donderdag 6 mei 2010

Staking in Milaan

Door een personeelsstaking aan de Scala zal de première van Das Rheingold allicht niet kunnen doorgaan op 13 mei. Niks nieuws onder de zon. Stakingen zijn aan de Scala een jaarlijks terugkerend fenomeen. De grote operahuizen van Italië hebben samen over de jaren heen een deficit opgebouwd van 100 miljoen euro. Besparingen dringen zich op, meent de Italiaanse regering. Roofbouw op de culturele instellingen, meent de sector. In The New York Times kon je lezen dat de eerste fluitist in het orkest van de opera van Rome jaarlijks 63000 $ verdient, toch niet slecht voor een instrumentalist die in wezen een ambtenaar is in overheidsdienst, zich nooit hoeft bij te scholen, en daarbuiten nog kan schnabbelen naar hartelust. Dat dit besparingsplan door een cultuurvijandige liberaal als Silvio Berlusconi geïnitieerd wordt, doet hier niet ter zake. Je moet al een corporatistisch denkende opportunist zijn om de realiteit niet onder ogen te willen zien dat er iets moet gebeuren in de sector.

Opera is duur én elitair. Dat zijn twee levensbedreigende risicofactoren. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven, in weerwil van de hopeloze pogingen die operahuizen ondernemen om het publiek te verjongen. Verdedigers van opera – en dat zijn in de eerste plaats diegenen die in de sector hun brood verdienen- moeten maar eens inzien hoe groot het democratisch deficit is van het operabedrijf. Bovendien wordt opera niet meer gecreëerd, alleen nog gereproduceerd. De laatste opera die zich weet te handhaven in het repertoire is meer dan 50 jaar geleden geschreven. Opera is geen kunstvorm van deze tijd, ze ligt aan het infuus en je kan je de vraag stellen of ze het verdient om kunstmatig te worden beademd. Vroeg of laat zal men toch tot het pijnlijke besef moeten komen dat de huidige situatie niet langer houdbaar is.

De oplossing is nochtans eenvoudig en ik heb ze al eens voorgesteld in deze kolommen: laat de financiële elite opdraaien voor de kosten en zorg dat de beste voorstellingen te zien zijn in onze cinemazalen. In dat scenario zal menig operahuis de deuren moeten sluiten. So what? Er is immers teveel opera. Waarom moet elke provinciestad in Duitsland zijn opera hebben? Onlangs had ik het genoegen een voorstelling van Die Walküre mee te maken in Mannheim, een gebouw dat zo lelijk is dat ik het, Pierre Boulez parafraserend, onmiddellijk in de fik zou hebben willen steken. De voorstelling was pure ellende en de locale pers schreef daarover alsof het Bayreuthse ideaal van Richard Wagner benaderd was geworden. De werkelijkheid is veel minder rooskleurig : driekwart van alle producties wereldwijd zijn het bekijken niet waard. Van alle dvd’s, die maandelijks verschijnen en aan de grootste operahuizen van Europa zijn opgenomen, kan je driekwart onmiddellijk in de vuilbak kieperen. Ik ondervind de grootste moeite om maandelijks één goede voorstelling te programmeren in Cinema Zuid. Of een voorbeeld dichter bij huis: in de Vlaamse Opera heb ik dit jaar niets gezien dat de verplaatsing waard was en dat niettegenstaande de vaststelling dat hier, op Cavalli na, allemaal meesterwerken van het ijzeren repertoire op de affiche stonden.

Opera verdient het om te blijven bestaan maar niet in de ondemocratische, artificiële financiële constructies van vandaag. Als kunstliefhebber wens ik mijn tijd nuttiger te gebruiken dan in het bijwonen van wat de facto tweederangsvoorstellingen kunnen worden genoemd. Wat ik wil is kwaliteit, in een theaterzaal als het mogelijk is, op een groot wit scherm als het niet anders kan.

Geen opmerkingen: