vrijdag 7 augustus 2009

Een weekje Ringen in Bayreuth: Was ist’s mit den ewigen Göttern?


In de laatste week van juli had ik het genoegen om de complete Bayreuth-Ring te gaan bekijken, de herneming van de 2008-productie in de regie van Tankred Dorst en onder de muzikale leiding van Christian Thielemann. Het is de derde keer in mijn leven dat ik dit festival bezoek, en vind de tijd stilletjesaan gekomen om een paar mythes te doorprikken. Waar zal ik beginnen.
Vooreerst dat fameuze Festspielhaus zelf. Dat je er als haringen in een ton opeengepakt zit op harde houten banken (kussentjes in de vestiaire te verkrijgen), in een niet-geklimatiseerde en 's zomers dus veel te hete zaal, en dat alles voor enorm veel geld, mag nog als een soort Publikumsbeschimpfung gelden. Inderdaad, Wagner’s Ring-concept is intrinsiek beïnvloed door het 19de eeuwse anarchisme (dat was uiteraard ver vóór de ontmoeting met Ludwig II, het akelige conformisme van Die Meistersinger, en de omarming van Wagner door de Europese bourgoisie).

In de oorspronkelijke visie van de Meester moest de Ring trouwens opgevoerd worden aan de Rijn in een houten constructie die op het einde moest platgebrand worden. De jetset komt er in Bayreuth dus nog goedkoop vanaf, met een zeer zitvlak.
Voor een operaliefhebber is het Delvaux-achtig ruisen en fluisteren van dat snobpubliek een vertoning op zich. Er worden nogal wat tickets verkocht op de parallelle markt, via hotels, aan woekerprijzen waar rijke Amerikanen mee lachen: dit festival is een society-gebeuren, een zomerse etappe voor de beau monde die dan naar Cannes of Saint Tropez doorreist. De pauzes duren lang, té lang (telkens één uur), niet alleen voor de nodige decorwissels en om iedereen zijn broodje-met-worst te laten eten, maar ook en vooral om aan het eclatante exhibitionisme van het publiek te voldoen.
Het Festspielhaus zelf dan,- zoals bekend een poging van Wagner om de Griekse openluchttheaters te imiteren: het publiek in een groot halfrond verenigd, geen loges. Deze ambitie werd gecombineerd met een toneelmatig concept om het orkest te laten verzinken onder de scène, waardoor alle concentratie naar die Bühne kon gaan. En daar ligt een akoestische Achillespees. Het idee om een monsterorkest van 150 man weg te stoppen onder de grond is economisch tamelijk absurd, maar zorgt ook voor een zeer gedempt geluid waardoor de hoge tonen sterk weggefilterd worden. Dat hoor je vooral bij gesloten doek (waar Tankred Dorst tot mijn ergernis overvloedig gebruik van maakte, als was deze toneelmachinerie niet in staat om een scènewissel bij open doek te realiseren). De bekende treurmuziek in Götterdämmerung III bijvoorbeeld kwam daardoor helemaal niet uit de verf, klonk veraf en stoffig. Veel boembas maar weinig helderheid.
De reusachtige omfloerste braadworst rondom de afgrond stuurt dan nog eens het orkestgeluid vooral naar de scène in plaats van in de zaal. Hierdoor hebben de zangers de neiging om te gaan schreeuwen, wat zich vooral pijnlijk manifesteerde bij Christian Franz (Siegfried), die nauwelijks nog een toon maakte in zijn ijver om volume te creëren.
Ik weet dus niet goed waar dat fabeltje vandaan komt dat het Festspielhaus uitmunt in klankkwaliteit. Veeleer is het een architecturaal curiosum, een gezwollen muziekdoos die de mythologie van zijn bedenker schitterend geabsorbeerd heeft, maar die…door geen enkele architect nadien nog als voorbeeld werd gesteld.

