur en van gelukkig mislukte totalisering.

Ik kan dit niet besluiten zonder iets te zeggen over het nawoord van Zizek. Het is, zoals al aangekondigd, schitterend, maar het heeft niets speciaals te maken met het boek van Badiou en het heeft ook geen eigen coherentie over de hele tekst heen. De opeenvolging van de thema’s is associatief, voor zover ik dat kan uitmaken. Maar Zizek is er toch in geslaagd een hele reeks parels aaneen te rijgen die elk afzonderlijk een grondig onderzoek met de loep verdienen, ook al is de conclusie meestal dat de auteur gewoon een briljant spel speelt en soms dat hij erin slaagt om clichés te vermommen als originele vondsten (zoals zijn opmerking dat in “romantische” opera de muziek liegt over de banaliteit uitgedrukt in de actie, waardoor “ik verlaat je” muzikaal gesublimeerd wordt, terwijl in Cosi fan Tutte de muziek de waarheid achter het dramatisch gebeuren uitdrukt. Dat is gewoon zeggen dat romantiek romantisch is, maar Zizek weet dat wel te doen als ging het om een diep inzicht.) Wie wil weten waarom de Ring een christelijk, ja een paulinisch drama is, met als eindpunt de geboorte van de Heilige Geest, moet het nawoord beslist ook lezen. En zeker ook wie gewoon eens mateloos plezier wil beleven aan briljante vondsten die dwars tegen de gevestigde meningen ingaan en meteen ook de ogen openen (al is meestal onduidelijk wat er dan wel te zien valt).

Alain Badiou:
CINQ LECONS SUR LE CAS WAGNER
Te Koop bij Amazon FR

FIVE LESSONS ON WAGNER
Te Koop bij Amazon UK

maandag 16 mei 2011

Die Walküre in Kinepolis (2)

Van Johan Vereertbrugge ontving ik volgende recensie:

"Ik vertrok met eerder lage verwachtingen, zeker na de negatieve commentaren in de pers. Achteraf was ik evenwel blij dat ik deze Walküre heb gezien. Wat een schitterend technologisch hoogstandje, om dit alles Live in HD wereldwijd uit te zenden.

Placido Domingo gaf live commentaar - soms ongewild grappig met zijn spaans-duitse uitspraak - en de rechtstreekse interviews met de zangers maakten het een erg directe ervaring. Het documentaire stukje over de leitmotieven bij de blazers mocht er ook zijn.

Dus ... de regie van Lepage, met gebruik van "de veelbesproken "Machine" is in het theater van de Metropolitan Opera eerder saai overgekomen volgens vele media. Maar in de cinema, met een treffende beeldregie - close-ups, bird-views, full-scenes - kwam het meer tot leven dan verwacht.

Ook wordt Lepage -terecht - aangewreven dat hij nauwelijks aan personen-regie doet : maar misschien heeft de cast van wereld-zangers niet zo veel regie nodig en weten deze zangers wel hoe ze dit op scène moeten zetten ?

De kostuums en de attributen - tja, schilden, zwaarden en harnassen - blijven me wel storen en zijn soms ronduit lelijk.

De video-beelden die geprojecteerd werden op de Machine moesten soms een woud voorstellen, dan weer een berg of Hundings woonst.

Het geluid - soms toch wat aan de luide kant - maakte een erg directe ervaring mogelijk, ook al heeft het een onvermijdelijke hardheid in de klank.

Een aantal scenes waren in staat om meeslepend te werken :

In Acte I natuurlijk het sterke duo van Siegmund en Sieglinde met Kaufmann en Westbroeck. De cinema-regie maakte het ontluiken van hun verboden liefde mooi zichtbaar in kleine details. De regie-vondsten waren niet opzienbarend, maar het geheel werkte wel.

In Acte II viel de "ronde" Fricka mee : vanuit haar ram-gehoornde troon verwachtte ik een eerder statische regie (zoals die van Fura dels Baus, waarbij de goden op kranen verplaatst worden). Maar de doorleefde voordracht van deze Fricka bracht een sterke en aangrijpend vervolg teweeg van de gekwelde god Wotan.

De geroemde "Wotan-monoloog" was de moeite waard, vooral door het engagement van Bryn Terfel, want het virtuele reuze-oog, wat illustreerde wat hij opbiechtte, bracht niet zo veel bij : enkele treffende beelden, maar verder deed het niet ter zake : had Lepage hier schrik dat het zonder deze opsmuk saai zou worden ?

Op een vroeger moment had hij ook al een soort schaduwspel gebruikt om het verhaal van Siegmond en Wölfe bij te kleuren, maar dit kon me evenmin bekoren.

