donderdag 27 december 2012

Puberaal, paranoïde, polariserend :
het debat met cultureel links


"Liegt Jan Fabre ons wat voor?" vroeg Tom Naegels zich af toen hij lucht kreeg van een fabulerende Jan Fabre die ons zopas kond had gedaan van de storm haatmails die hij over zich heen had gekregen na de kattenrel. De meest geschifte reactie kwam wel van Gaia-kopman Michel Vandenbosch. Tom Lanoye vond het nodig om Hendrik Conscience door de mangel te halen en "De Leeuw van Vlaanderen" een "hallucinant lachwekkend kutboek" te noemen. Dimitri Verhulst kon zich in de Kruitfabriek niet bedwingen en vond het geweldig grappig om een op Hitler gelijkende hond te vergelijken met Bart De Wever.

Dat is het bedenkelijke niveau waarmee een deel van onze culturele elite haar aversie voor het Vlaams emancipatiedenken formuleert, eerst met puberale polemieken rond het De Coninckplein en nu ook weer rond het Kerstessay van Bart De Wever. Het masochisme waarmee de links-culturele elite zich daarmee in de voet schiet begint stilaan hallucinante vormen aan te nemen. Ik hoef u niet te vertellen wie hiervan garen zal spinnen.

Uit de commentaren hierop van Johan Sanctorum en Kevin Absilis van de afgelopen dagen sprokkelde ik alle nuttige fragmenten die volgens mij relevant zijn binnen het lopende cultuurdebat.

Johan Sanctorum heeft het over de culturele elite wanneer hij zegt:

Allen zien ze België als de ultieme dam tegen het Vlaamse fascisme en zijn ondraaglijke mestgeur. Daarom ook worden er varkens getatoueerd en propere kakmachines ontworpen: om de stront, die aan ons kleeft, met het parfum van de Verlichting uit te wissen, of alleszins te maskeren. Een Verlichting die uiteraard uit het zuiden komt. Haak Vlaanderen los van de francofone wederhelft, en de cultuurloze beerput gaat open,- zo ziet de mental map van Fabre, Delvoye, Lanoye, Tuymans er ongeveer uit.

Nergens ontmoet men bij deze grote weldenkers en zelfverklaarde rebellen ook maar één greintje regimekritiek, laat staan een schijn van republikeinse reflex. In elke democratie of dictatuur die zichzelf respecteert staan de kunstenaars en intellectuelen in de oppositie, maar niet zo in Vlaanderen. Om dan toch een schijn van opstandigheid te geven, die hun imago moet afdekken, verschieten ze dan maar hun kruit in onnozele schaduwgevechten tegen, jawel, de vunzige flaminganten zelf.

Vlaamse hutsepot
Of hoe moet men anders de koldereske aanval op het Antwerpse Coninckplein opvatten? Met de Vlaamse identiteit als schietschijf (een spookbegrip waar eigenlijk verder niemand van wakker ligt, zelfs niet binnen de Vlaamse beweging), moest zo nodig Pieter de Coninck door Herman vervangen worden. Let wel: van mij mogen beide iconen een straatnaambordje krijgen. Maar niet zo voor de vzw “Behoud de Begeerte” –een vereniging die met het belastinggeld van de modale Vlaming wordt in leven gehouden-: het is het een of het ander. Van zwart-wit-denken gesproken.

In De Standaard van 4 december mocht de onvermijdelijke Tom Lanoye alle registers opentrekken. De diepe vriendschap van Lanoye met Anni Van Landeghem, chef opinie van die krant, laten we even buiten beschouwing: in de connectie tussen de Vlaamse cultuurelite en kaviaarlinks spelen zowel De Standaard als De Morgen een katalyserende hoofdrol. Voor meer details verwijs ik naar het ontluisterende blogartikel “Van muze tot merk” van literatuurwetenschapper Frank Hellemans.

Lanoye maakt er één grootse Vlaamse hutsepot van: een geschimp op de cumulard De Wever, een tirade tegen “de separatistische subcultuur” (sic), nog maar eens een poging om de Vlaamse identiteit te verbanvloeken, de propere boekhouding van zijn nv, een terloopse recuperatie van Hendrik Concience, en zo verder.
Maar op het einde blijf je met de vraag zitten: waar gaat dit over? Ik zie alleen een collectieve wolk van ijdelheid vanwege regimevriendelijke culturo’s, die dan maar een ingebeelde vijand aanpakken, namelijk de rechtse cultuurbarbarij. Nog voor iemand hun gepriviligieerde status ook maar ter discussie stelt, en nog voor Bart De Wever de burgemeestersjerp omgord heeft, wordt Antwerpen al als een bezette stad beschouwd. Natuurlijk had De Wever zich nooit moeten laten meesleuren in deze bordjesoorlog. Een troosteloos O-O dus. Of gaat het ook bij hem om een mediatieke stunt?

“De Familie”
Komt dan de Iron Lady van heel cultureel Vlaanderen op de proppen: Kristien Hemmerechts, sinds 1997 weduwe van dichter Herman De Coninck, om wie het allemaal te doen is. Aan dat weduwschap ontleent ze een eigen onwrikbare literaire status, én een eeuwigdurend moreel gezag om zich met om het even wat te bemoeien, maar vooral dus weer met, euh.., het vermaledijde flamingantisme, zijn ingebakken Kulturfeindlichkeit, én zijn al te grote sympathie voor het Gesundes Volksempfinden dat zich aan de kunstelarij van linkse wereldverbeteraars weinig gelegen laat.
In een hilarisch Terzake-debatje met VVB-ideoloog Peter De Roover schuift ze de schuld voor de Antwerpse pleinoorlog helemaal in de schoenen van Bart De Wever en zijn Hitleriaanse allures. Doch geen paniek, de furieuze reactie van cultureel Vlaanderen is maar een uitnodiging tot diplomatiek overleg, zo laat de Zwarte Weduwe ons weten. De toekomstige landvoogd Bart I zou, aldus Hemmerechts, moeten gaan praten met –en nu volgt een bizarre opsomming-, Behoud De Begeerte, het Letterenhuis en De Familie. Welke Familie? Toch niet de Koninklijke Familie? Neen, euh, allicht de familie De Coninck-Hemmerechts, die bij deze de status krijgt van Heilige Familie. De incontournable connectie die over alle facetten van de politieke correctheid waakt, tot zelfs de straatnaamborden.
Zonder het te beseffen toont la Hemmerechts ons, via deze maffieuze verspreking, een onthutsende kijk in de denkwereld van de Vlaamse culturo’s: een Familie met hoofdletter, die het liefst aanleunt bij machtsbastions zoals dat van de gevallen Patrick Janssens. De frustratie daarom is de echte reden van de door hen gelanceerde Coninckskwestie.
Besluit: naar deze futiele non-discussie kan men slechts met gekrulde tenen kijken. Met het œuvre van Herman de Coninck zelf heeft dit ondertussen allang niets meer te maken, stelt Filip Van Laenen terecht in een eerdere column op deze blog. De Vlaamse cultuurelite maakt er zich onsterfelijk belachelijk, en gaat roemloos ten onder in een symbolenstrijd die ze de overkant altijd verweet.

Een postmoderne oplossing? Maak er gewoon het De Coninckplein van, zonder voornamen. De fans van Pieter en die van Herman kunnen dan elk de illusie koesteren dat het om hun held gaat. Dit maar om te zeggen dat het gezeik over een straatnaambord ons een ontluisterend facet toont van de Vlaamse identiteit. Namelijk het gemis aan grandeur en zin voor ironie. Aan de twee kanten.

Het moet de ijver zijn waarmee Tom Lanoye en Co om de haverklap flaminganten afzeiken als cultuurhatende trollen die de burgemeester van Antwerpen moet hebben verleid tot zijn kerstessay over de Waarde van de Kunst. Eerlijk gezegd: van een machtspoliticus verwacht ik geen diepgravend essay over kunst. Het hangt dan ook een beetje met haken en ogen aan mekaar.

De meeste commentatoren maken zich sterk dat hij het niet zelf heeft geschreven. Ik denk juist van wel en ondertussen heeft hij dat ook bevestigd, je proeft er de rethorische onvolkomenheden in van een intellectueel die zijn vertrouwde terrein heeft verlaten. Het is één van zijn minst heldere teksten geworden, weinig consistent en met een bizarre finale. Vandaag vatte De Wever zijn essay in De Standaard samen als volgt: "Als je de kloof met het publiek wil dichtrijden moet je over de waardenormen in de samenleving en de betrokkenheid van het publiek, praten". Dat is exact hetzelfde als datgene wat aftredend burgemeester Janssens verdedigde, nu 10 jaar geleden, ten tijde van het participatiedebat rond het Toneelhuis. Is het Toneelhuis nog wel van ons, vroeg Janssens zich af en hij trachtte voorstellen te formuleren om de "sociale mix" te verbeteren in elitaire culturele instellingen als het Toneelhuis. Ik heb daar destijds niemand over horen klagen. Yves Desmet suggereerde zelfs om publiekslieveling Gene Bervoets op te nemen in de programmatie! Beste Tom Lanoye, jouw vrienden hebben soms geweldige voorstellen! Luc Perceval repliceerde daarop: "Ik wordt gesubsidieerd om theater te maken niet om aan volksontwikkeling te doen". Gelijk had hij en weg was hij naar het buitenland.
Wat ik hiermee wil zeggen? Ik ben voor absolute autonomie van een kunstenaar maar de afschaffing van subsidies moet onder bepaalde voorwaarden bespreekbaar zijn.

Ik laat het over aan Johan Sanctorum om de tekst van De Wever te fileren :

Bart De Wever en cultuur: een ongemakkelijk duo

Vooreerst: de premisse, dat het Vlaamse cultureel establishment zich Belgicistisch en zelfs pro monarchie opstelt, omdat kunstenaars zich nu eenmaal in de kussens van de macht nestelen, is correct, maar een waarheid als een koe, die al decennia lang wordt erkend, ook buiten kringen van de Vlaamse beweging. Maar het is niet het hele verhaal: cultuur is vandaag een materie van de gemeenschappen, en dus zouden die kunstenaars eigenlijk Vlaanderen en het Vlaamse bestuursniveau moeten omarmen.
Dat doen ze, op enkele uitzonderingen na, net niét. De reden is dan ook eerder van psychologische aard: het gaat om een parvenu-complex van de beschaafde neger die zijn roots heeft afgezworen. Binnen de Belgische context is alles wat Vlaams is, onzindelijk en vervuild. Daarom –het is echt een psychoanalyse waard- construeert iemand als Wim Delvoye strontmachines die er heel hygiënisch en clean uitzien, ook al komt de bekende worst er op het einde uit. In cauda venenum. Het is haast letterlijk een reinigingsritueel van de Vlaming die, uit zelfhaat en afkeer voor zijn afkomst, als een kasteelheer in Wallonië gaat wonen, en in Humo verklaart dat het hem spijt dat er in Vlaanderen nog Nederlands wordt gesproken.
Voeg daarbij de obsessionele gedachte van kaviaarlinks in Vlaanderen, dat het cosmopolitische België, onder invloed van de francofone Verlichtingscultuur, de enige dam is tegen het Vlaamse cryptofascisme, en je hebt de perfecte mix voor een bizarre regimecultuur die men haast nergens op de aardbol nog vindt, behalve in Noord-Korea en aanverwanten.

L’art-pour-l’art?
Maar wanneer De Wever verder borduurt op deze triviale vaststelling, en de plaats probeert te definiëren waar de kunstenaar volgens hem in de samenleving dan wél hoort te staan, loopt het mis. Enerzijds stelt hij vast dat kunst altijd functioneel is, ook als zogezegde luis-in-de-pels, en dat bovendien de materiële ambities van de kunstenaar altijd komen boven drijven. L’art-pour-l’art is een mythe, kunst is altijd sociaal en materieel gelinkt. De relatie tussen Wagner en Nietzsche, waar al bibliotheken vol zijn over geschreven, wordt daarbij nogal slordig geëxtrapoleerd.
Daarna bespeurt hij toch weer zo’n eis tot absolute autonomie in het modernisme, die dan met het postmodernisme en de universele ironie weer wordt losgelaten. Lanoye en de zijnen worden tot die laatste strekking gerekend omdat ze Conscience niet kunnen pruimen. Tja. De Wever schijnt anderzijds zelf in die postmoderne relativiteit te kunnen meegaan, waar hij stelt: “Het is evident dat alles om ons heen ontsproten is aan onze eigen verbeelding. Niets heeft in zichzelf een sacrale, alles overstijgende waarde.”

Blijkbaar geschrokken van dat inzicht, neemt hij dan weer gas terug, en kiest toch maar voor een met waarden vervulde kunst. Politieke en filosofische waarden dan? Neen hoor, want dan is ze natuurlijk niet meer autonoom. Dus gaan we toch maar voor l’art-pour-l’art, wat in het eerste deel van het essay als onmogelijk en impertinent werd verklaard.
De slotzin klinkt dan zo: “Zoals Heinrich Heine stelde: ofwel rechtvaardigt kunst zichzelf, ofwel laat ze zich rechtvaardigen door het politieke, het sociale, het economische. Kiezen we voor dat laatste, dan heeft kunst bij voorbaat verloren.” Dat is dan eigenlijk een pluim voor mensen als Jan Fabre: gooi de katten maar in de lucht, want het is kunst. Of toch niet?
Wat zal het zijn Bart, maak er eens een gedacht van.

Kunst en revolutie

Samengevat: heel dit essay, gelardeerd met vele namen die klinken als klokken, van Max Weber tot Heinrich Heine, is filosofisch compleet inconsistent. Zijn broodschrijvers hebben slordig broddelwerk afgeleverd. Een vertrekpunt als Peter Sloterdijk ware veel vruchtbaarder geweest. Als geen ander heeft hij de ontbinding van het Westerse intellect omschreven,- een degradatie van de oorspronkelijke Kynische filosoof, met de marginaal Diogenes als model, tot het Zynische Vernunft van de kunst- en cultuurbureaucratie die we vandaag kennen, helemaal ingekapseld in het systeem.Maar daar wil De Wever niet aan beginnen. En daar wringt volgens mij nu net het schoentje voor de N-VA-voorzitter: hij verwijt (terecht) de Vlaamse cultuurelite haar Belgicistische regimevriendelijkheid, maar kent de kunstenaar anderzijds helemaal het recht van de revolte niet toe. Dat zou impliciet een pad openen naar het begrip van “revolutionaire kunst”, die vandaag wel degelijk ontkiemt, en echt de oude wereldorde in vraag stelt,- maar aan revolutie heeft De Wever, zoals bekend, een broertje dood.

Bij nader inzien is subversiviteit een constante in het artistieke creatieproces en de representatie van het kunstwerk. Ook al leeft de kunstenaar formeel in een afhankelijkheidsrelatie tegenover de heersende macht. (..)

Apologetische, systeembevestigende kunst is saai en weerstaat zelden de tand des tijds; kunst leeft van subversiviteit en het ondergraven van zekerheden,- esthetische en politiek-sociale. Ze is dus tegelijk autonoom én betrokken in een systeem, een referentiekader, een tijdsgeest. Ook nu, in de marge van de Occupy-beweging, ontstaan er nieuwe vormen van straatkunst, waarin kunstenaars uitdrukkelijk hun revolutionaire idealen linken aan de zoektocht naar een nieuwe artistieke taal.

Het kerstessay van Bart De Wever en diens penneridders baadt in die dubbelzinnigheid. Blijkbaar weten ze met de artistieke en intellectuele potentie in de samenleving echt geen raad. Ze zijn tegen dwarsliggende, subversieve kunst, maar ook tegen ingebedde kunst die geld kost aan de gemeenschap. Cultuur op zich is voor een machtspoliticus als Bart De Wever gewoon altijd een vervelend nevenverschijnsel, een obstakel. De karikatuur die Lanoye en Hemmerechts ervan maken komt dan natuurlijk goed uit. Samen met de idiote kerstboodschap van Albert II tegen het zgn. “populisme’, leveren zij aan Bart De Wever de gedroomde pispaal.

Wat ik mis bij De Wever is dat hij nooit enige fierheid demonstreert ten aanzien van al die Vlaamse kunstenaars die het vandaag maken in het buitenland. De over het paard getilde schilder Luc Tuymans mag hij daarbij gerust achterwege laten. Tot zulke bekentenis zal het allicht niet komen. Maar kan je dat van een machtspoliticus verwachten als het natuurlijke statuut van een kunstenaar die is van een luis in de pels van de macht?

Hoedanook, persoonlijk heb ik nooit enige tegenspraak gezien tussen enerzijds een respectvol omgaan met de identiteitsstichtende traditie van de Vlaamse Beweging en anderzijds met een hedendaagse cosmopolitische invulling van een artistieke roeping.

Het meest voel ik mij daarom verwant met de intelligente en evenwichtige analyses van Kevin Absilis, docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Antwerpen . Volgens Absilis is artistiek Vlaanderen toe aan herbronning. Geef hem eens ongelijk.

Het is de hoogste tijd dat de culturele linkerzijde zich bezint over haar in een akelig tempo afbrokkelend draagvlak. In plaats van zich te vermeien in doorzichtige manoeuvres zou ze De Wever beter beconcurreren met een overtuigend verhaal dat diens achterban niet stigmatiseert als een probleem maar uitnodigt om deel uit te maken van een oplossing. Er is haast mee gemoeid. Eerder vroeg dan laat zal De Wever in zijn nieuwe rol van burgemeester en met het oog op zijn Vlaamse droom een inclusievere toon verkiezen. Wil de linkerzijde dan opnieuw achter de feiten aanhollen? Het verleden leert alvast dat ze met de hetze rond Conscience een grote kans miste.

Het is deze Conscience, symbool van België in het kwadraat, die de culturele linkerzijde de voorbije weken met aan zinsverbijstering grenzend fanatisme heeft bestreden. "Omsmelten!", verordende Geert van Istendael aangaande het bronzen standbeeld van de schrijver (DM 4/12). "Herdopen!", stampvoette de literaire goegemeente over het naar Pieter De Coninck genoemde plein. De leeuw van Vlaenderen is toch maar een "hallucinant lachwekkend kutboek" bedacht Tom Lanoye nog snel een extra argument (DM 4/12). En daarmee hadden we op de valreep nog afgetekende winnaars in de categorieën onnozelste rel, respectievelijk relnicht van het jaar. Hoe futiel het echter ook oogt, het gesteggel is wel degelijk hoogst symptomatisch. Het wijst op een structureel onvermogen van Vlaamse intellectuelen en kunstenaars om op een intelligente en eerlijke manier om te gaan met hun culturele erfenis.

Voor wie het ondertussen mocht vergeten zijn: niet zo lang geleden vonden Vlaamse kunstenaars en intellectuelen de voorhoede van de Vlaamse Beweging een vanzelfsprekende biotoop. Ze waren doordrongen van de gedachte dat hun talent hoorde bij te dragen tot de vorming van een Vlaamse of Nederlandstalig-Belgisch natie. Geen enkele kunstenaar is daarvoor een bezielender voorbeeld geweest als Richard Wagner.
Het kantelpunt werd de Tweede Wereldoorlog, toen de rassenwaan van nazi-Duitsland tot de uitroeiing leidde van alles wat als volksvreemd werd beschouwd. De rumoerige collaboratie van een deel van de Vlaamse Beweging bracht het flamingantisme vervolgens in moreel, cultureel en politiek diskrediet.

Dat is ondertussen 70 jaar geleden. Daar geen afscheid van willen nemen is hetzelfde als morele superioriteit claimen. Hoe hypocriet kan je zijn! Vergelijk het met het Wagner taboe in Israel. Beide lijken onuitroeibaar omdat ze behoren tot het domein van de psychopathologie.

Absilis:
De collaboratie bracht de Vlaamse Beweging ernstige schade toe. Het Vlaams-nationalisme raakte moreel in diskrediet en de zogenaamde repressie zadelde vele 'zwarten' met grote frustraties op. De stoplap "Arm Vlaanderen" bleef in dit milieu in trek als de van elke zelfkritiek gespeende verklanking van een op wrok drijvende, niet meer te stillen haat voor Belgikske (nikske). Het is een discours waar de N-VA weinig afstand van durft te nemen - zeker in dit opzicht komt de weerzin van artiesten en intellectuelen niet uit de lucht gevallen. Dat De Wever in 2007 de verontschuldigingen van Patrick Janssens voor het Antwerpse aandeel in de Jodenvervolging gratuit noemde, was pijnlijk misplaatst. In plaats van de toenmalige burgemeester opportunisme aan te wrijven had hij kunnen erkennen dat de Vlaamse Beweging een aandeel heeft gehad in het gruwelijke lot van de Joodse gemeenschap tijdens de nazibezetting. Het is een veeg teken dat De Wever die kans voorbij liet gaan en sindsdien maar liever zwijgt over de donkere bladzijden van een Vlaams verleden.

