maandag 23 augustus 2010

Rode oogjes in Bayreuth : een Lohengrin-recensie

Van René Hooyberghs ontving ik volgende recensie van de Hans Neuenfels-productie van Lohengrin in Bayreuth (voorstelling van 17 augustus):

Moet er nog over de ratten in de mise-en-scène van Neuenfels gesproken worden? Natuurlijk, daar schijnt veel om te draaien in Bayreuth, het uiterlijk vertoon is niet van de lucht in deze luxebraderij van royaal uitgestalde boezems en juwelen, waar de kernvraag tijdens de pauze “Wo fängt die Bratwurstschlange an?” lijkt te zijn.
Iedereen heeft zijn zegje over de ratten al gehad, dus ik maak het zo kort mogelijk. Neuenfels is van mening dat de onvoorwaardelijke liefde – waar het in Lohengrin toch eigenlijk om gaat – een experiment is, en plaatst de actie ‘dus’ in een hedendaags laboratorium, en daar horen dan proefdieren bij zeker, witte muizen en ratten. Zelf zegt Neuenfels hierover dat het grote thema van Lohengrin (‘ik zal niet in vraag gesteld worden’) hetzelfde effect heeft als een stuk spek op ratten en muizen, ze cirkelen er met tastende pootjes rond.

De Lohengrin zoals gezien door Neuenfels speelt zich vandaag af, wat al als voordeel heeft dat de hoofdacteurs geen gehelmde hoorndragers zijn, maar in mensenkleren kunnen acteren en zingen. Het koor daarentegen: uitgedost als ratten en muizen, naar het einde toe als bloemen die ook vleesetende anemonen zouden kunnen zijn. Meer dan een glimlach nu en dan (een deugddoende dan nog) heeft het niet kunnen betekenen, alle consternatie over het Neuenfels-effect was wat mij betreft overbodig. Dat Neuenfels totaal gratuit er in het derde bedrijf heel wat vrijmetselaarssymboliek bijsleept is wél ergerlijk. Wagner was geen lid van de loge, al zal hij natuurlijk wel met de loge te maken hebben gehad (later waren ze buren in Bayreuth, ook vandaag ligt het Freimaurermuseum nog naast Hause Wahnfried). Neuenfels zal die ingreep dan wel verklaren in het kader van de ‘geheime identiteit’ van Lohengrin, die zijn naam niet wil prijsgeven. Neuenfels verlaagt hiermee zijn voorstelling tot het niveau van de Da Vincicode; de fijnproevers van Bayreuth verdienen beter.
Dus dat hele rattengedoe, ach, eigenlijk staat het niet veel verder van het kernidee van Wagner’s opera dan de geschiedenis van Elsa van Brabant en de daarbij horende personages, die toch ook maar hulpmiddelen zijn om Wagner’s ideeën te illustreren en te ondersteunen. Storen heeft het geenszins gedaan, en de geest van Lohengrin bleef onaangetast.

Wagner werkte gedurende vijf jaar aan Lohengrin, dat in 1850 in première ging in Weimar, gedirigeerd door zijn toekomstige schoonvader Franz Liszt. Het zou om een doordeweeks koningsdrama kunnen gaan, als Wagner het niet geworteld had in de literatuur van Wolfram von Eschenbach, de Duitse Sagen, en de legende van de Heilige Graal. En in de grootse, romantische, pijnlijke en fatale zoektocht naar de zuivere, belangeloze, schaduwrijke, fatale Liefde. Het werk is, naar Wagneriaanse en romantische normen, tamelijk dun bevolkt. De vrouwelijke hoofdpersoon is Elsa, dochter van de Hertog van Brabant. De hertog is gestorven, en normaal zou Elsa’s broer, Gottfried, de troonopvolger zijn. En hier begint de miserie: de laffe consultant van de overleden hertog, Graaf Telramund, wil zelf op de troon en beschuldigt de arme Elsa van moord op haar verdwenen broer Gottfried.
De onschuldige Elsa wordt voor koning Heinrich gesleept om door hem gehoord te worden en ze schudt een oplossing uit haar mouw die kan tellen: een onbekende Witte Ridder zal haar uit de knoei komen helpen en haar onschuld bewijzen. En ja hoor, daar verschijnt (op onze Schelde!) een stralende figuur, in een bootje getrokken door een zwaan. Lohengrin! Tenminste, wij weten dat, maar Elsa, die weet van niks. Uiteraard wint graalridder Lohengrin het gevecht om Elsa’s hand (Elsa was door haar vader eerst aan die Telramund beloofd, maar die was inmiddels met ene Ortrud, waarover later meer, getrouwd). Lohengrin maakt dezelfde fout als vader Busch voor de poorten van Bagdad: hij laat de snoodaard in leven. Elsa content, Lohengrin ook, zij samen met elkaar ook, al stelt de Witte Ridder één voorhuwelijkse eis: NOOIT mag Elsa vragen wie hij is, of waar hij vandaan komt. Geen punt voor Elsa, die is allang blij dat Telramund buitenspel staat.
Buitenspel wel, maar zwaar gefrustreerd, die Telramund, en dus nu begint The Bold and the Beautiful pas echt. Telramund wil en zal te weten komen wie de witte ridder is, en hem uitschakelen. Alle middelen zijn goed, hij gooit ook zijn vrouw Ortrud in de strijd, die met slinkse Weiber-truukjes aan de waarheid moet zien te komen. Zo probeert ze ook in de gunst van Elsa te komen en haar aan te zetten de ridder naar zijn naam te vragen. Alle kuiperij ten spijt: Elsa houdt stand, ze wil haar ridder zoals hij is, ze hoeft niet te weten wie hij is: daar zijn we er, de echte liefde, zonder onderscheid des persoons. Ortrud, hoe kan het anders, heeft intussen ook wel feelings voor die onweerstaanbare Witte Ridder.
Maar éénmaal getrouwd en in bed wordt alles anders, en Elsa vindt dat de tijd voor onthullingen is aangebroken. Lohengrin, diep in haar teleurgesteld, moet nu zijn naam en afkomst (zoon van Parsifal!) niet alleen aan haar, maar aan het hele Brabantse volk vertellen, en is zo gedoemd terug naar de Graal te keren. Op de valreep belooft hij nog aan Koning Heinrich dat hij hem van daaruit naar de zege tegen de horden uit het Oosten (!) zal begeleiden. Het broertje Gottfried komt ook weer te voorschijn, het was voorwaar die slinkse Ortrud die achter zijn verdwijning zat. Hij beklimt de troon van zijn vader, Lohengrin verdwijnt naar zijn Graal, en Elsa blijft, eenzaam en onschuldig, verweesd achter.

Wat zien en horen we nu in deze uitvoering van het trio Andris Nelsons, Hans Neuenfels en Reinhard von der Thannen, de mannen van muziek, enscenering, decor en kostuums?

Geen Schelde, geen door een zwaan getrokken bootje, geen kasteelzalen en walmende fakkels. We openen met een helverlicht podium, laboratoriumlicht, witte wanden met ronde gaten (kaas voor die muizen later, denkt iemand naast mij hardop), een man die zich een uitweg zoekt en wringt, helemaal alleen op die machtige ruimte. Links en rechts kooien, waaruit later de ratten tevoorschijn zullen komen. Als we al een zwaan zien is ze dood en geplukt, aan het einde van het eerste bedrijf. De koning is slechts herkenbaar aan een mal zwart kartonnen kroontje op zijn kop, een beetje aandoenlijk. Albert II die op zijn bordes afscheid neemt van Bart De Wever, zo iets. De lepe streken van Ortrud worden uitgebeeld door een kus tussen haar en Elsa als die tussen Madonna en Britney Spears. Een eikenboom als symbool van macht wordt een ziekelijk plantje. Als de verloren gewaande Gottfried aan ’t eind van het verhaal weer opdaagt is het als embryo in een reusachtig zwanenei. Het wordt allemaal wat minder, wat meer gerelativeerd, er zweeft een vleugje ironie doorheen deze Lohengrin, maar gelukkig: less is more, als er minder te zien is, valt er des te meer te horen.

