zondag 30 juni 2013

Staatsoper Stuttgart : seizoen 2013-2014


Jossi Wieler waagt zich volgend seizoen aan Tristan und Isolde. Het wordt zijn tweede Wagnerproductie na zijn fascinerende Siegfried die ontstond in het kader van de aan 4 regisseurs uitbestede Stuttgarter Ring van 2000. Wieler heeft adequate zangers ter beschikking uit de sub-top: Christiane Iven als Isolde, Eric Caves als Tristan, Attila Jun als Marke. Sylvain Cambreling dirigeert. Vaut le détour.

Wieler, ondertussen al 2 seizoenen artistiek directeur van de Staatsopera van Stuttgart, herneemt tevens de hogergeciteerde Siegfried. Van de andere drie delen van de destijds door de Duitse pers zo hevig bewierookte Stuttgarter Ring geen spoor. Wil Wieler hiermee zeggen dat zijn Siegfried met kop en schouder boven de rest uitstak? Het kan haast niet anders. Anders uitgedrukt: Leidmotief krijgt weer eens gelijk.

DIE WALKÜRE : Tussen perfectie en ontgoocheling

Tussen november 2011 en april 2012 werd in de concertzaal van het Mariinskytheater in Sint-Petersburg Die Walküre opgenomen. Die opname is enkele maanden geleden verschenen op het label van het theater, en wij hebben ze voor u beluisterd.

De release van een opera onder leiding van Valery Gergiev is altijd iets om naar uit te kijken. Er zijn een aantal opnames onder zijn leiding op de markt die je voor geen geld zou willen missen; zeker Russische muziek is bij Gergiev in bijzonder goede handen. Dus zeer benieuwd naar zijn Wagnerinterpretatie.

Het eerste waar een mens in zo’n geval naar kijkt, is uiteraard de keuze van de zangers. Sommige namen waren mij bekend; enkele ook niet. De grote magneten op deze box zijn Nina Stemme in de titelrol, Jonas Kaufmann als Siegmund, René Pape als Wotan en Anja Kampe als Sieglinde. En daar zijn enkele absolute voltreffers bij.

Ik heb Nina Stemme kort na de periode van deze opname in Götterdämmerung gehoord in München, en ik was toen zéér onder de indruk. Na beluistering van haar Walküre ben ik dat zo mogelijk nog meer. Er zijn een paar momenten in een mensenleven waarin je de illusie gaat koesteren dat de perfectie wél kan. Welnu, hier is ze. Wat Nina Stemme in deze opname neerzet kan niet beter: de stem is van een vloeibaar goud, homogeen van onder tot boven, zowel krachtig om naar adem te doen happen als verfijnd; ik krijg daar technisch geen speld tussen. Dergelijke soevereine beheersing is bijzonder zeldzaam. Maar ze is vereeuwigd.

Haar collega’s laten zich meestal ook van hun allerbeste kant horen. Anja Kampe heeft niet dezelfde rijpheid, maar zingt erg gaaf en overtuigt met gemak in de rol. Jonas Kaufmann is zijn eigen spetterende zelf – de rol van Siegmund is hem op het lijf geschreven. Het Wälsungenblut bloeit hier met de voor Kaufmann zo typische kleur en stamina.

Een aangename kennismaking is Ekaterina Gubanova als Fricka. Ze mag van mij beslist nog een eindweegs verder groeien in deze rol, maar als zangeres is ze nu al van wereldklasse. René Pape hoeven we niet meer voor te stellen, maar ik was toch erg benieuwd naar zijn Wotan. En ik ben niet onverdeeld gelukkig. Pape is geen heldenbariton (Wagner heeft het over “Hohe Bass”). Zijn warmte en invulling zijn schitterend in medium en laagte; hij bewijst opnieuw een authentiek artiest te zijn. Als interpreet kan hij deze figuur waarmaken als weinigen. Maar de vereisten van de tessituur spelen hem parten. Hij heeft hoorbaar moeite met de hogere regionen van deze veeleisende partij, waar zijn stem haar kleur verliest en hij zijn toevlucht moet nemen tot genepen-keeltoestanden. Wat eigenlijk niet eens hoeft; ik kan niet anders dan vaststellen dat Pape de techniek van de dekking boven de passage niet echt onder de knie heeft. Jammer.

En hoe meer we afdalen, hoe jammerder. De Hunding van Mikhail Petrenko is ronduit ontgoochelend. Ik zou kunnen samenvatten met te stellen dat de kwaliteiten die van Nina Stemme een fenomeen maken, bij hem precies ontbreken: zijn stemmateriaal is absoluut voldoende waardevol, maar de technische beheersing laat zwaar te wensen. Het mengsel van borst- en kopstem lijkt louter op toeval te berusten, de kleur is dan ook enigszins onvoorspelbaar, er is geen tastbare focus aanwezig, en dus geen echt metaal, geen kern, noch een sluitende interpretatie. Zijn tussenkomst aan het slot van het tweede bedrijf is zelfs gênant. Deze zanger heeft stem genoeg, maar een bijzonder zwakke techniek.

De acht zussen van Brünnhilde voldoen. Je kan ze niet allemaal in detail beoordelen; er treedt echter nergens een storend element op, en de momenten van groepszang zijn indrukwekkend.
Wat dan gezegd van Gergiev en zijn troep? Ik heb reeds gavere interpretaties van hem gehoord. Er zijn passages die naar de keel grijpen, zo mooi gedetailleerd, in het bijzonder in de solostrijkerspartijen. Ook het zwaar koper klinkt zeer homogeen en beheerst.
Laat dat laatste nu echter precies ook een zwakte van deze release uitmaken. Ik heb de indruk dat Gergiev hier een beetje slachtoffer is van zijn eigen controledrang. Het geheel heeft soms de neiging té gepolijst en risicoloos te klinken, en er vallen duidelijk gaten in de spanning. Hij creëert op die manier geen echte meerwaarde ten opzichte van oudere opnames van bijvoorbeeld Leinsdorf of Solti.
Niettemin is deze Walküre het beluisteren zeker waard. De opnamekwaliteit is zeer goed, en het cd-boekje goed gestoffeerd.

Johan Uytterschaut

vrijdag 28 juni 2013

Meesterzangers strijken neer in Amsterdam



 
Het werd aanzien als de top-produktie van het seizoen in de Nederlandse opera.  En is het dit ook geworden ?   De regie lag in handen van David Alden, die voor mij nog steeds een schitterende Tannhäuser heeft gebracht aan de Beierse Opera in München.  Dus dat was alvast veelbelovend.

De eerste akte toonde een scènebeeld met een indrukwekkend beeld van Christus aan het kruis – een mooi beeld om de ontmoeting tussen Walther, Eva en Magdalene weer te geven.  Figuranten in belle epoque stijl gaven meteen al een eerste indruk van wat de sfeer zou zijn.  Daarna transformeerde het podiumbeeld en kregen we een scène met twee verdiepingen te zien.  Bovenaan de leerlingen, onderaan de meesters.  Het werd onmiddellijk duidelijk dat het beeld van een stripverhaal met komische figuren en verstrooide professors (à la Professor Zonnebloem) de bovenhand zou halen.  De soms wat ridicule bewegingen van de leerlingen enerveerden enigszins, maar naarmate de vertoning vorderde, nam dit euvel gelukkig af.  Globaal bekoorde de eerste akte wel, maar waren we toch nog niet helemaal overtuigd. 
 

De tweede akte bestond uit een samenstelling van loopbruggen, die heel functioneel gebruikt werden om de interactie tussen de verschillende personen weer te geven.   Tijdens de voorstelling was er plots een onderbreking, doordat de dirigent Marc Albrecht onwel geworden was.  Na een 10-tal minuten, kon de assistent dirigent, Boudewijn Jansen, onder luid applaus, de voorstelling succesvol verderzetten.  De verwarring in Nürnberg op het einde van de akte was heel knap geregisseerd.  In een mum van tijd stond het grote podium van de Nederlandse Opera bomvol mensen die met de nodige retoriek de verwarring weergaven.De sterkste scène was m.i.  het begin van de derde akte in het schoenmakersatelier van Sachs.  Een lege ruimte met hoge rekken vol schoendozen.   Vooral het deel waar Beckmesser binnensluipt en in de war geraakt was “meester”-lijk.  Middelgrote poppen kwamen van diverse hoeken op scène en maakten Beckmesser nog meer in een chaotische toestand.  Was dit een duidelijke knipoog naar Kupfer ?  Geslaagd was het alleszins.  Het eigenlijke feest op het einde van de opera straalde een immense Nürnbergse sfeer uit, met de nodige worsten en grote pinten bier aan de klassieke Duitse biertafels.  Daarachter een additioneel podium waar de meesterzangers hun lied dienden te zingen.  Getrouw geregisseerd zoals Wagner voorschreef met toch de nodige nieuwe accenten.    Al bij al was dit een heel goede produktie – geen echte topper – maar toch een heel genietbare Meistersinger met de nodige nieuwe accenten en een volgehouden stripboek-sfeer.

Wat de zangers betreft, was de Zweedse sopraan Agneta Eichenholz als Eva de revelatie van de avond.  Fris, helder, en vlot akterend, is haar een beloftevolle toekomst als Eva weggelegd.  Roberto Saccà was een krachtige Walther met een mooi timbre, maar qua akteertalent schoot hij iets te kort.  Adrian Eröd was een adequate Beckmesser, die de rol duidelijk beheerst.  De Amerikaanse bas-bariton James Johnson, was niet de meest geschikte keuze als Hans Sachs.  Het was een nogal eentonige Hans Sachs tijdens de voorstelling met een klein lichtpunt in de bekende Wahn-aria.  Die was mooi en intens gebracht, maar kon niet verhinderen dat de algemene prestatie toch niet helemaal toereikend was.  Een meer dan eervolle vermelding voor de Belgische tenor Thomas Blondelle, die een schitterende prestatie gaf als David – een jong enthousiasme, schitterende akteerprestatie en mooie zanglijnen.  Een uitschieter in de volledige cast.  De andere rollen waren degelijk bezet.  Wat het orkest betreft klonk de ouverture eerder rommelig, maar vanaf het midden van de eerste akte werd het stilaan toch een lust voor het oor.  Het kwintet was zowel op orkestraal als zang-vlak een echt kippenvel-mement.   De assistent-dirigent Boudewijn Jansen deed een schitterende job en liet in het orkest prachtige Wagnerklanken ontluiken.  Een staande ovatie was hier inderdaad verdiend.
Al bij al was deze produktie heel genietbaar, fris en aangenaam, zozel op het vlak van regie als muziek, zonder daarbij een topper te zijn.  De diverse knipogen naar strips en naar Kupfer waren een aangename verrassing.