donderdag 19 december 2013
Stephen Langridge's Parsifal in Londen
DE WERELD AAN HET ZIEKBED VAN AMFORTAS
Wat mij betreft nam Stephen Langridge's Parsifal een valse start: de volstrekt spanningsloze prelude die Antonio Pappano's getreuzel aan zijn manschappen ontlokte. Tevens zullen grote delen van het eerste en het tweede bedrijf lijden onder deze tempokeuze. Was het zijn bedoeling om in de voetstappen van Reginald Goodall te stappen? Laat dit evenwel de enige reserve zijn die ik kan bedenken voor deze intelligente, doordachte en goed gecaste productie waarmee Covent Garden het Wagnerjaar afsloot.
Centraal in Langridge's enscenering staat het lijden van Amfortas, tevens metafoor voor de ziekelijke toestand van de graalgemeenschap en bij uitbreiding natuurlijk ook van onze eigen vertrouwde wereld. Omdat de door Parsifal gepropageerde ethos van het medeleven de uiteindelijke verlossing brengt, start Langridge vanuit de tegenovergestelde houding : een beeld van "Schadenfreude", een lachend hoofd geprojecteerd tijdens de prelude, daagt het medeleven uit als contrapunt. Later zullen sporadisch opduikende figuranten met lachende maskers dat beeld nog hernemen.
Met het lijden van Amfortas is het evenwel bittere ernst. In zijn ziekbed kronkelt hij van de pijn en Gerald Finley heeft er een hele kluif aan om diens agonie realistisch voor het voetlicht te brengen. Finley doet dat voortreffelijk, een occasioneel moment van overacting niet te na gesproken. Mannen zowel als vrouwen passeren aan zijn ziekbed. De decors zijn klinisch in hun strenge geometrie en verstoken van kleur. Een centrale kubus domineert de scène . Het is de thuishaven voor de lijdende Amfortas en voor de niet zo bijzonder geslaagde illustratieve scènes die de verleiding van Amfortas en de zelfcastratie van Klingsor in beeld brengen tijdens Gurnemanz' narratieve exploot van het eerste bedrijf. Sterker is het beeld dat de kubus herbergt van de Graal : geen kelk met het bloed van de Heiland maar een zuiver ogend jongetje, enkel gekleed met een lendendoek, een jeugdige cloon van de Heiland die de gemeenschap sterkt met de gift van zijn bloed. Het weerzinwekkende ambt van Amfortas is de jongen met een mes te bewerken in zijn zijde.
Daarmee onthult deze graalgemeenschap de duistere kant van haar spiritualiteit : haar rituele handelingen zijn gedrenkt in een cultus van het bloed. Onwillekeurig denk je dan aan de oude antisemitische legende van de joodse rituelen waarbij het bloed van geofferde christen-kinderen werd gebruikt om het pesachbrood te laten rijzen. Later duiken ook graalridders op in combat dress en worden er ook wapens gezegend. Het occulte Nazi-Duitsland is dan niet ver meer af. Het is bekend dat Heinrich Himmler, de meest fanatieke occultist van het Derde Rijk, een zelfstandige ridderorde trachtte op te richten binnen de SS, met de graalridders voor ogen. Je kan er ook nog een hedendaagse echo van kindermisbruik in zien.
Het zit er allemaal in. Belangrijker is de theatrale werking die ervan uitgaat: met het ritueel verwonden van een kind en het ronddragen ervan in pietahouding kan een veel sterker sacraal effect worden bereikt als met het ten hemel heffen van een kitscherige kelk. Omdat het een scène is die vaak mislukt en door de meeste regisseurs gewoon ontweken wordt, zou het wel eens kunnen dat deze oplossing in toekomstige realisaties van Parsifal school gaat maken.
Gelukkig komt er met het tweede bedrijf enige kleur in de productie. De fortuinlijke Parsifal mag zich laten bestoken door de in strakke cocktailjurken gestoken lijven van erg aanhalige bloemenmeisjes. Langridge is daarbij een wervelende choreografie gelukt met licht erotische spanning waar Simon O' Neill, niettegenstaande zijn forse BMI, erg goed weet in mee te gaan. Dat blijft hij trouwens doen in het aansluitende duet met Kundry dat met zijn vele kostelijke details alleen maar met een camera in de buurt ten volle te genieten is. Eens de speer terug in z'n bezit steekt hij zich de ogen uit. Als Oedipus verlaat hij de scène. Samen met de eerste Graalscène is dit gehele tweede bedrijf het hoogtepunt van de voorstelling. Zelfs Pappano stelt nu even niet teleur.
Vele jaren en een moslimbaard later keert de dolende Oedipus terug naar de grijze wereld van de Graal waar ons een eerder saaie Karfreitagszauber te wachten staat. Na de finale verlossing van Amfortas met de speer is het ziekbed in de kubus leeg, de Graal-jongen spoorloos en Parsifal verdwijnt ongemerkt in de achtergrond. Amfortas en Kundry verlaten de scène als een koppel en tijdens de slotmaten zal Gurnemanz het lijk van Titurel toedekken als een definitief afgesloten hoofdstuk. Ziedaar, een happy end !
Zoals zo vaak versteende René Pape in zijn geliefkoosde houding, die van een verkoper in een mannenconfectiezaak. Acteren laat hij over aan zijn collega's. Hij weet immers dat aan het einde van de rit het slotapplaus er niet minder om zal zijn zolang hij zijn zalvende lijnen maar correct en met overgave debiteert en dat deed hij weeral voortreffelijk. In het klankbeeld vond ik de balans tussen stemmen en orkest niet optimaal en Pape had er nog het meest van te lijden. Benieuwd of dat op de dvd beter zal zijn.
Net zoals ze Waltraud Meier vroeger afloste als Wozzeck-Marie zo lost de met een gelijkaardig stemtype uitgeruste Angela Denoke Meier nu opnieuw af als Kundry. Net zoals Meier is ze geen Brünnhilde, een idee dat ze twee jaar geleden tijdig liet varen met het oog op de Ring in Bayreuth. De stemvoering is in essentie slank en de intonatie loepzuiver maar haar mogelijkheden voor het hoogdramatische zijn heel beperkt. De milde hysterie van Kundry kan ze nog net aan al moest ze tot tweemaal toe één van haar topnoten te snel afbreken. Maar net zoals Meier is ze in staat tot een uiterst gedifferentieerd spel. Kaal geschoren en met zwart gemaquilleerde oogkassen in het eerste bedrijf, en met een eerder slordige rode pruik in het tweede bedrijf wist ze een fascinerend Kundry-portret te borstelen dat, na Wenen en Londen, de deuren zal openzetten voor de meeste grote operahuizen in de wereld.
Simon O' Neill pakte mij weer eens in met zijn ontwapenende charme. Is zijn ietwat nasale timbre niet echt aangenaam, hij heeft echt wel enige power in huis. Zijn duet met Kundry was heel doorleefd en zijn fysiek engagement bewonderenswaardig.
Willard White, die zich jaren geleden per vergissing aan Wotan waagde, is met Klingsor duidelijk meer op zijn plaats. Had ik niet het gevoel dat hij zich inhield uit angst voor de gemakkelijke karikatuur ? Een Klingsor kan wat mij betreft niet gek of boosaardig genoeg zijn.
Gerald Finley heeft zijn debuut als Amfortas niet gemist. "I feel I have joined the Wagner train and I have a valid ticket", toeterde hij onlangs in de krant. In Walhalla zal er steeds meer vreugde zijn voor een intelligente zanger die in zijn mogelijkheden net iets te kort schiet dan voor 10 obese zangmachines die met moeite snappen wat ze door hun strottenhoofd jagen. Finley weet steeds wat hij zingt en zijn eerste Graaloptreden was even sterk als dat van Peter Mattei in New York, ook al kan Mattei een mooier timbre voorleggen en een meer overtuigende snik in de stem.
"Hans Sachs en Amfortas zijn rollen die ik mijn hele leven zal blijven zingen", zo liet de nieuwbakken Amfortas nog weten. Right on, Gerald !
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
Bruno Van Mieghem zegt: prachtige recensie van een uitvoering bezield door een diepe bezinning met wat mij betreft de perfecte klankweergave en het onmiskenbare "sprechgesang" in zijn hallucinante beroering in mijn wezen!
Kundry krijgt in deze zienswijze van haar rol een impact dat er eerst was met de Parsifal die zijn ogen dooft en een vervolg krijgt door het zicht terug te krijgen door de meest vrouwelijke benadering en gratie, diepgang van Wagner's interpretatie van de kern: het vrouw zijn in het uitlokken van een alles bepalende kentering en begrip van het leed dat zij deelt met haar wederhelft!
Inderdaad één van de intelligentste en in haar stilistische strakheid opslorpende voorstellingen van de laatste jaren. Wat worden we verwend ! Na Castelluci's ecologisch cataclysme en Girards menselijke apocalyps is dit opnieuw een uiterst overtuigende interpretatie van de verlossingsproblematiek. En... wat een Kundry ! Heeft Waltraud Meier eindelijk een waardige opvolgster gevonden ? Wisst ihr, wie das wird ?
Inderdaad één van de intelligentste en in haar stilistische strakheid opslorpende voorstellingen van de laatste jaren. Wat worden we verwend ! Na Castelluci's ecologisch cataclysme en Girards menselijke apocalyps is dit opnieuw een uiterst overtuigende interpretatie van de verlossingsproblematiek. En... wat een Kundry ! Heeft Waltraud Meier eindelijk een waardige opvolgster gevonden ? Wisst ihr, wie das wird ?
Een reactie posten