De "Todes-verkündigung" is zoals steeds een aangrijpend moment in Die Walküre en dit was goed gedaan, zonder meer. Het duel was goed en hier werd op het gevoel gespeeld door Siegmund haast in de armen van Wotan te laten sterven.

In Acte III wekte de Walküren-rit een spontaan applaus op van de zaal. Onze onverschrokken halfgodinnen "bereden" de Machine, maar deze bewoog toch vrij traag en bleef iets statisch hebben. Toch een goede vondst om de Machine op deze manier te gebruiken. Het effect taande wel wat en bereikte niet echt een climax.

En dan nog het slot : wat te denken van een Brünnhilde die ondersteboven op de rots hangt ? De manier waarop Wotan zijn geliefde dochter doet inslapen en waarop hij haar naar de rots brengt kon mij niet bekoren : hij sleept haar als het ware voort met behulp van twee speren ... dit moment, wat in Wagners muziek zo gloedvol wordt verbeeld, miste gewoon veel tederheid en warmte.

De zangprestaties : schitterend ! zo mooi .... met een licht voorbehoud voor Deborah Voigt, wiens timbre en uitspraak af en toe storend waren, vooral in het begin. Ze miste ook nogal wat juistheid in de tekst-vordracht en in haar mimiek. Bryn Terfel kon het waarmaken als Wotan.

Het orkest presteerde over het algemeen goed, met enkele licht valse noten in de blazers op cruciale momenten : één keer was het zwaard-motief ronduit vals en tijdens de Todes-verkündigung was het een paar keer op het randje. Het Hunding-motief werd dan weer glansrijk geblazen : chapeau !

In Acte I nam James Levine zeker tijd genoeg, dit sleepte toch wel wat.

Tijdens Wotans Abschied hoorde ik de kijker naast me luidop snikken, zo aangegrepen was hij. Misschien een bewijs dat deze Walküre - natuurlijk geholpen door Wagners glorieuze partiuur - meeslepend was.
Al bij al een memorabele uitvoering, die in zijn directheid en in zijn zang-prestaties misschien wel de recente productie van Milaan overtrof.

zondag 15 mei 2011

Die Walküre in Kinepolis (1)



Van Bruno Van Mieghem ontving ik volgende recensie van de live transmissie van "Die Walküre" zoals die vorige zaterdag te zien was in Kinepolis.

Omdat ik zelf momenteel op verlof ben in Zuid-Frankrijk maar de familie Bert in Nîmes ook een Kinepolis uitbaat heb ik de voorstelling zaterdag toch kunnen meemaken. Misschien hebt u de voorstelling gerateerd omdat u zich hebt laten afschrikken door de persberichten van de première. In dat geval zou ik u aanraden om de reprise morgen maandag te gaan bekijken want het is echt de moeite waard. Misschien was dit in het theater een saaie avond, in de cinema was het dat geenszins. Vocaal was dit écht topniveau. De grootste verrassing kwam dan nog wel van de Wotan van Bryn Terfel, één van de grootste Wotans van de laatste 50 jaar! Ik kom daar later nog op terug.

EEN DIEPMENSELIJKE GEVOELSTRAGEDIE

Een diepmenselijke belevenis van de gevoelswereld van alle protagonisten staat op het voortouw van de Walküre van Lepage's MET voorstelling op grootscherm in de reeks "Opera in de Cinema"!

Een 40 min uitstel van het begin van de voorstelling bezorgde me een klein hartje, toch geen afzegging zeker op het laatste moment maar nee allen waren ze er met Domingo als aangename gastpresentator. Zelfs de fel gehandicapte Levine wrong zich met moeite op zijn aanvoerderszitje.

Ik moet zeggen dat ik van bij de aanvang van het orkest en de mooie klank in de zaal onmiddelijk werd meegetroond in een andere gevoelswereld, een andere dimensie, een HD omgeving die mij als gegoten om lijf en leden zat, mijn geest zou het erg te verduren krijgen door de fenomenale inzet, speldimensies, gevoelsuitdrukkingen, psychologische gewrochte kwellingen van de hoofdpersonen.

Een opzienbarende aanwezigheid van de protagonisten vooral in het werk gesteld door het heel eenvoudige decor, een totale afwezigheid van toneelattributen en diverse moderne voorwerpen en ingredienten die de aandacht alleen maar afleiden, in sommige gevallen dan, van een gebrek aan daadkracht van de zanger!

In deze productie moet de zanger, de tekst, de muziek, het psychologisch even- of tegengewicht in de vingers hebben, iets wat alleen maar kan met de groten onder hen en die waren duidelijk aanwezig.

Ik begin met de ragefiguur van het moment, een staande ovasie vanuit de zaal was zijn deel, Kaufmann.

Wat een weergaloze stem, wat een kracht, wat een finesse, zijn "Wälse" was als een explosie maar zijn spel was wat op de achtergrond.

Hij miste als het ware bij momenten soms zijn plaats in het geheel. Misschien was het welbewust gespeeld, was hij de onzekere Siegmund die hij uitbeeldde, je zou voor minder, ook de trage tempi hielpen ook niet aan een fel bevochte plaats in het geheel. Maar de zwaardscène was dan weer fenomenaal van aanwezige kracht en de de zeer discrete liefdesbetuigingen hier en daar vertoond vanuit een heel diepe ontroering, de mond op het bekertje waarvan Sieglinde had gedronken, een vluchtige handberoering, wat een romantiek zeg, en daar ga ik voor. Ik voel dergelijk onhandig "geflirt" zalig!

Westbroek van haar kant speelde het spel iets of wat gelijkaardigs, de onderdanigheid in de belevenis van haar rol ten opzichte van de doorslechte "boer" van een Hunding en vervolgens haar ontstuimige pad dat ze bewandeld met als top of the bill, de zwaardscène, als roldebuut in de Met kan het tellen. En stemtechnisch de top!

Het dekor is hier dus bijkomstig geworden, bedoeld bewust of onbewust, ik weet het niet maar dat stelt ons dus in staat volop te kunnen genieten van de diepmenselijke intrige.

De Wotan van Terfel is een hoofdstuk uit een ander vaatje getapt. Terfel is na zijn akkefietje van Covent Garden duidelijk terug en hoe!

Hij is nog duizendmaal verbeterd, zijn présence barst uit al zijn poriën, zijn zin- en spraaktechnische superioriteit speekt hij soms letterlijk uit, zijn wee, zijn getormenteerd geweten barst uit zijn voegen, zijn blik kan soms des duivels zijn en dan weer die vlijmscherpe weeën van zijn gemoed uitvergroot door de magistrale zang van het orkest, ik heb het nooit zo mogen ervaren. Ik sidderde soms in de plaats van Brünnhilde die de perfecte tegenspeelster was en al haar duivels ontbondt in haar haarscherpe gevoelswereld en deze ook volop tot hun recht deden komen. Jawel, Voigt is er nog altijd en hoe, eigenlijk ook een droomduo, samen met Kaufmann en Westbroeck zijn ze met vier om de bakens van een geweldig doordacht spel te verzetten. De geest van het werk van grootmeester Wagner tenvolle tot zijn recht doen komen!

De monoloog was dan ook hartverscheurend pijnlijk en de Fricka van Blythe de gezegende echtgenote in haar samenspel met Wotan. Haar opkomst met rammen en al impressionant. De projectie van het oog van Wotan op het dekor een subtiele vingerwijzing naar zijn alwetendheid.

Wat dienen we nog te vermelden, het vitalisme van de Walkürenrit en ook, tijdens de derde akte op het dekor weergegeven in twee schijven een soort ingesneeuwde "rots" met de gedachtenwereld van Wotan en Brünnhilde die een lawine veroorzaakt, zo zag ik het tenminste.

Het einde was prachtig, in samenspraak met de grandioze orkestklank en de omlaaghangende Brünnhilde door "vuur" omgeven en een eindcadrage die op MIJN netvlies zal gebrand blijven.

Tot slot, nederig decorum, de noodzakelijke vingergevingen in het theaterbeeld en de stormachtige zangerdistributie van de bovenste plank.

Meer heb ik er niet meer aan toe te voegen! En nu maar wachten op een herneming?

donderdag 12 mei 2011

Wagner in de concertzaal


Met C(h)oeurs staat in Brugge een nieuwe productie op het programma van Alain Platel rond koorwerken van Verdi en Wagner. Het is Platels meest grootschalige productie tot nog toe, met meer dan 160 man op het podium. Gerard Mortier stelt koor en orkest van de opera van Madrid ter beschikking en dat 3 avonden lang. Niet te missen, zou ik denken!

Data : 12,13 & 14 juni 2012

De huidige intendant van de Vlaamse Opera waagt zich nog steeds niet aan Wagner. Ter compensatie voorziet het nieuwe seizoen dan maar een portie concertante Wagner: de Wesendonck Lieder en fragmenten uit Lohengrin, Tristan und Isolde en Parsifal. Met Ian Storey, Hans Tschammer en de geliefde sopraan N.N. Chef-dirigent Dmitri Jurowski dirigeert. "Wagnerfans kunnen hun hart ophalen aan deze ultieme opvoering van het Duitse repertoire", zegt het programmaboek. Hoezo? Wordt het Duitse repertoire daarna begraven of zo ?

