dinsdag 24 december 2013

Der Rosenkavalier in de Vlaamse Opera


RICCARDO STRAUSS UNCHAINED

Weinigen zullen mij tegenspreken, en regisseur Christoph Waltz al helemaal niet, wanneer ik beweer dat Der Rosenkavalier een werk is dat in zijn scenische realisatie weinig wrijving toestaat met de tekst. Hofmannsthal en Strauss hebben de handeling en de partituur boordevol kostelijke subtiliteiten gestoken waar je als regisseur niet aan voorbij kan. Gwyneth Jones, gepokt en gemazeld in de legendarische productie van Otto Schenk, vond zelfs dat je de rococo context van het werk onmogelijk overboord kan gooien omdat de muziek de atmosfeer van deze decadente periode nauwgezet reflecteert. Dat is dan ook de reden waarom de slaafse productie van Otto Schenk in München en Wenen nog steeds uit de kast wordt gehaald ook al is zij, tenminste sinds 1995, scenografisch en regietechnisch compleet voorbijgestreefd door de laatste grote vernieuwende productie, die van Herbert Wernicke uit Salzburg.

Christoph Waltz had beloofd om binnen het kader van zijn enscenering aan de Vlaamse Opera de muziek alle ruimte te laten. Hij heeft die belofte volledig ingelost en zou een masterclass kunnen geven aan alle regisseurs die in de Vlaamse Opera een veilige thuishaven vinden maar zichzelf steevast belangrijker vinden dan het kunstwerk dat ze verondersteld worden te dienen. Tot ieders verrassing kwam Waltz op het terrein als een ervaren kenner van het stuk en de aanvankelijke bezorgdheid ten aanzien van zijn status als hollywoodster en operadebutant was dan ook totaal misplaatst. Intendant Aviel Cahn heeft zelden zo weinig risico genomen bij de keuze van een regisseur als met Waltz. Hoe zou het overigens met Waltz' Wagnerliefde gesteld zijn? Quentin Tarantino troonde hij mee naar de Ring van Achim Freyer in Los Angeles en prompt sijpelde de thematiek van Siegfried binnen in "Django Unchained". So what's next, doctor Schultz?

Als Waltz één ding bewezen heeft dan is het dat de focus op het wezenlijke, door dicht op de tekst te blijven en alle overtollige ballast te verwijderen, het beste is wat Der Rosenkavalier kan overkomen. Hij had ook een geestdriftige dirigent en drie innemende sopranen ter beschikking, die zichzelf in hun respectievelijke rollen moeiteloos zouden kunnen verkopen aan prestigieuzere huizen als de Vlaamse Opera, en die dat ongetwijfeld ook zullen doen. Voor een huis met eerder bescheiden middelen als de Vlaamse Opera was dit echter absolute top. En zo wist Der Rosenkavalier zich op de valreep nog op mijn eindejaarslijstje te wurmen.

Voor Waltz primeert de acteursregie, tenminste voor zover die ten dienste staat van de muzikale belevenis. Op zulk adagium, ingegeven door liefde voor de kunstvorm die opera heet, zal je mij nooit horen inhakken. Waltz respecteert de traditie en serveert ons weliswaar Otto Schenk maar zonder diens rococoballast, en zonder diens vermoeiende, redondante gestiek. Zijn acteursregie is een kwestie van dosering en levert een "Kammerspiel" op dat de aandacht moeiteloos gaande houdt zonder één seconde te vervelen, niet tijdens de ochtendlijke audiëntie, compleet met schattige hondjes en exotische vogels, noch tijdens de Weense maskerade van het derde bedrijf. Steeds stond het absolute minimum aan acteurs en figuranten op het podium; zelden was de handeling en de intrige zo kristalhelder te volgen.

Waltz is een echte Kavalier en laat zijn Marschallin, ondanks haar overspelige relatie, het morele ijkpunt blijven van het stuk. Het verzaken aan haar jonge minnaar na de Weense maskerade gaat haar duidelijk moeilijk af. Baron Ochs, de Weense Falstaff die zichzelf geen moment weet te relativeren, krijgt van Waltz licht pedofiele trekken. Zijn publieke vernedering in het derde bedrijf roept herinneringen op aan een zekere DSK.

De overhandiging van de zilveren roos start met een grap als Octavian de roos per vergissing aan Marianne Leitmetzerin aanbiedt om dan, compleet van zijn melk, het initiatief aan de echte Sophie te moeten overlaten. Zijn laatste grap houdt Waltz voor het allerlaatst : niet Mohammed maar het huispersoneel laat hij vechtend vissen naar het zakdoekje van Sophie. Alsof hij in de slotmaten nog snel de draak wil steken met iedereen die zich meent te moeten storen aan zijn tekstgetrouwe lezing.

Scenografische innovatie had deze productie nog op een hoger plan kunnen tillen. Annette Murschetz bouwde een burgerlijk salon als eenheidsdecor. Het is een nuchtere ruimte die goed harmonieert met het Kammerspiel dat Waltz erin wil bedrijven. Maar het hemelbed van de maarschalksvrouw doet wat sjofel aan en de transparante wanden zijn in de eerste plaats efficiënt eerder dan optisch aantrekkelijk.

Maria Bengtsson heeft de looks, het timbre en de intelligentie voor een ideale Marschallin. Voor Bengtsson was dit een debuut. Graag zien we haar groeien als super-Straussiène in de voetsporen van Renée Fleming. Christiane Karg was een karaktervolle Sophie, helemaal in de lijn van Diana Damrau. Haar voordracht liet niets te wensen over. Ze was ook heel prominent aanwezig in het finale terzet. Stella Doufeixis kon stevig uithalen en toch alle onzekerheid van Octavian gestalte geven. Vocaal deed ze het een stuk beter dan Sophie Koch. Met dit trio kon het beroezende terzet "Hab mir's gelobt" en het afsluitende duet natuurlijk niet mislukken.

Jürgen Linn die Albert Pesendorfer verving, beschikt over een kernachtige bas met een mooie diepte waardoor wij hem graag wel eens in Wagner aan het werk willen zien maar waarom hij zich slechts mondjesmaat aan het platte Weense dialect van Ochs overgaf , blijft één van de mysteries van deze productie. Michael Krauss, als de ijdele wapenfabrikant Faninal, moest erg veel druk uitoefenen om zijn bronzen bariton te laten doorklinken en kwam daardoor meestal te schreeuwerig over in dit door Waltz zorgvuldig opgezette Kammerspiel. Ook kleinere rollen waren uitstekend bezet: de Turkse Ezgi Kutlu bijvoorbeeld liet horen veel meer in haar mars te hebben dan het kleine rolletje van de intrigante Annina laat uitschijnen.

Dimitri Jurowsky dirigeerde deze bladzijden met zichtbaar genoegen. Hij lijkt de flair en het enthousiasme te bezitten voor dit repertoire. Zijn gevoel voor tempo en dynamiek was nagenoeg perfect. Kon de prelude aanvankelijk niet echt overtuigen, toch wist hij al snel een Weense frisson door het orkest te jagen die niet meer zou ophouden. In de vitale momenten van verstilling werd adembenemend gemusiceerd. Tijdens het eerste deel van de prelude tot het derde bedrijf dat doorgaans met gesloten doek wordt genomen, liet hij Strauss klinken als de teutoonse oom van Mendelssohn.

Mijn volgend rendez-vous met Der Rosenkavalier is in Salzburg. Harry Kupfer en Franz Welser-Möst zullen hard hun best mogen doen om op het panoramische toneel van het Grosse Festspielhaus eenzelfde intensiteit aan hun team te ontlokken. Robert Carsen heb ik er al eens zien mislukken. Ik ben er niet gerust in.

De productie van Christoph Waltz verhuist nadien naar ROH Covent Garden en zou vanaf 2015 wel eens opnieuw kunnen opduiken in uw cinema.

maandag 23 december 2013

Der Ring des Nibelungen for kids (cd)


Van Johan Uytterschaut ontving ik volgende bijdrage :

Richard Wagner aan kinderen voorschotelen. Velen vinden het een heikele onderneming, waarschijnlijk omdat ze het nooit geprobeerd hebben. Persoonlijk ben ik door de prelude tot Die Walküre bij het nekvel gegrepen toen ik een jaar of 14 was, en die greep is nooit meer losgekomen – wel integendeel. En ik hoor van andere melomanen gelijkaardige getuigenissen. Dus, Richard Wagner en jeugd, dat moet kunnen.
Iets anders is natuurlijk om kinderen van een jaar of acht bij de les willen houden met het langste operaproject uit de muziekgeschiedenis. Ik wil de dames van 60+ niet te eten geven die Wagner “niets dan lawaai” vinden. Waarschijnlijk ligt dat weer eens aan een “onbekend=onbemind-syndroom”, gecombineerd met een flink vooroordeel, en laat ons niet vergeten dat niet iedereen beschikt over evenveel, laat het ons maar “jongensachtige” fantasie noemen. En daar hebben we misschien wel de twee voorwaarden die rakkers in korte broek – of rokje - over de streep kunnen trekken om eens met Der Ring des Nibelungen scheep te gaan: geen vooroordelen, en genoeg fantasie om de hele wereld op een lollystok te planten.

De Nederlandse woordkunstenaar Edwin Rutten is niet aan zijn proefstuk toe, maar Der Ring des Nibelungen “for kids” (waar zijn in ’s hemelsnaam de “kinderen” naartoe?) is een gok. Hij heeft een vertellijn uitgedokterd die hem moet toelaten het complexe, maar steengoed geconstrueerde verhaal van de Ring zo te verhapstukken dat ook jonge kinderen er blijvend door geboeid kunnen worden, en meteen een grote dosis van de allerbeste muziek mee onder de huid krijgen. Hij heeft duidelijk de intentie zijn doelpubliek naar de opera te krijgen, en hen met deze 2CD-uitgave beslagen ten ijs laten komen.
Gaat dat ook lukken? Ik vermoed van wel, tenminste bij diegenen die er het juiste soort gevoeligheid voor bezitten en/of al wat vooropleiding hebben; Ruttens aanpak haalt in elk geval een aantal flinke drempels weg, zoals daar zijn: de lengte, de doorgecomponeerde en dus niet evident te overziene structuur, het voor kinderen dikwijls wat wereldvreemd of imponerend klinkende stemgeluid van operazangers. Elke scène is een track op de CD, en daaruit haalt hij fragmenten die voldoende illustratief én pregnant zijn om tot de verbeelding te spreken; daar ent hij dan zijn verhaal op.
Bovendien werkt hij met verrassend eenvoudige interactiemiddelen: “Stel je voor: het hele heelal heeft heel en al vier verdiepingen: onder-onder, onder, midden, en boven”, zo begint Ruttens verhaal. En dan doet hij de kinderen hun “fantasieknopje” inschakelen, “zo kunnen ze zien wat de muziek speelt,…”. De personages komen helemaal antropomorf uit de verf, soms in sprookjesachtige termen geschilderd, soms met heel directe spreektaal in het midden gegooid. Fantasieknopje op, mmmm, acht-en-half.

Ook de Leitmotive worden, als systeem, voorgesteld in een track van goed 10 minuten. Absoluut nuttig om de ingang wat breder te maken. Alleen vind ik zijn keuze soms een beetje vreemd en ook niet altijd juist. Wat hij het motief van Freia en haar appels noemt klopt m.i. niet, en de kreet “Rheingold” is natuurlijk niet het goudmotief, maar alla, binnen het opzet valt dit nog te vergoelijken. Verder begrijp ik niet waarom erg krachtige en veelzeggende motieven als de vloek, of de macht van de ring niet aan bod komen. Voor de rest is dit initiatief zeker een aanrader. De CD-hoesjes en het boekje zijn leuk geïllustreerd mét een verklarende woordenlijst, en anderzijds maakt Rutten gebruik van een goede – enigszins historische – opname o.l.v. Bernard Haitink (Orkest van de Beierse Radio, James Morris, Eva Marton, Siegfried Jerusalem, Theo Adam).

Het vermelden waard is nog het merkwaardige einde van de tweede CD, waarin Edwin Rutten een soort aanzet geeft tot een Wagnerkwis, naar mijn gevoel uitsluitend om de kinderen enthousiast te maken, zodat ze hun hebbeding meenemen naar school. En waar we helemáál achterstaan, is zijn bijna terloopse omroep aan de Nederlandse overheid om meer muziek mogelijk te maken op school: “Je hoeft de muziek niet mooi te vinden, maar je kunt er alleen iets van vinden als je het eerst gehoord hebt. De regering moet daarom zorgen dat er geld is voor meer muziek op school”. Ons klinkt dat alvast als muziek in de oren.

"Erlösung dem Erlöser" in de Londense Parsifal

“Erlösung dem Erlöser” is een thema uit Parsifal waarvan verschillende interpretaties voorhanden zijn. De enscenering van Stephen Langridge en Alison Chitty in The Royal Opera House doet er nog eentje bij. Ze maken interessante keuzes en de gevolgen ervan worden tot in de uiterste consequenties doorgedreven.

Langridge en Chitty kiezen voor een echte, fysiek in de graalsgemeenschap aanwezige figuur die de broederschap behoedt voor  – verlost van, zo men wil – de zorgen van ouderdom en de dood. Dit gebeurt telkens tijdens de graalceremonies waarbij de broeders hernieuwde levensenergie krijgen. Echter, voor deze heren is het hoogtepunt van het paasmysterie niet de transsubstantie of verrijzenis van Jezus maar het moment dat Longinus zijn speer steekt in de zijde van de gekruisigde Jezus en het bloed uit de wonde in de kelk, de graal, druppelt. En dat is precies wat ze tijdens de graalceremonies met hun verlosser herhalen. De beklagenswaardige wordt in een kale cel met  bed gevangen gehouden. Tijdens het ritueel wordt hij eruit gehaald – allemaal zeer sereen – waarna de graalkoning met een scalpel een snee aanbrengt in de zij van de arme stakker. Hevig bloedend wordt hij rondgedragen zodat de ridders hem even kunnen aanraken. Zien ze zichzelf misschien als graal die het bloed opvangt? 

De graalscène in de eerste akte laat vermoeden dat de speer nog niet lang in Klingsors bezit is. De ceremonie verloopt ordelijk en de buitenwereld vraagt blijkbaar nog steun van de graalridders. Vier ridders zullen daartoe de gemeenschap verlaten en voeren een ritueel uit dat opnieuw verwijst naar de steek met de speer in Jezus’ zijde. De verlossersfiguur zelf is een jong kereltje dat met trieste blik de gebeurtenissen ondergaat. Met enkel een lendendoekje om doet hij natuurlijk onmiddellijk denken aan Jezus aan zijn kruis. Na afloop van het ritueel met de scalpel zit de jongen er eenzaam en zielig bij. Een totaal uit zijn lood geslagen Parsifal gaat ernaast zitten. Langzaam richt het jongentje zijn hoofd op en kijkt Parsifal wanhopig aan. Hier worden de woorden “Verlos en red me toch uit schuldbevlekte handen” in het onderbewustzijn van Parsifal gegrift.

In de derde akte lijkt het ritueel zich te herhalen. De jongen is ondertussen flink opgeschoten. Nog steeds in enkel een lendendoek neemt hij nu even de pose van een gekruisigde aan maar hij wordt onmiddellijk terug in zijn cel geduwd want Amfortas doet moeilijk. Maar dan komt Parsifal die eerst Amfortas geneest en vervolgens de celdeur heropent. Net zoals de vrouwen die op de dag van de verrijzenis een leeg graf aantreffen met de windsels netjes opgerold (zie Johannes), stapt Parifal in een verlaten cel waar wat doeken netjes aan het hoofdeinde van het bed opgevouwen liggen. Verlossing voor de verlosser van de graalsgemeenschap. Gurnemanz beseft dat dit het onmiddellijke en definitieve einde is van de broederschap en begraaft samen met Titurel de speer.

zaterdag 21 december 2013

Afscheid van 2013


Omdat ik 2013 voor driekwart in Duitse hotelkamers heb moeten doorbrengen is het eindejaarslijstje noodzakelijkerwijs een beetje internationaler geworden. Dit zijn de voorstellingen/concerten die mijn hart wisten te stelen :

1. Michel Plasson en het Rotterdams Filharmonisch Orkest met "Debussy/Berlioz/Bartok" in Brugge
2. Henri Texier met "Equanimity Meeting" in Parijs
3. François Girards "Parsifal" in New York via Cinema Pathé in Parijs
4. Philippe Decouflé met "Panorama" in Antwerpen
5. Henri Texier met het "Hope Quartet" in Duinkerken
6. Jan Fabre met "Tragedy of a Friendship" in Antwerpen
7. Andris Nelsons en het Gewandhausorchester met "Sjostakovitsj no. 10" in Leipzig
8. Patricia Kopachinskaja met het "Vioolconcerto no. 2 van Bartok" in Brugge
9. Sidi Larbi Cherkaoui met "Milonga" in Antwerpen
10. Randy Weston's African Rhythms Sextet op Jazz Middelheim
11. Marc Ducret met "Tower-Bridge" op Jazz Saalfelden
12. Boby Previte met "Omaha Diner" op Jazz Saalfelden
13. Uri Caine met het Gershwin Projekt op Jazz Saalfelden
14. Simon Rattle en de Berliner Philharmoniker met de suite uit Wozzeck in Salzburg
15. Stefan Herheims "Die Meistersinger von Nürnberg" in Salzburg
16. Wilhem Latchoumia met Série Bleue van Pierre Jodlowsky op Musica Strasbourg
17. Deborah Warners "Eugene Onegin" in New York via cinema Kinepolis
18. Pina Bausch Tanztheater met "Le Sacre du Printemps" in Antwerpen
19. John Dews Wozzeck in Darmstadt
20. William Kentridges "The Nose" in New York via cinema Kinepolis
21. Achim Freyers "Das Rheingold" in Mannheim
22. Anne Teresa de Keersmaeker met "Vortex Temporum" in Brugge
23. Robert Wilson met "The Old Woman" in Parijs
24. George Benjamin met "Written on Skin" in Parijs
25. Dmitri Tcherniakov met Jenufa in Zürich
26. Stephen Landgridges Parsifal in Londen via cinema Utopolis
27. Christoph Waltz met "Der Rosenkavalier" in Antwerpen

Na de indigestie van 2013 is het aanbod aan nieuwe Wagnerproducties volgend jaar bijzonder karig te noemen. Wij hebben dan ook besloten om het spectrum van Leidmotief wat meer open te trekken en omdat we in 2014 toch van plan zijn om ondermeer volgende producties te bezoeken zullen we ook daarvan verslag proberen uit te brengen. Leidmotief zal m.a.w. vanaf volgende editie desondanks een beetje dikker worden.