Ich ben wer ich ben
Het vreemde is wel dat niemand dat opmerkt. Het tautologisch en zelfverwijzend karakter van Wagner’s kunst heeft dus ook betrekking op Bayreuth en zijn mentale architectuur. Het is een omgeving die geen externe kritiek verdraagt, zelfs geen ironische afstandelijkheid: voor de buitenstaander is ze ontoegankelijk. Dat is eigenlijk een oer-Duits en romantisch gegeven: het idee van het absolute, onherleidbare en naar zichzelf verwijzende topos, het verhaal, gedicht, roman, muziekdrama.
De Festspiele zijn dus ook een oefening in zelfbedrog, vreugdevol tenonder gaan, dat is de kwestie. Wie Bayreuth wil begrijpen, moet ook de stad bezoeken en het daarrond liggende Fichtelgebergte waar de waterscheidingslijn ligt tussen Rijn/Maas/Schelde-systeem en het Donaubekken. Hier begint het water Oostwaarts naar de Zwarte Zee te lopen en begint dus Midden-Europa: de Rijndochters moeten in deze gladde bedding oppassen dat ze niet in de handen van Servische pooiers vallen. Hier eindigt ook ons laag-bij-de-grondse Noordzeeperspectief dat opheldert, nuanceert, relativeert, verklaart, ironiseert. Hier vindt de Duitse cultuur pas zichzelf terug, als dodelijk-ernstige, irrationele, mythomane Verstiegenheit, verliefdheid op het noodlot, het ongeluk, de tragedie. Alleen Heine en Nietzsche konden er nog om lachen,- deze laatste brak op een zeker ogenblik dan ook compleet met de “magiër uit Bayreuth”. Als tegengif moet ik u trouwens ook de parodie “Her den Ring!” aanbevelen, die in de Festspielzeit door een obscuur lokaal theatergroepje wordt gepresenteerd nabij de Steingraeber-pianofabriek. Semi-ondergronds als het ware.

Dat brengt ons op het pseudo-cosmopolitische karakter van de Festspiele.
Wie het boekje van de Mitwirkenden doorbladert (met Deutsche Gründlichkeit opgesteld, gaande van de artistieke leiding tot de WC-dames), begrijpt pas hoe Duits dit festival wel is, onder zijn modern-universalistische vernislaag.
Van de 15 topmedewerkers (regisseurs, dirigenten) zijn er vijf buitenlanders, waaronder dan nog een Oostenrijker en twee Zwitsers. De Germaanse hegemonie is compleet, ook bij de zangers, het koor en orkest (exclusief samengesteld uit Duitse ensembles).
Ik wil hier helemaal het nazi-verleden en de verhalen rond Winnifred niet nog eens oprakelen, daar gaat het me helemaal niet om. Wel bespeur ik in heel de Bayreuth-liturgie een Duits-nationalistische lijn die metapolitiek is, cultureel-genetisch, haast organisch. Heel deze omgeving is geconcipieerd als een romantisch-decadent Walhalla, met alle autodestructieve kantjes vandien.

Zo kom ik tot de Ring-enscenering zelf. Het autodestructieve verhaal past perfect bij het Bayreuth-landschap, veel meer dan Parsifal dat speciaal voor deze plek was geschreven. Vreemd genoeg was deze Ring, naar artistieke maatstaven, ook zeer middelmatig. Hier en daar mooie visuele vondsten, dat wel (o.m. het openingsbeeld van Das Rheingold, leuk aquariumperspectief, en de eerste akte van Siegfried in een verkommerd klaslokaal) . Maar voor regisseur Tancred Dorst schijnt zoiets als personenregie compleet onbekend: de zangers doen maar wat. De slimsten, zoals Albert Dohmen/Wotan vallen terug op routine, de anderen zoals Christian Franz/Siegfried beginnen wanhopig met hun armen te zwaaien en te overacten. Die Christian Franz was zoals gezegd een kleine ramp, iemand die zelfs in een provincietheater het vocale niveau niet haalt. Maar dus wel een Duitser, net zoals Tancred Dorst.
De poging van de regisseur om zijn enscenering te “actualiseren” met spelende kinderen, verliefde koppels en fietsen op de scène was ronduit meelijwekkend. Het geheel baadde in een willen-maar-niet-kunnen-sfeer die inderdaad doet vermoeden dat Siegfried een genetische Duitser moét zijn, als eerste criterium.
Natuurlijk ben ik met een veel te kritische Noordzee-attitude naar de Groene Heuvel getrokken. Maar voor 200 Euro per voorstelling mag men kritisch zijn, dacht ik. Wagner is tijdeloos en Bayreuth zal het nog wel een tijdje uithouden. Toch is een grondige verbouwing van dit theater aan de orde, en zal men vroeg of laat het Wagner-monopolie moeten opgeven. Ik wil er bv. Strauss en Verdi wel eens horen klinken, ook al koesterde Wagner voor deze laatste een onverholen minachting.

Dat zal dan wel de ultieme Götterdämmerung zijn, ik kan niet wachten.

