woensdag 17 juni 2020

Alexander Titel met Oorlog en Vrede in Moskou (****)

© M.Logvionv

PITI, PITI, PITI, BOOM !

Wanneer hij in het oorlogsjaar 1945, op 7 juni, de première meemaakt van Vrede, het eerste deel van wat hij als zijn magnum opus beschouwt, is Sergei Prokofiev in feite doodziek. Migraine en een torenhoge bloeddruk maken zijn leven al enkele jaren tot een hel na een ongelukkige val waarbij hij zijn hoofd bezeerde. De eerste scènische opvoering van Vrede volgt op 12 juni 1946 in het Maly Operatheater in Leningrad. Tegen december heeft het stuk reeds 40 maal op het toneel gestaan, bijna steeds voor een uitverkochte zaal. In seizoen 1946-1947 zal het in totaal reeds 105 opvoeringen kennen.

Vertraagd door de bemoeienissen van Andrej Zjdanov, Stalins factotum inzake culturele aangelegenheden, zal de componist de première van het integrale, tweedelige werk niet meer meemaken. Dat gebeurt pas 12 jaar later in het Stanislavski/Nemirovitsj-Dantsjenko Theater op 8 november 1957. Prokofiev heeft het pijnlijke hoofd 4 jaar vroeger reeds definitief te rusten gelegd en nog wel uitgerekend op dezelfde dag als zijn kwelduivel Jozef Stalin. Het Comité voor Artistieke Zaken dat erover waakte alle nieuwe opera’s af te voeren in de dwangbuis van het socialistisch realisme, had bezwaren geopperd: de militaire scènes waren niet heroïsch genoeg, de vocale stijl moest lyrischer zijn en minder geënt op de weergave van het woord. Zoals altijd focuste Prokofiev met zijn vocale stijl op het natuurlijke ritme van de spreektaal terwijl het symfonisch weefsel op de achtergrond zorgde voor de context. De vele conversationele scènes dreven zelfs zijn beste vriend Miaskovski tot wanhoop. Vandaar dat het stuk in hoge mate profiteert van boeiend gearticuleerde zangpartijen door de solisten.

Zowel regisseur Sergei Eisenstein als dirigent Samuel Samosud leverden goede ideeën om de censuur te passeren. Een leuke anekdote in dat verband is de volgende : omdat hij niet op de zieke componist kon rekenen en omdat hij vond dat de hoofdpersonages, Andrej en Natasja, al walsend moesten zingen huurde hij S. Kazbanov in om de partituur op dat punt te wijzigen. Toen Prokofiev de bewuste passage meemaakte tijdens een repetitie sprong hij op als gestoken door een bij. Maar toen iedereen tevreden applaudisseerde liet hij zich gelaten in zijn zetel terugzakken.

“Oorlog en Vrede” is een opera waarin Prokofiev de invloeden van Tsjaikovski en Moesorgski tot een synthese lijkt te brengen. Deel 1 beschrijft het leven van de Russische aristocratie. Alles draait hier rond het personage van Natasja. Die wordt verliefd op de melancholische Prins Andrej Bolkonski maar laat zich vervolgens ontvoeren door de praatjesmaker Anatol Koeragin na de botte afwijzing, in afwezigheid van Andrej, door diens vader. Deel 2 begint met de slag van Borodino en eindigt met de bevrijding van Moskou. De scène die de beide delen verbindt is de voorlaatste waarbij Andrej zich verzoent met Natasja en bezwijkt aan zijn oorlogswonden. Centraal staat hier echter de figuur van veldmaarschalk Koetoezov, de vaderlijke held, waarin Stalin, op het moment van compositie nog maar pas gekroond tot overwinnaar van de “patriottische oorlog”, zich ongetwijfeld kon herkennen.