- Blauwbaard /Winterreise (Antwerpen)
- Lady Macbeth (Antwerpen)
- Jenufa (Brussel)
- Ariadne auf Naxos (Stuttgart)
- Tristan und Isolde (Stuttgart)
- Siegfried (Stuttgart)
- Pique Dame (Zürich)
- Don Carlo (Zürich)
- Le Roi Arthus (Strasbourg)
- Die Soldaten (München)
- Die Soldaten (Berlijn)
- Tannhäuser (Berlijn)
- Die Zauberflöte (Berlijn)
- Parsifal (Berlijn)
- Lohengrin (Madrid)
- Der Rosenkavalier (Salzburg)
- Il Trovatore (Salzburg)
- Die Walküre (Mannheim)
- Siegfried (Mannheim)

donderdag 19 december 2013

Stephen Langridge's Parsifal in Londen


DE WERELD AAN HET ZIEKBED VAN AMFORTAS

Wat mij betreft nam Stephen Langridge's Parsifal een valse start: de volstrekt spanningsloze prelude die Antonio Pappano's getreuzel aan zijn manschappen ontlokte. Tevens zullen grote delen van het eerste en het tweede bedrijf lijden onder deze tempokeuze. Was het zijn bedoeling om in de voetstappen van Reginald Goodall te stappen? Laat dit evenwel de enige reserve zijn die ik kan bedenken voor deze intelligente, doordachte en goed gecaste productie waarmee Covent Garden het Wagnerjaar afsloot.

Centraal in Langridge's enscenering staat het lijden van Amfortas, tevens metafoor voor de ziekelijke toestand van de graalgemeenschap en bij uitbreiding natuurlijk ook van onze eigen vertrouwde wereld. Omdat de door Parsifal gepropageerde ethos van het medeleven de uiteindelijke verlossing brengt, start Langridge vanuit de tegenovergestelde houding : een beeld van "Schadenfreude", een lachend hoofd geprojecteerd tijdens de prelude, daagt het medeleven uit als contrapunt. Later zullen sporadisch opduikende figuranten met lachende maskers dat beeld nog hernemen.

Met het lijden van Amfortas is het evenwel bittere ernst. In zijn ziekbed kronkelt hij van de pijn en Gerald Finley heeft er een hele kluif aan om diens agonie realistisch voor het voetlicht te brengen. Finley doet dat voortreffelijk, een occasioneel moment van overacting niet te na gesproken. Mannen zowel als vrouwen passeren aan zijn ziekbed. De decors zijn klinisch in hun strenge geometrie en verstoken van kleur. Een centrale kubus domineert de scène . Het is de thuishaven voor de lijdende Amfortas en voor de niet zo bijzonder geslaagde illustratieve scènes die de verleiding van Amfortas en de zelfcastratie van Klingsor in beeld brengen tijdens Gurnemanz' narratieve exploot van het eerste bedrijf. Sterker is het beeld dat de kubus herbergt van de Graal : geen kelk met het bloed van de Heiland maar een zuiver ogend jongetje, enkel gekleed met een lendendoek, een jeugdige cloon van de Heiland die de gemeenschap sterkt met de gift van zijn bloed. Het weerzinwekkende ambt van Amfortas is de jongen met een mes te bewerken in zijn zijde.

Daarmee onthult deze graalgemeenschap de duistere kant van haar spiritualiteit : haar rituele handelingen zijn gedrenkt in een cultus van het bloed. Onwillekeurig denk je dan aan de oude antisemitische legende van de joodse rituelen waarbij het bloed van geofferde christen-kinderen werd gebruikt om het pesachbrood te laten rijzen. Later duiken ook graalridders op in combat dress en worden er ook wapens gezegend. Het occulte Nazi-Duitsland is dan niet ver meer af. Het is bekend dat Heinrich Himmler, de meest fanatieke occultist van het Derde Rijk, een zelfstandige ridderorde trachtte op te richten binnen de SS, met de graalridders voor ogen. Je kan er ook nog een hedendaagse echo van kindermisbruik in zien.
Het zit er allemaal in. Belangrijker is de theatrale werking die ervan uitgaat: met het ritueel verwonden van een kind en het ronddragen ervan in pietahouding kan een veel sterker sacraal effect worden bereikt als met het ten hemel heffen van een kitscherige kelk. Omdat het een scène is die vaak mislukt en door de meeste regisseurs gewoon ontweken wordt, zou het wel eens kunnen dat deze oplossing in toekomstige realisaties van Parsifal school gaat maken.

Gelukkig komt er met het tweede bedrijf enige kleur in de productie. De fortuinlijke Parsifal mag zich laten bestoken door de in strakke cocktailjurken gestoken lijven van erg aanhalige bloemenmeisjes. Langridge is daarbij een wervelende choreografie gelukt met licht erotische spanning waar Simon O' Neill, niettegenstaande zijn forse BMI, erg goed weet in mee te gaan. Dat blijft hij trouwens doen in het aansluitende duet met Kundry dat met zijn vele kostelijke details alleen maar met een camera in de buurt ten volle te genieten is. Eens de speer terug in z'n bezit steekt hij zich de ogen uit. Als Oedipus verlaat hij de scène. Samen met de eerste Graalscène is dit gehele tweede bedrijf het hoogtepunt van de voorstelling. Zelfs Pappano stelt nu even niet teleur.

Vele jaren en een moslimbaard later keert de dolende Oedipus terug naar de grijze wereld van de Graal waar ons een eerder saaie Karfreitagszauber te wachten staat. Na de finale verlossing van Amfortas met de speer is het ziekbed in de kubus leeg, de Graal-jongen spoorloos en Parsifal verdwijnt ongemerkt in de achtergrond. Amfortas en Kundry verlaten de scène als een koppel en tijdens de slotmaten zal Gurnemanz het lijk van Titurel toedekken als een definitief afgesloten hoofdstuk. Ziedaar, een happy end !

Zoals zo vaak versteende René Pape in zijn geliefkoosde houding, die van een verkoper in een mannenconfectiezaak. Acteren laat hij over aan zijn collega's. Hij weet immers dat aan het einde van de rit het slotapplaus er niet minder om zal zijn zolang hij zijn zalvende lijnen maar correct en met overgave debiteert en dat deed hij weeral voortreffelijk. In het klankbeeld vond ik de balans tussen stemmen en orkest niet optimaal en Pape had er nog het meest van te lijden. Benieuwd of dat op de dvd beter zal zijn.

Net zoals ze Waltraud Meier vroeger afloste als Wozzeck-Marie zo lost de met een gelijkaardig stemtype uitgeruste Angela Denoke Meier nu opnieuw af als Kundry. Net zoals Meier is ze geen Brünnhilde, een idee dat ze twee jaar geleden tijdig liet varen met het oog op de Ring in Bayreuth. De stemvoering is in essentie slank en de intonatie loepzuiver maar haar mogelijkheden voor het hoogdramatische zijn heel beperkt. De milde hysterie van Kundry kan ze nog net aan al moest ze tot tweemaal toe één van haar topnoten te snel afbreken. Maar net zoals Meier is ze in staat tot een uiterst gedifferentieerd spel. Kaal geschoren en met zwart gemaquilleerde oogkassen in het eerste bedrijf, en met een eerder slordige rode pruik in het tweede bedrijf wist ze een fascinerend Kundry-portret te borstelen dat, na Wenen en Londen, de deuren zal openzetten voor de meeste grote operahuizen in de wereld.

Simon O' Neill pakte mij weer eens in met zijn ontwapenende charme. Is zijn ietwat nasale timbre niet echt aangenaam, hij heeft echt wel enige power in huis. Zijn duet met Kundry was heel doorleefd en zijn fysiek engagement bewonderenswaardig.

Willard White, die zich jaren geleden per vergissing aan Wotan waagde, is met Klingsor duidelijk meer op zijn plaats. Had ik niet het gevoel dat hij zich inhield uit angst voor de gemakkelijke karikatuur ? Een Klingsor kan wat mij betreft niet gek of boosaardig genoeg zijn.

Gerald Finley heeft zijn debuut als Amfortas niet gemist. "I feel I have joined the Wagner train and I have a valid ticket", toeterde hij onlangs in de krant. In Walhalla zal er steeds meer vreugde zijn voor een intelligente zanger die in zijn mogelijkheden net iets te kort schiet dan voor 10 obese zangmachines die met moeite snappen wat ze door hun strottenhoofd jagen. Finley weet steeds wat hij zingt en zijn eerste Graaloptreden was even sterk als dat van Peter Mattei in New York, ook al kan Mattei een mooier timbre voorleggen en een meer overtuigende snik in de stem.
"Hans Sachs en Amfortas zijn rollen die ik mijn hele leven zal blijven zingen", zo liet de nieuwbakken Amfortas nog weten. Right on, Gerald !

maandag 16 december 2013

Pappano's inleiding tot Parsifal


Tony Pappano en "special guests" Gerald Finley en Simon O'Neill nodigen uit tot een proevertje van de nieuwe productie van Parsifal in ROH Covent Garden. Controversieel en niet door iedereen gesmaakt, dat spreekt vanzelf, hoe kan het ook anders?
Volgende woensdag te zien in cinema Utopolis.

donderdag 5 december 2013

Dmitri Tcherniakovs Jenufa in Zurich


C’EST ARRIVE PRES DE CHEZ VOUS

Een moeder die haar kleinkind voorgoed laat verdwijnen om zichzelf en haar dochter de publieke schande te besparen een onwettig kind op de wereld te hebben gebracht, het is een thema dat vandaag zo goed als ondenkbaar is. Voor een regisseur als Dmitri Tcherniakov, die zijn onmiskenbaar talent en métier steevast inzet om opera in een hedendaags perspectief te plaatsen, is dat pure folklore. Hier dus geen spoor van draaiende molenwieken of een vervaarlijk dreigende toren van een dorpskerk; de Buryja’s huizen in een appelgroene woning waarvan wij constant twee verdiepingen in dwarsdoorsnede te zien krijgen: de leefkamer en de slaapkamer met een trap naar de zolder, die tevens de “stairway to heaven” zal blijken te zijn van de onfortuinlijke boreling. Scenografisch doet dat erg vertrouwd aan maar het is ook clean en heeft iets van een stripverhaal. De grootste ingrepen zijn echter bestemd voor de geactualiseerde psychologie van de personages.

"Veel in dit stuk lijkt mij zeer onwaarschijnlijk", meent de regisseur. "Ten eerste kan ik mij niet voorstellen dat de kosteres Jenufa’s kind vermoord heeft. Dat zou inderdaad alleen maar denkbaar zijn in een achterlijk Oost-europees dorp waar de eer, die door een onwettig kind in gevaar zou kunnen worden gebracht, nog een rol speelt. Men kan zich voorstellen dat een moeder haar kind na een postnatale depressie om het leven brengt. Maar hier is niet de moeder de daderes maar de kosteres. Dat is een moeilijk moment waarvoor wij een ongebruikelijke oplossing hebben gezocht."

Die bestaat erin dat hij de kosteres het kind naar de zolderkamer laat brengen waar zij het, na het uitgebreid te hebben vertroeteld (wat op zich reeds erg in tegenspraak is met de tekst), voor het open raam in zijn wiegje achterlaat. Laten we nu aannemen dat het buiten stevig wintert, wat is dan het verschil met de intentionele moord uit het libretto? Later zal de licht dementerende Oude Buryja “en stoemelings” het wiegje door het venster kieperen. En zo tracht de regisseur alle vrouwen in dit verhaal moreel buiten schot te houden. Ten dienste van de geloofwaardigheid. Voor Tcherniakov, zo lijkt het, moet je Rome hebben platgebrand om in Nero te kunnen geloven.

De dramatische handeling van Jenufa is door de componist wel degelijk gedacht vanuit de dwingende sociale conventies van een obscurantistische samenleving. Zij vormt het noodzakelijke contrapunt voor de tomeloze vrijheidsdrang waarmee Janacek zijn heldinnen (Katja nog veel meer als Jenufa) bezield weet. De brutale trekken van een kindermoordenares kan de kosteres dan ook alleen maar krijgen vanuit dat perspectief en wat ze uiteindelijk doet, daar drukt ze zelf erg op, doet ze uit liefde voor haar pleegdochter. Alleen zo kan de kosteres het centrale, dragende personage worden van deze opera en je tot identificatie dwingen middels een spirituele reis waarvoor Jenufa’s vergevingsbereidheid de finale catharsis zal betekenen. Door de kosteres op te voeren als een minder schuldig personage wordt ze tegelijk ook een stuk banaler (geloofwaardiger, zal Tcherniakov zeggen) en eendimensionaal negatief zodat het niet verrast dat ze van haar dochter geen vergiffenis krijgt en in de slotmaten, wanneer de regisseur de handeling helemaal naar zijn hand zal hebben gezet, door Jenufa, die nu aankijkt tegen een geruïneerd leven, haast gewurgd zal worden.

Heeft de componist zijn meerdere gevonden in de regisseur? Is Janacek overdreven pessimistisch wanneer hij afdaalt naar de duistere krochten van de ziel van het Moravische platteland? Misschien wel, maar de hyperbool is nu eenmaal de stijlfiguur van opera. Zo zal Verdi dan weer overdreven optimistisch zijn in de bijzonder onwaarschijnlijke finale van Aida. Opera leeft van deze overdreven, utopische momenten. Het afzwakken daarvan leidt tot een ongewenste reductie van de emotionele beleving van opera.

”Ten tweede”, zo vervolgt de regisseur, “gedraagt Jenufa zich heel merkwaardig wanneer zij van de dood van het kind hoort: ze reageert alsof haar papegaai gestorven is. Hoe kan zij überhaupt geloof hechten aan de uitspraak van de kosteres dat het kind gestorven is zonder het dode kind te willen zien? Dat geloof ik niet. Geen enkele moeder zou zo reageren en tot op het laatste moment hopen dat het kind nog leeft, dat iemand het heeft meegenomen en verstopt.”

Tcherniakov is uitermate efficiënt in het omzetten van zijn ideeën en houdt dat drie bedrijven vol via een verbluffend uitgekiende acteursregie. Met Kristine Opolais en Pavel Cernoch heeft hij twee acteurs die dat ook tot in de perfectie kunnen invullen. Cernoch beschikt over de grote beweeglijkheid die hij van hem eist maar het stralende goud in de keel om Jenufa's appelwangen te bezingen bezit hij niet. Van beide halfbroers heeft Christopher Ventris de grootste stem en dat is doorgaans net andersom. Ventris zou de danspassen en het kunst en vliegwerk van Pavel Cernoch onmogelijk voor mekaar kunnen krijgen. Hij mag zich met gereedschapskist en trapladder het repareren van deuren en vensters onder zijn hoede nemen. Zo komt hij al snel als saaier maar betrouwbaarder over in vergelijking met losbol Steva en Tcherniakov maakt er geen geheim van dat Jenufa hem helemaal niet ziet zitten. Dat stelt hem voor het probleem van Janaceks happy end.

Tcherniakov: ”Bovendien lijkt het overhaaste huwelijk met Laca en de finale mij zeer ongeloofwaardig. Jenufa verneemt dat de kosteres het kind vermoord heeft en dat haar geliefde Steva een andere vrouw zal huwen. Er rest haar niets meer, geen kind, geen toekomst en zelfs de kosteres niet met wie ze haar leven lang geleefd heeft en die nu achter tralies zal verdwijnen. Er blijft alleen Steva’s eeuwig benadeelde halfbroer Laca over die reeds lang op haar verliefd is. Toch zingt Jenufa hoe gelukkig ze is haar leven met Laca te verbinden. Wanneer ze van Laca zou houden dan zou ze hem de verminking in haar gelaat eventueel kunnen vergeven. Maar ze houdt niet van hem en heeft nooit van hem gehouden.”

Na de bekentenis van de kosteres werkt ze hem zachtjes maar beslist de deur uit. In het Moravië van Tcherniakov is geen plaats voor een catharsis en nog minder voor een Jenufa met Parsifal-trekjes. Het slotbeeld toont enkel de drie vrouwen, allen in het zwart. Het is als een foto in Het Belang van Limburg : drie generaties, de vierde hebben ze op hun geweten.

Patrick Lange vond ik in zijn temporelaties regelmatig aan de iets te trage kant, en ritmisch ondervoed. Het idioom van Janacek is zo typisch en vraagt zoveel precisie dat ik niet anders als streng kan zijn.

Hannah Schwarz, in een vorig leven nog de norm waar elke mezzosopraan haar Walküre-Fricka aan diende af te toetsen, gaf een grandioze vertolking ten beste van de licht dementerende Oude Buryja. Onafgebroken in beslag genomen door haar toilet beleeft ze het hele stuk als haar persoonlijk vreugdevuur der ijdelheden : in kamerjas en met krulspelden in de ochtend, met komkommerschijfjes op de ogen tijdens de prelude tot het tweede bedrijf, zich wurmend in haar feestkledij voor de aanstaande bruiloft in het derde bedrijf. Maar het is een personage in de marge.
Zoveel charismatische presence kon Michaela Martens als de kosteres niet voorleggen. Maar ze wist de partij vocaal behoorlijk naar haar hand te zetten en klonk niet als een versleten dramatische sopraan.
Kristine Opolais is een natuurtalent, begiftigd met een stem die stevige spinto-kwaliteiten laat horen, met een timbre dat weliswaar eerder koel en metalig aandoet. Met zulke uitrusting zie ik haar nog wel in het Wagnervak stappen.

Conclusie: een voorstelling die respect afdwingt voor haar consequente hedendaagse behandeling van het thema maar de brutaliteit van de ontspoorde kosteres en de humaniteit van Jenufa en Laca zijn uit het stuk verdwenen. Benieuwd hoe Alvis Hermanis Janaceks grootste meesterwerk op de sporen zal zetten in Brussel.

maandag 2 december 2013

Parsifal : The Wagner Interviews


De Parsifalproductie van Salzburg (regie : Michael Schulz) was vorige maand te zien op het Beijing Music Festival in China met de Dresdner Staatskapelle o.l.v. Gustav Kuhn.
In het kader daarvan gaf de KT Wong Foundation opdracht een aantal van de meest gepassioneerde Wagnerianen te interviewen.

Ontdek waarom John Tomlimnson nog altijd een toffe peer is, dat Waltraud Meier jazzplaten zou meenemen naar het onbewoonde eiland, wat Robert Carsens definitie van een ijsberg is, hoe John Coltrane in de decors van de Chereau-Ring binnensijpelde, dat Wagner voor Parsifal het equivalent van 1 miljoen euro opstreek van Schott. Dat en nog veel meer, meestal hyperbolen maar allemaal even waar. Hartverwarmend!

1. Sir John Tomlinson
2. Waltraud Meier
3. Dame Anne Evans
4. Stuart Skelton
5. Robert Carsen
6. Daniele Gatti
7. Mark Wigglesworth
8. Richard Peduzzi
9. Alexander Polzin
10. Acteur Simon Callow
11. Uitgever Peter Hanser-Strecker
12. Criticus Stephen Johnson
13. Criticus David Nice