We horen hemelse muziek door allen: orkest, koor, acteurs. Hemels niet alleen door de muziek van de geniale jonge en frisse Wagner (hij is pas 32 als hij aan Lohengrin’s tekst begint), maar door de uitvoerders ook, en door de wonderlijke akoestiek van het Festspielhaus. Aan het einde het eerste bedrijf schrijdt Jonas Kaufmann (Lohengrin, de Witte Ridder) tussen het volk, de ratten, naar voren, stelt zich aan Elsa voor, en eist zijn énige eis: “Nie sollst du mich befragen (...) woher ich kam der Fahrt, noch wie mein Nam’ und Art.”. Muisstil is het tijdens dit eerste optreden van Jonas. Eén ding is meteen duidelijk: Wagner heeft Lohengrin voor Jonas Kaufmann geschreven, honderdzestig jaar geleden. Kaufmann is een ster, en wéét het, en gedraagt zich op de scène zo, met de naturel van een ster.

Andris Nelsons laat het orkest spelen alsof het één instrument is, het onderlijnt woord en daad soms bijna onhoorbaar, of tenminste: onmerkbaar. Het koor, gehuld in hun gekke pakken, zingt weergaloos.

Annette Dasch (Elsa) en Evelyn Herlitzius (Ortrud): prachtig, niet alleen vocaal maar ook qua uitstraling. Elsa, die wordt verteerd door liefde voor het/de onbekende, en zich daaraan onderwerpt. Ortrud heeft het recht wat schriller, scherper te klinken en doet dat ook. In het tweede bedrijf, en vooral aan het einde daarvan, wordt hun rivaliteit door de regie goed aangevoeld. Een grote, porseleinen zwaan staat op het podium opgesteld. Elsa zingt haar liefde uit. Ortrud ook, maar zij gaat schaamteloos een stapje verder en berijdt wellustig de zich buigende zwanenhals. Samen schrijden ze naast elkaar naar het altaar, de ruggen naar het publiek, Elsa in witte bruidskledij, de roodharige Ortrud in ’t zwart, uiteraard. Elsa krijgt van Telramund (een zeer dynamische en feilloze Hans-Joachim Ketelsen) nog het verwijt dat ze als gemaal slechts een man kan vinden waarvan de afkomst onbekend is: hoe kan zo iemand ooit de troon bestijgen? Lohengrin neemt de touwtjes in handen: als Telramund het kruis boven het altaar waar de huwelijksinzegening moet plaatsvinden uit elkaar rukt, vormt Lohengrin het om tot een nieuw kruis. Of is het een zwaard? Elsa wordt zijn bruid.

Zum ersten mahl allein, eindelijk. Elsa en Lohengrin gekleed en zich gedragend als een bruidspaar uit een Bollywoodproductie. Ze cirkelen als in een paardans om elkaar heen, een kus kan er nog niet af. Een reusachtig bruidsbed, en de fatale scène waarin Elsa de naam van haar bruidegom wil weten. “Im fernen Land bin Lohengrin genannt”, zingt Lohengrin. De schade is onherstelbaar. Lohengrin verdwijnt, en Gottfried, het embryo, komt uit zijn ei. Ortrud is wanhopig, ook haar kansen op de troon zijn verkeken. Elsa sterft een ‘liefdesdood’, het rattenvolk, inmiddels omgekleed tot bloemen, kan slechts treurend besluiten: “Weh! Ach!”

Uitschieters in deze productie noemen? Met plezier Jonas Kaufmann, natuurlijk. In zijn aria’s klinkt zijn stem als de gepeperde, pikante honing van de acaciabloesem en raakt huig en oog. En waarom ook niet de kostuumontwerpen van Reinhard von der Thannen en de belichting van Franck Evin, schitterend. Dus onrechtstreeks dan ook maar de regie van die gekke Hans Neuenfels. Maar die heeft véél te danken aan zijn twee kornuiten van licht en kostuum.

Geen opmerkingen: