woensdag 28 september 2011

De volksverlakkerij van links (3)


Volksverlakkerij. Het woord viel nog maar eens deze week in de maalstroom van de communautaire onderhandelingen. En omdat ik het doorgaans associeer met de reacties van links op het Vlaamse emancipatiedenken was ik gisteren aangenaam verrast om in de ochtendkrant eens een correcte analyse aan te treffen vanuit links progressieve hoek. Zoals Lucas Van der Taelen gisteren in de Standaard cultuurminister van de Franse gemeenschap, Fadila Lanaan, kapittelde voor haar kortzichtige Vlaams-onvriendelijke beleid, dat zie ik irritante brulboeien van de linkerzijde als Hugo Camps en Paul Goossens nog niet meteen nadoen.

Het was ook de week dat vanuit kringen van de Linkebeekse burgemeester kon worden vernomen dat Vlamingen "cultureel achterlijk" zijn. Je moet al een gestampte beotiër zijn om de realiteit niet te willen zien dat het de Vlamingen zijn die België cultureel op de wereldkaart plaatsen. Voorbeelden zat. Of zoals een Waalse collega mij vroeger altijd op het hart drukte: "Ce qui est vérifiable n'est pas négociable". Alleen de Waalse filmindustrie heeft lange tijd beter gescoord dan de Vlaamse maar, zo heeft 2011 geleerd, die achterstand zijn we nu toch echt wel aan het bijbenen.

Nooit gedacht dus dat ik Cas Van der Taelen nog eens uitgebreid zou citeren in deze kolommen. Welaan dan.

MAAK VAN BOZAR GEEN BAZAAR
De Franstalige gemeenschapsminister Fadila Laanan (PS) zegt in La Libre Belgique dat de Brusselse kunsttempel Bozar 'zich in een situatie van overdreven vervlaamsing bevindt'. Nu is 'vervlaamsing' een woord dat snel door Franstalige politici in de mond wordt genomen. Ze gebruiken het steeds als betrof het een bedreiging van de democratie, het resultaat van een perfide Vlaamse samenzwering. Dat staat in contrast tot hun interpretatie van 'verfransing', wat zij zien als een onvermijdelijke sociologische evolutie.

Als er in één zin wordt gesproken over vervlaamsing en Brussel, gaat het vaak over het aantal Vlamingen dat aan het hoofd van Brusselse culturele instellingen staat. Voor sommige Franstalige coryfeeën is het onbetwistbare succes van die cultuurcentra minder belangrijk den een communautair evenwicht dat kan worden afgelezen van een politieke weegschaal.

MACHTELOZE PASIONARIA
Als Fadila Laanan nu uithaalt in de pers, heeft ze daar haar redenen voor. Haar beleid als cultuurminister is niet indrukwekkend, al zal dat ook liggen aan de zeer beperkte financiële middelen van de Franse gemeenschap. Dus bestijgt ze als een ware Pasionaria van Anderlecht op een jaar van de gemeenteraadsverkiezingen de communautaire barricades en waarschuwt ze voor het Vlaamse Gevaar. Dat is altijd goed voor een beetje belangstelling van de Franstalige media.
Waarschijnlijk wordt de cultuurminister bestookt door ontevreden Franstalige kunstenaars, die niet begrijpen dat zij er niet kan voor instaan dat ze in Bozar tentoongesteld worden. Want voor de aan Bozar verbonden 'Prijs van de Jonge Schilderkunst' waren er geen Franstaligen geselecteerd. Dat de keuze door een onafhankelijke, internationale jury werd gemaakt, staat haaks op een cultuurbeleid dat alles afweegt op een communautaire balans.
De partisane uitval van de cultuurminister verbaasde, want men zou toch kunnen verwachten dat ze de lof zingt van het werk van directeur Paul Dujardin. Die heeft in enkele jaren tijd het wat ingedommelde Paleis voor Schone Kunsten omgevormd tot een dynamisch kunstencentrum. Onder zijn impuls kreeg het gebouw zijn vergane glorie terug en de opeenvolgende tentoonstellingen waren van een internationaal niveau.
Maar voor Laanan gaat het net daar mis. Het is haar niet te doen over die internationale uitstraling of over de kwaliteit van de kunstenaars. Haar analyse is ondubbelzinnig : 'De Vlamingen worden beter bediend in Bozar dan wij'. Blijkbaar zou Bozar eerder een bazaar moeten zijn waar de gemeenschappen van dit land gelijk 'bediend' worden.