Er ontstonden vier versies en daarvan speelt men doorgaans de laatste, bestaande uit 13 taferelen, een ouverture en een epigraaf. De epigraaf, een patriottisch lied voor het koor, is bedoeld om de ouverture te vervangen of ze komt aan het eind van het eerste deel (Parijs, 2000; regie: Francesca Zambello) of aan het begin van het tweede deel. In deze productie zijn beiden geschrapt.

De producties van het Stanislavski Theater blinken niet uit door hun inventieve scenografie. De decors doen goedkoop aan, de scenografische oplossingen zijn vaak simpel maar efficiënt. Allicht worden acteurs hier getrained in de Stanislavski-methode. In de regie van Alexander Titel komen de acteurs tot heel natuurlijke resultaten. Allen tonen ze stijlgevoel en een grote beheersing bij het articuleren van hun partijen. Oorlog & Vrede vergt een erg grote bezetting en toch kan je in dit ensemble geen enkele zwakke schakel aantreffen: niemand valt uit de toon, nergens hoor je flakkerende vibrato’s of pijnlijke registerovergangen in dit idiomatisch sterk en homogeen klinkende ensemble. Daardoor ademt deze opvoering een authenticiteit die veel meer overtuigt dan Zambello’s productie voor Parijs. Ook de orkestleiding straalt dat soort degelijkheid uit. Het volstaat om even naar het engagement te kijken waarmee Alexander Lazarev de ouverture tot Pique Dame dirigeert (eveneens te zien bij Operavision).

© M.Logvionv

Overrompelend is Dmitry Zuev als Andrej. Als een gekwelde Werther wandelt hij door de tragische episodes van zijn leven: als de treurende weduwnaar bij de aanvang, als de verliefde maar gereserveerde minnaar in de balscène, als de officier met zelfmoordneigingen wanneer hij weigert een minder risicovolle positie in te nemen tijdens de oorlog tegen de Fransen. Het weerzien met de liefde van zijn leven is het ultieme delirium.

De balscène met zijn prachtige introductie is een evident hoogtepunt : als dansmuziek is er een rare polonaise, een mazurka, een écossaise en de cruciale wals in B mineur waarbij Andrej en Natasja op mekaar verliefd worden. Het thema van de wals, de rode draad doorheen het stuk, houdt de zoete herinnering levend aan de eerste verliefdheid. Het is ook de oorwurm van het stuk, die nog dagen lang in iemands hoofd kan nazinderen.

Natalia Petrozhitskaya als Natasja bereikt alle gewenste zinnelijkheid wanneer ze haar verliefdheid uitzingt. Ze zorgt ook voor het hoogtepunt van het eerste bedrijf met haar hysterische repliek op de preek van Akhrossimova. Fascinerend daarbij is hoe Prokofiev de spanning opvoert met een sobere begeleiding van geplukte snaren in de lage strijkers. Boeiend gearticuleerd in quasi spreektaal is de aansluitende passage waarin Irina Chistyakova als Akhrossimova Pierre op de hoogte brengt van Natasja's vlucht met Anatol.

Fascinerender nog dan de legendarische roerganger Koezoetov is de partij van Napoleon, door Arsen Soghomonyan met al zijn verwaande trekken treffend tot leven gebracht. Dmitry Ulyanov, de enige van het gezelschap met een internationale carrière, zingt een zalvend “Velichavaya, v solnechnyh luchah”, Koetoezovs aria ontleend aan de filmmuziek van Ivan De Verschrikkelijke, die ook door het koor zal worden overgenomen in de bedwelmend patriottische slotminuten van het stuk, nu aangedikt met de heroïsche luister van de pauken. Vadertje Stalin zou tevreden geweest zijn. Maar zoals gezegd, haalde ook hij de première niet. Ook de tweedeplansrollen zijn goed bezet met Nikolay Erokhin als Pierre Bezukhov, Sergei Balashov als Anatole Koeragin en Andrey Baturkin als Denisov.

Nog te zien tot 26.11 bij Operavision.