De systematische associatie van de Vlaamse natie met alle mogelijke vormen van geestelijke nooddruft ontketende uiteindelijk een soort vloek. Het Vlaamse volk bleek op den duur altijd tekort te schieten, achterop te hinken of de trein te hebben gemist. Terwijl "Arm Vlaanderen" voor Conscience of het duo Teirlinck & Stijns uitnodigde tot sympathie en mededogen, ging de spreuk in de loop van de 20ste eeuw hoofdzakelijk afkeer en schaamte uitdrukken. Deze schaamte werkt intussen zo verlammend, en de politieke correctheid op dit punt is zo benepen, dat het ternauwernood overdreven mag heten om het toonaangevende intellectuele discours over Vlaanderen te definiëren als een vorm van averechts nationalisme. De verspreiders van deze leer willen alles behalve tot de door hen verbeelde natie behoren. Ze tekenen eerst een karikatuur waarvan ze zich vervolgens met ontstellend gemak distantiëren. Deze karikatuur is min of meer tweeledig. Enerzijds verbeeldt ze een economische elite die uitblinkt in zelfgenoegzaamheid, egoïsme en intellectuele vadsigheid. Jozef Deleu kleefde er in de jaren 1980 het etiket "Vlaamskiljon" op. Het plaatje is dat van de bange blanke hufter, die een diesel verslindende SUV bestuurt en op vakantie vertrekt in een beige bermuda. Zijn Verkavelingsvlaamse tongval verraadt dat hij zich 's avonds met zijn gezin schuilhoudt in Fermettegem en dat zijn culturele bagage niet veel groter is dan die van de tuinkabouters op zijn zorgvuldig getrimde gazon.

Maar wat een intellectuele bovenlaag op de volgende bladzijden neerschreef, kan ironisch genoeg nog het best gedefinieerd worden als een averechts nationalisme. Haar leer verbeeldt de Vlaamse natie als een bonte mix van marginalen en fermettebewoners wier achterlijkheid blijkt uit een schier onuitputtelijke ontvankelijkheid voor kneuterigheid en racisme en voorts uit een onvermogen om de moderniteit onvervaard tegemoet te treden. Het is bovendien al net zo "etnisch" als het gedachtegoed van Van den Brande, want het blijkt te draaien om allerlei aangeboren en door de geschiedenis voortgebrachte eigenschappen, geen verdienstelijke karaktertrekken uiteraard, maar kneuterige en kleingeestige.

De retorische middeltjes die het averechtse nationalisme benut, ruiken zelfs naar perfide romantiek. Zo wordt de achterlijke Vlaamse volksaard geprojecteerd tot diep in de 19de eeuw. Toen werd de Vlaming weggeleid van het (ver)lichtende pad van de moderniteit. En de man die de Vlaming de verkeerde weg op stuurde, de oervader van die arme Vlaming, kennen we intussen: Hendrik Conscience.

Het is betreurenswaardig dat zo weinig intellectuelen en kunstenaars dit soort karikaturen vandaag saai en weinig verhelderend durven te vinden. Niet de minst gevierde schrijvers zijn zo verkleefd aan de clichés van het provinciale Vlaanderen dat wat ze produceren bij wijlen verdacht sterk lijkt op een literair equivalent van Man bijt hond. Hun ambitie strekt niet verder dan de hoop dat Bart De Wever hen ooit ontaard zal noemen. Voor weer andere progressieve spraakmakers zal dan meteen voor eens en voor altijd zijn bewezen dat Vlaanderens nieuwste leider ons terug wil voeren naar de jaren 1930 - Hitler! Auschwitz! Kortom, de intellectuele meningen waarmee "Arm Vlaanderen" moet worden verrijkt, stijgen nauwelijks uit boven de verzen waarmee de progressief rockende charmezanger Daan zich vorig jaar tot de natie richtte: "Goeiemorgen imbecielen, een fiets heeft toch twee wielen".

Na 1945 gingen schrijvers zich voortaan verzetten tegen het idealisme van hun voorgangers, dat ze naïef en gevaarlijk vonden. In dit klimaat schiep Hugo Claus zijn lucide meesterwerken waarin hij liet zien hoe het Vlaams-nationalisme steunde op een selectief geheugen en twijfelachtige vooronderstellingen. De intellectuelen die sinds de jaren 1980 de trom van de publieke opinie beroeren, hebben intussen te lang geteerd op Claus' erfenis. Van de rente konden ze zich lang wereldwijs gedragen. Intussen evolueerde wel de wereld, maar niet hun wijsheid. Maar is Hugo Claus wel de antinationalist bij uitstek?

Absilis :
Dat Claus van rechtse flaminganten, tenzij als jonge knaap, bitter weinig heil heeft verwacht, is evident. Hendrik Conscience pakte hij vijftig jaar geleden al stevig aan, toen dat wél nog van een blasfemische heilzaamheid was. En voor het toneelstuk Tand om tand (1970) bewerkte hij de Uilenspiegellegende tot een grotesk-dystopisch visioen van een Vlaanderen dat zich heeft losgescheurd van België - nog altijd vermakelijke en relevante literatuur.

Dat neemt allemaal niet weg dat Claus naar hedendaagse normen een verrassend genuanceerde kijk had op het zo gecontesteerde begrip "culturele identiteit". Het verlangen naar zo'n identiteit, de wens om te behoren tot een gemeenschap, vond de auteur "rechtmatig" en "per definitie niet iets om je over te schamen". Dat gold voor hem bij uitstek voor de Vlaming. Diens verlangen naar een eigen entiteit noemde hij "niet eens zo'n onedele drift". (Over zijn officiële, Belgische nationaliteit was hij een stuk cassanter: die was volgens Claus pas echt een ridicule fictie.)

Het lijdt geen twijfel dat Claus in zijn interessantste werken demonstreerde hoe een rechtmatig identiteitsverlangen compleet kan ontsporen in stekeblind idealisme en infantiliteit. Het chique is dat de auteur zich niet distantieerde van deze kwalen, maar analyseert hoe ze hem hebben gevormd. Zeker in het weldra dertigjarige meesterwerk Het verdriet van België putte hij schaamteloos uit zijn eigen ondervinding om te laten zien hoe het Vlaams-nationalisme uit zijn jeugd steunde op een selectief geheugen en twijfelachtige vooronderstellingen. Hoe het haast was voorgeprogrammeerd om tot de afschuwelijkste uitwassen te leiden. Daar was behalve intelligentie en artistiek vernuft ook moed voor nodig, zelfs al kon Claus zich gelet op zijn status in de jaren 1980 wel het een en ander veroorloven.

Als dan toch bewezen moet worden dat het huidige Vlaams-nationalisme kortzichtig en bekrompen is, dan kan als beste bewijs gelden dat het in Hugo Claus alleen maar een "nestbevuiler" kan herkennen. Dat is niet minder bekrompen en dwaas dan de manier waarop would-be beeldenstormers tegenwoordig uithalen naar die andere literaire reus, Hendrik Conscience.

Absilis overtreft zichzelf met zijn afsluitende bijdrage in De Morgen van vandaag. Hierbij moet vooral Stefan Hertmans het ontgelden. Ik reproduceer het hier volledig:
"Nationale trots is voor een volk wat zelfrespect is voor een individu: een noodzakelijke voorwaarde voor zelfverbetering." Wie dit soort taal in Vlaanderen uitkraamt, kent zijn lot: het stempeltje van culturele proleet en verlichtingsvijand. In menig buitenland is zulke diabolisering ondenkbaar. Bovenstaand citaat is afkomstig van Richard Rorty (1931-2007), grootmeester van de postmoderne taalfilosofie en een wereldburger wiens graad van verlichting gemakkelijk die van de families Verhofstadt, De Gucht en De Clercq samen overklast. Rorty opende er De voltooiing van Amerika (1999) mee. In dit pamflet verduidelijkte hij op overtuigende en indringende wijze dat de kritische linkerzijde in de VS de Amerikaanse droom liet kapen door rechts.

Van de Verenigde Staten kunnen veel lelijke dingen worden gezegd, maar de manier waarop het publieke debat er wordt gevoerd, kan alleen maar onze jaloezie opwekken. De intellectuele eerlijkheid van iemand als Rorty is hier alvast zelden gezien. Op de overijverige "ontmaskeraars" van nationale verhalen antwoordt hij pragmatisch: "Een verhaal kun je alleen als 'mythisch' bestempelen als je daar 'objectieve' verhalen tegenoverstelt. Niemand weet hoe het is om een objectief beeld van je land te scheppen. Wij stellen vragen over onze individuele of nationale identiteit als onderdeel van het proces waarin we besluiten wat we zullen gaan doen, wat we zullen proberen te worden." Rorty wijst erop dat voor een goed functionerende democratie "emotionele betrokkenheid bij je land" onmisbaar is. Die betrokkenheid blijkt uit "gevoelens van diepe schaamte of grote trots die worden opgewekt door uiteenlopende historische gebeurtenissen en door aspecten van het actuele nationale beleid". "Een creatief en zinvol politiek debat", schrijft hij nog, "zal waarschijnlijk niet van de grond komen als trots niet sterker is dan schaamte".

In hetzelfde bedje ziek
In dit kerstessay verdedig ik de stelling dat een zorgvuldig gestileerde en gecultiveerde schaamte het publieke debat in Vlaanderen grondig verziekt. Ze ligt aan de basis van een averechts nationalisme dat uitblinkt in de fabricage en eindeloze herhaling van enkele hardnekkige karikaturen. Uiteraard zijn die karikaturen soms overtuigend, in de betere Woestijnvis-productie hebben ze zelfs een komisch effect, maar het gemak waarmee ze zichzelf reproduceren staat een rijkgeschakeerde voorstelling van wat er in Vlaanderen allemaal beweegt in de weg.

Radicale cultuurkritiek en de strijd tegen benepenheid dienen voorop te staan, maar te veel goedkope ironie en voorgekauwde satire dreigt een zinvol en intellectueel eerlijk debat in Vlaanderen onmogelijk te maken. De culturele spraakmakers die de voorbije twintig jaar de toon hebben bepaald, heeft het simpelweg ontbroken aan hoffelijkheid, scherpzinnigheid, historisch besef en strategisch vernuft. Hun meningen hebben vaker blijk gegeven van een systematische minachting voor een Vlaamse 'kleinburgerij' en 'onderklasse' dan van een oprecht geloof in emancipatie. Als medeburgers met hun eigen ervaringen, smaak en verzuchtingen verdienen de 'fermette-Vlaming' en het 'vtm-vee' in ieder geval meer respect.

Het valt niet te weerleggen dat discussies over culturele identiteiten iets potsierlijks hebben in tijden van drastische globalisering, klimaatveranderingen en een wereldwijde financiële crisis. Toch mag het belang van het onbehagen dat leeft in de zogenaamde 'grondstroom' niet worden onderschat. Wie zich vandaag Vlaming wil voelen, is het duidelijk beu van een intellectueel-artistieke kaste voornamelijk uitnodigingen te ontvangen om zichzelf uit te lachen. Dat is voor de hele samenleving nefast, want wie zich niet goed in zijn vel voelt, heeft doorgaans maar weinig aandacht voor problemen die wat verderaf lijken, maar in wezen urgent zijn.