Data: 7 april 2012 in Antwerpen (De Singel), 10 april in Gent(Bijloke)

maandag 9 mei 2011

Pina is awesome !


James Camerons Avatar had een doorbraak van state-of the-art 3D-technologie in de cinema moeten veroorzaken. Hoewel de film niet slecht was heb ik die bioscoopervaring aan mij laten voorbijgaan en omdat ik nooit een fan van U2 ben geweest heb ik ook hun spraakmakende concertfilm in 3D gemist. Was 3D immers geen gimmick bedoeld om tegemoet te komen aan het onvolwassen kunstgevoel van adolescenten die hun zaterdagavonden plegen op te vullen met popcorn en leeghoofdige spektakelfilms uit Hollywood?

Met Pina van Wim Wenders wordt dat debat nu voorgoed opengetrokken naar de volwassen kunstbeleving van genieters van "high brow art". Wij dus. Niet alleen is Pina één van de mooiste kunstdocumentaires aller tijden, het is ook de meest geslaagde hommage aan de grande dame van het Duitse danstheater die maar denkbaar is. Vooral werpt het een blik op de cinema van de toekomst. Want als Wenders een niet-commerciële film als deze gefinancierd krijgt, ligt dan de weg niet open voor een nieuwe,spannende manier om onze theateravond te registreren? En, zoals Wenders bewijst, spannender dan je hem zelf in het theater kan meemaken?

Eens die vervelende 3D-bril op je neus staat en je je verzoend hebt met een minder scherp en minder helder beeld, stap je in een andere werkelijkheid. Het is verbluffend vast te stellen hoe het dieptezicht de illusie van het theater versterkt, je innerlijk oog te grazen neemt en een intensere beleving mogelijk maakt. Als toeschouwer voel je je eigen betrokkenheid meteen stijgen met zowat een factor 10.
Halverwege de film zie je een fragmentje met archiefbeelden. Die laten je het verschil met 2D nog eens aanvoelen, je ondergaat ze haast als een schok.

Vanzelfsprekend zijn de buitenopnamen, die Wenders speciaal ensceneerde om de mogelijkheden van 3D te demonstreren, de meest spectaculaire. Maar het spektakel ligt niet noodzakelijk in voorbijrijdende treinen. Zo is er een scène waarin een danseres de spitzen aanbindt, na eerst een half pondje kalfsvlees in de schoenen te hebben gestoken, om vervolgens enkele pirouettes te draaien in het overrompelende barokke decor van een roestige fabriek in het Ruhrgebied. Wat op het eerste zicht banaal lijkt ziet er hier echt fantastisch uit!
Na Pina verlaat je de bioscoop met het ongemakkelijke gevoel dat je wellicht nooit nog een 2D-film zal kunnen waarderen zoals voorheen. Dat is, wat mij betreft, de beste garantie dat 3D daarmee voor een echte doorbraak staat. Dat makers van artfilms de nieuwe technologie lijken te zullen omarmen bewijst alvast niemand minder dan Takashi Miike die deze maand nog de eerste 3D artfilm op het festival van Cannes zal aanbieden.

Gaat dit zien, niet alleen om te proeven van de cinema van de toekomst maar ook om goed te beseffen welke kans de Bayreuther Festspiele met het vertrek van Wim Wenders hebben laten liggen. Terwijl de Duitse economie boomt als nergens anders in Europa, ga je mij toch niet wijsmaken dat er geen geld zou zijn gevonden om het 3D-Ringproject van Wenders te financieren? Met een visitekaartje als dit? Welk verjaardagscadeau had de jarige meester van Bayreuth zich beter kunnen wensen? Welk project van de laatste 30 jaar is ooit dichter bij het festivalidee van de meester zelf gekomen als dit?

donderdag 5 mei 2011

Tony Palmers WAGNER op dvd


Tony Palmers biopic over Richard Wagner (starring Richard Burton) is vanaf nu verkrijgbaar in de definitieve versie (7u 46min) zoals de auteur het bedoeld heeft.

Het beeld werd gere-mastered vanaf een Hi-Definition digital tape, gemaakt van het originele 35mm negatief, hetgeen doet vermoeden dat dit de beste release is geworden die alle vorige overbodig maakt.

Jammergenoeg gaat het slechts om een dvd release en na al die frustrerende releases, eerst op op video en daarna op dvd met een inferieure beeldkwaliteit, had ik mij toch wel aan een blu ray versie verwacht. Door mij hierover gepolst antwoordde Tony Palmer: "Blu Ray is out of the question for the forseeable future. All the audience research we have done suggest that there would not be a sufficient volume of sales to justify the expense. Remastering the film in hi-Definition has cost almost $100,000, and that is enough."

Te koop op de website van Tony Palmer