Johan Sanctorum

3 opmerkingen:

Jos Hermans zei

Eerlijk gezegd had ik verwacht dat je de mythe (vandaag zeg je de “hype”) van Bayreuth wat sneller zou hebben doorzien. Zelf had ik daarvoor geen 3 bezoeken nodig. Grundsätzlich heb je in mij dus een medestander.
Dat staat evenwel in schril contrast met de vaststelling dat wanneer ik kaarten voor Bayreuth in de aanbieding heb, dat die dan binnen de 10 minuten verkocht zijn. Mijn extra kaarten voor De Ring in Valencia ben ik aan de straatstenen niet kwijtgeraakt ook al stond er daar een cast op het toneel waarvan een kleuter kon voorspellen dat die beter zou presteren dan Bayreuth deze zomer. Ik ken mensen die al meer dan dertig jaar elke zomer hun tenten in Bayreuth opslaan gedurende 2 weken. Bij het kunstgevoel van dat soort lieden dat zich jaarlijks als een ziekte rond de Groene Heuvel verspreid, hoef ik wellicht geen tekening te maken. Als morgen in Bayreuth "Sneeuwwitje" zou spelen dan is het s’anderendaags uitverkocht. Dat gaat gewoon vanzelf, zonder marketing, dankzij de "Wagneriaan". We spreken dan van een mythe of een hype. Een ander woord is daar niet voor.

Om kort te gaan, Bayreuth is voor mij een theater als een ander. Ik ga net zo graag naar de Rode Zaal in de Singel als naar de Groene op de Heuvel. Dat zit zo, ik ben geïnteresseerd in kunst (en kunde), niet in society-events en vooral niet in hypes. Bayreuth garandeert mij geen artistieke kwaliteit en als Wagner-recensent heb ik maar één ambitie: in al mijn “subjectieve” objectiviteit zeggen wanneer het goed was en wanneer dat niet het geval was. In Bayreuth is het al jaren niet goed.

Met het snobpubliek dat het festival bezoekt heb ik echt geen moeite. Met Wagner of Bayreuth heeft dat niks te maken, wel met het event-gehalte van het festival. In Salzburg is de dress-code nog veel extremer en het percentage snobs ligt daar zeker hoger maar cultuursnobs vervullen een noodzakelijk functie: zij maken het festival mogelijk want ze financieren het grotendeels. Dames die hun mooiste jurk komen en daar 3 uur verveling voor over hebben, daar word ik week van. I love them! Je moet al een droogkloot als Nietzsche zijn om daar pijnlijke ogen van te krijgen.

Eén van de hardnekkigste mythes is die van de akoestiek. Door het mengen van de klank die vanuit de orkestbak en het toneel ontstaat een gunstige balans tussen orkest en solisten zoals nergens anders. Verlies aan intensiteit en detail, zoals je terecht opmerkt, is altijd al de kritiek geweest op het verzonken orkest. Ik stoor mij daar elke keer aan maar ik kan mij ook laten bekoren door de zijdeachtige klank van de strijkers, door de reflecties van de blazers op het velarium. Bayreuth's mystieke afgrond heeft zijn voor en nadelen. Ik verwijs hiervoor naar Bayreuth. Deel I op onze website: "http://www.richardwagner.be/publicaties/Festspiele%20Deel%201.pdf"

Dat de zangers het orkest in Bayreuth luider als elders ervaren en daarom neigen tot schreeuwen is zeker niet waar. Het tegendeel is het geval. Zangers zeggen dat voortdurend. Dat Christian Franz, die ik mij herinner als een middelmatige Siegfried, zichzelf stond te forceren, zegt wellicht meer over de toestand van zijn strottenhoofd dan over de akoestiek van de zaal. Om zichzelf goed te praten wanneer hij weer eens geen goede zangers had, zei Wolfgang Wagner altijd dat de akoestiek in Bayreuth zodanig goed was dat hij zelfs geen grote stemmen nodig had. Dat is even grote lulkoek. Wie geen goed gefocusseerde stem heeft die verder draagt dan de eerste 5 rijen van de parterre is in Bayreuth even kansloos.
Denk overigens maar niet dat het in Bayreuth allemaal navelstaarderij is en dat iedereen blindelings in het marketingsprookje gelooft. Lees maar eens het verslag van de uitstekende recensente Monica Beer over Götterdämmerung van afgelopen zaterdag :
http://www.infranken.de/nc/nachrichten/lokales/artikelansicht/article/auf-der-titanic-des-wagnergesangs-29372.html

Jos Hermans zei

Waar moet het naartoe met Bayreuth? Verdi introduceren op het Richard Wagner Festival gewoon omdat Wagner hem niet mocht, lijkt mij maar een pover idee. Persoonlijk ben ik eerder voorstander van een jaarlijkse creatie (muzikaal, vocaal, multimediaal, maakt niet uit), die op één of andere manier een brug zou slaan met Wagner of zich door Wagner zou laten inspireren of hem bekommentariëren en maximaal gebruik zou maken van het auditorium. Het is een piste die nooit is uitgeprobeerd en nooit zal worden uitgeprobeerd zolang de familie er de plak zwaait. Nochtans had Wagner voor zijn Festspiele niet alleen zijn eigen werken voor ogen, maar ook nieuwe werken van andere componisten. Anno 1863 schrijft hij :
“Sie müßten zunächst, je nach Umständen, ein-, zwei- oder auch dreijährig etwa wiederholt werden, und die ausschlaggebende Veranlassung hierzu würde sein, wenn ein neues Originalwerk ähnlichen Styles, oder überhaupt der Auszeichnung solcher Aufführung werth erscheinend, geschaffen worden wäre. - Hiermit hinge demnach eine Preisausschreibung für das beste musikalisch-dramatische Werk zusammen, und der Preis würde in nichts Anderem bestehen, als in der Bestimmung zu der auszeichnenden Aufführung an den Festtagen. Die Form des Werkes würde die jedesmalige Norm der Aufführung bestimmen: ein Werk, welches an einem Abende allein aufgeführt werden kann, würde, seiner geringeren Darstellungskosten wegen, etwa für jährlich wiederkehrende Feste genügen, während ausgedehntere, wie mein gegenwärtiges Bühnenfestspiel, für seltener wiederkehrende Perioden bestimmt blieben.”
[Sämtliche Schriften und Dichtungen: Sechster Band. Richard Wagner: Werke, Schriften und Briefe, S. 3064 (vgl. Wagner-SuD Bd. 6, S. 279)]

Wanderer zei

In het relaas van Johan waarin hij verteld dat het een genoegen was de Ring week in Bayreuth te hebben bijgewoont, moest het woord genoegen tussen haakjes zijn geplaatst, want zelden, eerder nooit, heb ik zo'n zwarte impressie gelezen.

De meer gematigde reactie van Jos lag me beter. Ik heb het altijd moeilijk gehad met uitermate negatieve kritiek waar geen zonnestraal de zwarte onweerswolken kan doorpriemen.

Als 66-jarige heb ik tweemaal de Festspiele mogen beleven.De tweede maal heeft me aangezet om lid te worden van de vereniging en dank ik aan Jos!

Het is "bon ton" dat vele Wagner adepten, onlangs ook nog tijdens een franstalige Wagner bijeenkomst, de vraag stellen of je naar Bayreuth afreist tijdens de festival periode. Op mijn negatief antwoord werd een beetje argwanend gekeken en bleek dat de meesten vastberaden die richting uitgingen.

Diverse factoren weerhouden mij nochtans o.m. de dubieuze ensceneringen en vooral het kostenplaatje dat eraan verbonden is.
Voor zulke prijs kan ik heelwat cd's en dvd's kopen waar ik in alle confort kan naar luisteren of kijken vanuit mijn lievelingszetel en al de heisa en de poespas van en rond het festival kan ik dan missen als kiespijn en vooral mijn sereniteit bewaren.

Nochtans....moet ik er dadelijk bij vertellen, heb ik in 1959, op 16 jarige leeftijd de magie van het Festspielhaus en zijn magische toverkrachten ondervonden. Ik was een complete analfabeet wat Wagner betrof en dankte mijn zitplaats aan mijn ouders!

Alles bleek zich te concentreren rond de aanvang van de voorstelling, ten eerste de Wagner mythe rond de plaats, ten tweede de volledige verduistering van de zaal, de volledige stilte en dan het Vorspiel van de Holländer dat ik toen heb bijgewoont. Nooit vergeet ik de magische klanken die te voorschijn werden getoverd uit de onzichtbare orkestbak. Blijkbaar heeft dus toch de bijzondere akoestiek op mij een definitieve indruk achtergelaten.

In 1999 zelfde plaats, zelfde werk, zelfde ambiance ttz het snobistisch tafereel voor de opvoering en tijdens de pauzes, dat me nu opviel. Ik vroeg me af of dat allemaal Wagner adepten waren zoals ik deze term concipieer. Ikzelf en mijn echtgenote waren normaal gekleed en voelden ons een ietsje petieterig in al dat wereldlijk vertoon.

Om maar te zeggen dat men het allemaal een keer moet hebben meegemaakt maar om er nu een jaarlijks ritueel van te maken dat is een andere vraag! En het antwoord kunnen jullie zelf wel bedenken.

Het is en blijft een uitzonderlijke ervaring waarvan de herhaling op lange tijd misschien meer nadelen vertoont dan voordelen.

Het magische van de momentopname blijft nazinderen en de weeën van de al te talrijke nageboorten blijven afwezig!