Het publieke debat in Vlaanderen blijkt stilaan zo ziek dat zelfs remedie en kwaal met elkaar worden verward. In de eerder dit jaar verschenen essaybundel De mobilisatie van Arcadia wrijft Stefan Hertmans "de nieuwe nationalisten" op nogal vertrouwde wijze onzindelijkheid aan. "Nijd, rancune, afblaffen en overbluffen van de tegenstander zijn aan de orde van de dag." Vervolgens voert Hertmans de Belgische politicologe Chantal Mouffe op om te argumenteren dat de nieuwe nationalisten niet aanvaarden "dat strijd een primair gegeven is in het sociale leven en dat het onmogelijk is rationele, onpartijdige oplossingen voor politieke kwesties te vinden".

Hertmans' afkeer van kaakslagflaminganten is niet moeilijk te begrijpen, maar ze is geen geldig excuus om Chantal Mouffe te misbruiken. De gerenommeerde politicologe klaagt in haar werk precies datgene aan waar de auteur van De mobilisatie van Arcadia zich aan bezondigt: de gewoonte om een politieke tegenstander als verwerpelijk af te schilderen. Als hij Mouffe begrijpt, haar opvattingen onderschrijft en intellectuele eerlijkheid nastreeft, dan kan hij slechts concluderen dat hij de hem onwelgevallige stemmen hoort te erkennen als onderdeel van het democratische spel. (Mouffe gaat daarin erg ver en heeft zelfs kanttekeningen geplaatst bij het cordon sanitaire.) Hertmans echter beschuldigt de N-VA van een allergie voor "dissensus" en een gebrek aan respect voor "alteriteit", terwijl hij in hetzelfde bedje ziek is. Door het onder meer te hebben over "een zure verongelijkte radicalisering van de Vlaamse geesten" trekt hij zich terug op een eiland van morele superioriteit - dat is precies de geste die Chantal Mouffe links-progressieve, zelfverklaarde erfgenamen van de verlichting verwijt.

Lezers van Chantal Mouffe horen te beseffen dat het de hoogste tijd is om het rechtse Vlaams-nationalisme te bestrijden met politieke argumenten, en niet met morele, laat staan met culturele. De strijd is misschien minder moeilijk dan door sommigen wordt gevreesd. Van de vele kansen die hij krijgt om zijn tegenstrevers verbaal te overklassen, laat ook Bart De Wever er geregeld onbenut. Neem zijn overwinningsspeech op de 'zwart-gele zondag' van 14 oktober jl., toen hij declameerde: "Antwerpen is van iedereen, maar vanavond toch vooral van ons". Net als de linkerzijde voedt Bart De Wever de polarisering. Die strategie legt hem momenteel geen windeieren, maar zal op langere termijn een vergissing blijken. Als De Wever op 14 oktober heel 't Stad in zijn droom had willen laten delen, dan had hij zich solidair met alle in Antwerpen samenlevende mensen moeten verklaren, ook met hen die anders denken over het huidige en het toekomstige Vlaanderen.

Ich bin ein Antwerpenaar
Ich bin ein Antwerpenaar. De Vlaamse intellectueel heeft doorgaans maar weinig op met Amerika, land van sentimentaliteit, popcorn en afschuwelijke schietpartijen. Toch valt er veel te leren uit de meerstemmigheid van dat land. Drie weken nadat De Wever Antwerpen live in het journaal vooral van hem had genoemd, sprak Obama tot zijn natie. De herverkozen president hield zijn medeburgers geen beeld van achterlijkheid voor, maar wees op het belang van verbetering en voltooiing. De Amerikanen die niet voor hem hadden gestemd, nodigde hij uit om met hem van mening te blijven verschillen opdat ze samen het debat dat democratie heet waar kunnen maken.

Retoriek maakt de miserie van hen die getroffen worden door de economische crisis, door racisme en door milieurampen niet kleiner, maar een overtuigend verhaal inspireert, geeft hoop en brengt mensen bij elkaar. Vanzelfsprekend heeft Barack Obama het op één punt gemakkelijker: hij weet welke natie hij toespreekt. Dat ligt in Vlaanderen en België zoals bekend gecompliceerder. Toch zit er niets anders op dan de Vlaamse droom van sommigen te erkennen als een alternatief project. Dit project moreel of cultureel inferieur verklaren is een zwaktebod. De tegenstanders van de N-VA houden dan ook maar beter op de kille ondernemer, de bekrompen zelfstandige, de SUV-bestuurder en andere typetjes te stigmatiseren als het probleem. Hoog tijd is het om deze medeburgers uit te nodigen om deel uit te maken van een oplossing. Laat Bart De Wever intussen zijn electoraat maar scherp begrenzen door te schimpen op bakfietsers, culturo's en te linkse academici.

Wie de Belgische droom wil redden, kan voorts maar beter ophouden "niet in onze naam" te scanderen en eens even diep nadenken. Het besef mag stilaan aanbreken dat solidariteit geen behoefte heeft aan zo veel mogelijk artistiek gewicht, maar aan een geloofwaardig progressief verhaal. Richard Rorty: "Naties leunen op kunstenaars en intellectuelen die het nationale verleden verbeelden en vertellen. De strijd om politiek leiderschap is ten dele een strijd tussen verschillende verhalen over nationale identiteit en tussen verschillende symbolen van nationaal prestige."

In Amerika vechten linkse denkers, schrijvers en artiesten dag na dag voor de erfenis van Abraham Lincoln en Walt Whitman. Nog altijd zingen ze Woody Guthrie na: "This land is my land, this land is your land". Hier verdringen schrijvers het verleden en klinkt het gezongen antwoord op Bart De Wever: "Jouw land is niet mijn land." Wie echt helemaal verleerd is hoe je de Belgen kunt verenigen, moet misschien maar weer eens van voren af aan beginnen: bij Hendrik Conscience. Lang leve België! Vlaanderen de leeuw!

De Antwerpse gemeenteraaad heeft een herwaardering van Peter Benoit in haar bestuursakkoord opgenomen. Onze geliefde auteurs lezen ook kranten, en zeker die van Yves Desmet. Je zou dus durven hopen dat, op basis van deze artikelenreeks, de Harelbekenaar, die zijn volk leerde zingen en zijn Vlaams project tot op zijn sterfbed bleef verdedigen, binnenkort niet tot "kutcomponist" zal worden uitgeroepen.
Als de Kruitfabriek voor haar komende programma over cultuur iemand moet uitnodigen dan is het wel Kevin Absilis.

Wordt (ongetwijfeld) vervolgd.

Bronnen:

Johan Sanctorum : De slag om het Coninckplein: 0-0
Johan Sanctorum : Bart De Wever en cultuur : een ongemakkelijk duo
Kevin Absilis: De man die niet herdacht mocht worden
Kevin Absilis: De vloek van Arm Vlaanderen
Kevin Absilis: Ons verdriet
Kevin Absilis: Dit land is jouw land

5 opmerkingen:

Ludo Pieters zei

Dag Jos,

Op de site van de Wagner genootschap staat hetvolgende:
De vereniging heeft tot doel de bestudering en de beleving van de muziek van Richard Wagner, de verdieping en aanmoediging van de muzikale en cultuurhistorische waarden van het werk van Richard Wagner op onder meer muzikaal, economisch, filosofisch als politiek vlak.

Ik zie het verband met het artikel niet.

Groet

Ludo

Jos Hermans zei

Het artikel gaat over de onthutsende vaststelling van hoe een deel van onze hededaagse culturele elite niet in staat blijkt te zijn een minimum aan respect op te brengen voor de eigen Vlaamse culturele ontvoogdingsstrijd in de 19e eeuw. Als je niet begrijpt hoe Richard Wagner daarin een rol heeft gespeeld - en ik maak mij sterk dat velen dat niet beseffen- dan raad ik je aan om de artikelenreeks "Richard Wagner en de Vlaamse Beweging" een beetje nauwgezetter te volgen.

Ludo Pieters zei

Niet zo snel generaliseren. Het boek van Karel Wauters "Wagner in Vlaanderen " 1844 - 1914 kreeg ik cadeau toen ik afstudeerde in 1985 (uitgegeven in 1983) De invloed van Wagner op de Vlaamse culturele ontvoogding daarvan hoef je mij niet te overtuigen, maar dan nog blijft mijn standpunt hetzelfde. Ik vind dit artikel zoiets als op een blog van een Einstein genootschap een minister van onderwijs bekritiseren vanwege de matige wiskundekennis van de gemiddelde student en daarbij stellen dat het wel over Einstein gaat, want die is van groot belang geweest voor de wiskunde. Of die analyse nu terecht of onterecht is maakt niets uit. Het doet volgens mij alleen in de eerste plaats Einstein tekort.

Ludo Pieters zei

Niet zo snel generaliseren. Het boek van Karel Wauters "Wagner in Vlaanderen " 1844 - 1914 kreeg ik cadeau toen ik afstudeerde in 1985 (uitgegeven in 1983) De invloed van Wagner op de Vlaamse culturele ontvoogding daarvan hoef je mij niet te overtuigen, maar dan nog blijft mijn standpunt hetzelfde. Ik vind dit zoiets als op een blog van een Einstein genootschap een minister van onderwijs bekritiseren vanwege de matige wiskundekennis van de gemiddelde student en daarbij stellen dat het wel over Einstein gaat, want die is van groot belang geweest voor de wiskunde. Of die analyse terecht of onterecht is maakt weinig uit. Het doet alleen in de eerste plaats Einstein tekort.

Jos Hermans zei

Laatst hoorde ik jou op Radio Een verzuchten dat je het vervelend vond om Wagner altijd maar te moeten verdedigen. Daarmee geef je impliciet toe dat Wagner vijanden heeft. Wie zijn zij? Dat is een vraag die het Genootschap zich hoort te stellen, Wagner verdedigen behoort tot onze core-business, toch?

Het deel van onze culturele elite dat vandaag het aan gang zijnde cultuurdebat voert tegen de n-va bestaat uit lieden die Wagner altijd hebben bestreden en wel om exact dezelfde onzinnige redenen waarom ze vandaag Conscience (en binnenkort ook Benoit?) in de rommelkamer van de geschiedenis willen plaatsen.
Wanneer er dan een intelligente en evenwichtige analyse opduikt als die van Kevin Absilis is het dan niet boeiend om die onder de aandacht te brengen? In die zin vind ik het stuk zeer relevant en ben ik ervan overtuigd dat de analyse van Absilis zijn sporen zal nalaten.

Tenslotte wil ik niet verhelen dat ik als flamingant iets te vaak voor cultuurhatende trol ben afgezeken om dit zomaar te laten passeren.

Als een meerderheid van de leden hier geen boodschap aan heeft dan moet men mij dat maar laten weten, hetzij via de blog of via mail. Ik zal daar heus wel de gepaste conclusies uit trekken.