Voor haar is Luc Tuymans niet een artiest van wereldklasse van wie het werk te zien is van New York tot Tokio. Neen, Laanan kruist zijn naam aan met een 'V'. Daar moet een 'F' tegenover staan. En als er geen Franstalige kunstenaar van het niveau van Tuymans is, heeft Bozar een probleem in de logica van Fadila Laanan. Tuymans mag dan allerminst als flamingant geboekstaafd staan, dat maakt voor de communautaire hardliners van de partij van Laanan niets uit. Overal zien ze Vlaamse Trojaanse paarden. Als Daan morgen een concert geeft in Bozar, zullen zijn virulente stellingnames tegen het Vlaams-nationalisme niet meetellen in hun rekeningen. Dan wordt hij voor de PS weer een Vlaming die de plaats van een francofoon usurpeert en slechts een pion is in het strategische plan van de Vlamingen om de macht in Brussel te grijpen.

Lanaan is net als vele andere Brusselse PS-coryfeeën slechts Belgicistisch als ze er hun voordeel bij doen. Als ze hun politieke invloed voelen verminderen, nemen ze zonder schroom standpunten in die men eerder van nationalistische partijen verwacht.

VLAAMS VIRUS
Laanan had twee jaar geleden ook het Vlaamse virus bespeurd in dat andere Brusselse kunstencentrum, Wiels. Ook daar kwamen volgens haar te weinig Franstaligen aan bod. Ondertussen is Wiels net als Bozar uitgegroeid tot een instituut met internationale uitstraling. Laanan zegt nu dat het beter gaat met Wiels. Misschien komt dat omdat de tentoonstelling van Francis Alys zo'n groot succes was. Alys gaat in België door voor een Franstalige. Dat hij geboren is in Antwerpen, in Mexico woont en voor Newsweek bij de artistieke top tien van de wereld hoort, is voor de minister waarschijnlijk minder belangrijk dan zijn communautaire etiket.

Nu is er in Wiels een evenwicht tussen de gemeenschappen bereikt, zegt Laanan. Het is in ieder geval een merkwaardig evenwicht. De Vlaamse Gemeenschap geeft jaarlijks vier keer meer geld aan Wiels: 600.000 euro tegen 150.000 euro. Tegen dat soort vervlaamsing van de financiering heeft minister Laanan blijkbaar minder bezwaren. De uitspraken van de cultuurminister zeggen veel over haar beperkte inzicht in de artistieke werking van kunstencentra als Wiels en Bozar. En vooral over het totaal gebrek aan enige visie op de mogelijkheden die ze bieden aan Brussel voor het internationale imago van de stad. Het lijkt wel of Laanan terug wil naar de tijd dat de artistieke keuzes op kabinetten gemaakt werden. Dat maakt cultureel dienstbetoon mogelijk, waarbij de kwaliteit van de kunstenaar ondergeschikt wordt aan politieke en communautaire evenwichten en bevriende kunstenaars bediend kunnen worden. Dat de minister in haar interview zelfs niet blijkt te weten wie haar vertegenwoordiger is in de Raad van Bestuur van Bozar, zegt alles over haar subjectieve benadering van het dossier. Niet een voorbeeld geeft ze van de vermeende achterstelling van Franstalige kunstenaars. Daar vroeg La Libre ook niet naar. Dat is een andere vaststelling: wie met de vlag van de vervlaamsing zwaait, kan altijd rekenen op kritiekloze Franstalige media-aandacht.

Geen opmerkingen: