vrijdag 29 augustus 2014

DAS RHEINGOLD / DIE WALKÜRE in Bayreuth



Professor Freddy Mortier stuurde mij deze reportage over de Ring in Bayreuth:

GET YOUR KICKS ON ROUTE 66

Op 22 en 23 augustus jongstleden heb ik in Bayreuth de Ring van Castorf-Petrenko bijgewoond, althans voor de kleine helft – Das Rheingold en Die Walküre. De rest heb ik niet gezien, tot mijn grote spijt, en wel omdat vanuit Gent de roep van de arbeidsplicht het geluid van het Bayreuther orkest overstemde. De datum is misschien niet onbelangrijk. Ik weet natuurlijk dat deze vorig jaar in première gegane Ring voor opschudding heeft gezorgd, boegeroep en gejuich tezamen. Castorf zou dit jaar niet veel of zelfs niets aan de enscenering hebben veranderd, maar deze reeks was dus de zesde. Dirigent Petrenko, regisseur Castorf en de zangers-acteurs zijn gerodeerd. Na Rheingold was er alleen stormachtig applaus te horen en na Walküre klonk, meteen na het vallen van het gordijn, een onbetamelijk luide “boe” vanuit één enkele stem. De man in kwestie kreeg – omwille van zijn onbeleefdheid, zijn onbegrip, zijn futiele strijdvaardigheid? - boze blikken van plaatsvervangende schaamte over zich heen, en werd meteen overstemd door alweer stormachtig applaus, gejuich, en het voor Bayreuth typische gestamp op de plankenvloer.

Ik heb er zelf intens van genoten, van die halve Ring. Maandag ben ik afgelost door mijn vriend en (eveneens) Wagner-liefhebber Michael Meeuwis. Hij was enthousiast over zowel Siegfried als, gisteravond woensdag, over Götterdämmerung. Wat dan met die zogezegd bedenkelijke Castorf-Ring? Nog eens: misschien ligt het aan een zekere routine die er eerst niet was. Misschien ook niet: tenslotte is de enscenering zelf niet veranderd, en die was het die ongenoegen heeft gewekt. Juist, vooral Siegfried en Götterdämmerung hebben ongenoegen gewekt. Siegfried die Fafner neerschiet met een oorverdovend Kalaschnikov-salvo, Brünnhilde en Siegfried die worden gestoord door krokodillen – het klinkt allemaal belachelijk en lijkt in de lijn te liggen van wat zoveel regisseurs vandaag op onze operabühnes aan ongerijmdheden etaleren. Ik heb die delen dus niet meegemaakt. Maar in de commentaren is veel gemaakt van Castorfs “desinteresse” voor de verhaallijn van Wagner. Die zou in Rheingold bijvoorbeeld blijken uit het gegeven dat de reuzen het goud gewoon laten liggen nadat zij het voor Freia hebben geruild. Wel, zij laten het inderdaad liggen, maar concentreren hun aandacht meteen op de essentie: het laatste stukje goud dat de blik van de godin moest wegnemen, de ring zelf. Dat is geen afwijking, maar een precisering van Wagners verhaallijn. Enig onbegrip voor de originele stijl van Castorf kan dus hebben meegespeeld.

Rheingold wordt in de handen van de oude krokodil die Castorf is (al lang geen avant-gardist meer in de theaterwereld) gewoon magistraal theater. Het Bühnenbild van Aleksandar Denic is gebouwd op een schijf die driehonderdzestig graden kan draaien en vult het hele enorme vierkant van de Bayreuther theaterlijst. Het drama speelt zich af op meerdere verdiepingen, waarvan de betekenis maar langzaam doordringt tot de toeschouwer. Er is dus eenheid van plaats in de enscenering van Castorf. Hetzelfde is trouwens het geval in Walküre: ook daar wordt de hele lijst gevuld in een “vol” beeld-opzet met, door de draaiing van de theaterschijf, wisselende perspectieven op die ene plaats. Het multiperspectivisme wordt geïntensiveerd doordat ook de dimensie binnen-buiten wordt geëxploiteerd. Sommige scenes spelen zich binnenin de theaterstructuur af, maar worden door mobiele camera’s geprojecteerd op schermen. Die tonen vaak de gelaatsuitdrukkingen van de protagonisten, maar tekenen ook onafhankelijke verhaallijnen die de gevolgen van de komst van de ring in de wereld illustreren. Zowel in Rheingold als in Walküre worden de corruptie en de tot mislukken gedoemde strijd tegen de corruptie door het goud in bij tussenpozen in beeld gehouden. Ja, dat is soms storend.

Zo is Castorf onverschilligheid tegenover de liefdesgeschiedenis van de Wälsungen verweten. De prachtige (en uitstekend uitgevoerde) muziek van het tragische paar in het eerste bedrijf van Walküre wordt pijnlijk verstoord door beelden uit het ontsporende huwelijksleven van Wotan en beelden over de exploitatie van oliebronnen en arbeiders in het tsaristische Rusland (en later in de USSR). Maar ook dat heeft zin in de verhaallogica van de Ring, ook al is deze Walküre dramatisch gesproken van minder hoog niveau dan het voorafgaande deel (en voor zover ik dat kan beoordelen: dan de twee volgende delen). Dat het genot van de muziek zo onderuit wordt gehaald door de theaterlijn is zowat de wraak van het Gesamtkunstwerk op de verleiding door de muziek. Ik kan mij voorstellen dat sommigen dit “goed” vinden en anderen “slecht”. Castorf heeft in zijn enscenering bewust een ambivalentie gestoken waarin de twee zienswijzen wortel kunnen schieten.

Maar terug naar Rheingold. Wagner had al een eenheid van tijd gestoken in zijn Vorabend. Castorf voegt er dus een eenheid van plaats aan toe. Dat verklaart een andere klacht, namelijk dat de gebruikelijke ankerpunten ontbreken, zoals de afdaling naar Nibelheim. Dat ligt natuurlijk aan de eenheid van plaats. Maar de reis wordt wel degelijk gesuggereerd. Rheingold speelt zich af in een motel (The golden motel) aan route 66. Langzaam merkt de toeschouwer dat op het gelijkvloers van dat motel een bar is gevestigd waarin ontaarding en corruptie hoogtij gaan vieren. Eerst is Wotan de baas van het hele motel en later zie je hoe Alberich, na de roof van het goud, de bar gaat uitbaten (en de kassa besteelt). De barman is een stom personage in Rheingold en Walküre dat men niet vindt in de aanwijzingen van Wagner. Het komt, zoals wat opzoekingswerk leert, voor in de vier delen en wordt met name gespeeld door Patric Seibert, de regie-assistent van Castorf en tevens de schrijver van de teksten in het Ring-programma voor deze vijfjarige cyclus.

De enscenering steekt boordevol vondsten die, soms na enige reflectie, een plaats vinden in Wagners dramatische intenties. Er is meermaals opgemerkt dat de wereld van Rheingold een liefdeloze schurkenwereld is, die draait rond geld, lust, machtshonger en geweld, of het nu gaat om goden, reuzen of dwergen. Castorf zet dat dik en tegelijk tot in de details in de verf. In de tweede scene wordt Wotan wakker op de eerste verdieping van het motel. Hij bedient in bed zijn vrouw Fricka en haar zuster Freia. Familiariteiten met de drie Rijndochters tegelijk verduidelijken dat zij hem regelmatig ter wille zijn. Wanneer Erda de val van de goden voorspelt, neemt hij haar in de gang op de eerste verdieping langs achter, terwijl in de kamer Donner lijkt te flikflooien met zijn pas bevrijde zuster Freia en op het gelijkvloers Fafner zijn broer Fasolt ongemeen gewelddadig doodslaat met een goudstaaf. Castorf toont ook, terwijl de tweede scene zijn gang gaat, hoe de Rijndochters de roof van het goud verwerken: hun onverschilligheid is compleet. Ze liggen op een bed te bladeren in magazines en bellen wat rond. Wotan en Loge spelen gangster vanuit luie stoelen terwijl ze de Alberich het goud en de ring afpersen. Wanneer het goud later weer het motel wordt ingedragen loopt op één van de schermen een suggestief verhaal van diefstal en lustmoord en zie je hoe het goud het hele zootje in het Golden Motel vergiftigt. De daders duiken trouwens later op in de Nibelheim-bar. De reuzen zijn zeker geen gemakkelijk te bedriegen onnozelaars in deze Ring. Zij ademen levensecht geweld uit en Fafner slaat met een baseball-bat de bar aan diggelen wanneer zij hun beloning niet meteen meekrijgen (naar verluidt wordt later Siegfried door Hagen doodgeslagen met zo’n baseballknuppel). Loge speelt het hele stuk door met een zippo-aansteker de maar net ingetoomde pyromaan. Er valt zoveel te zien in deze enscenering – van ver en in close-up - dat je met twee moet zijn om achteraf één en ander in elkaar te passen. Het meeste houdt steek en is een geslaagde combinatie van een Texaanse road movie met Wagnerthematiek.

Castorf vertaalt de centrale idee ook in verrassende zinnebeelden, die vaak door elkaar worden gebruikt, afhankelijk van wat op een bepaald moment het meest efficiënt de gedachte vertaalt. Het goud is nu eens de goudkleurige deken of mantel die Alberich opvist uit het zwembad (de Rijn), dan weer de olie (zwart goud!) waarmee Loge de gevangen Nibelungen insmeert, en ook de grote goudstaven waaronder Freia wordt bedolven. De ring van de Nibelung is een simpele ring. Het pistool waarmee cowboy Donner zich laat tegenhouden (hilarisch trouwens) om de reuzen neer te knallen, wordt aan het eind, bij het verzamelen van de wolken, ingeruild voor de hamer van de dondergod. In Walküre is Nothung een oversized zwaard, een ding dat helemaal niet thuishoort in de Azerbeidjaanse olieboorput die het huis van Hunding uitbeeldt. De Walküres transformeren zich in het derde bedrijf van vrouwen in traditionele klederdracht in krijgszuchtige en – zoals dat hoort - min of meer geharnaste harpijen (in dit geval hitsig op dode mannen). Verrassend, veranderlijk en effectief theater is het allemaal, ook al laat Castorf soms opzettelijk gelegenheden tot brille liggen (bijvoorbeeld in de slotscene van Walküre: wie het gebruikelijke vuurwerk verwacht is er aan voor de moeite – een olievat waaruit wat bescheiden vlammen oplichten op een kleurloze Bühne is al wat je te zien krijgt, behalve de wit-zwart projectie van het gelaat van de Walküre die met open ogen al ligt te wachten op de komst van Siegfried.

Dat alles zou weinig indruk maken mocht er niet de muzikale kwaliteit zijn van de opvoering. Kirill Petrenko weet het beste uit het festivalorkest te puren en zet een klare, detailrijke en krachtige Ring neer. De cast van Rheingold is vocaal homogeen en ronduit uitstekend. Hetzelfde geldt voor Walküre. De bezetting van de vorige Bayreuth-Ring was, te oordelen naar de CD-opname, als geheel beslist zwakker. Ik ga hier niet alle zangers afzonderlijk recenseren. Springen eruit, maar niet te veel: de Alberich van Oleg Bryjak, de Fricka van Claudia Mahnke (zeker in Walküre), en vooral de Erda van Nadine Weissman (die uitbundig werd gefêteerd bij het eindapplaus). De Wotan van Wolfgang Koch was wat ongelijk, maar er zat groei in, en tegen het einde van Walküre was hij helemaal op dreef. Bijzonder mooi zong het trio uit het eerste bedrijf van Walküre. Anja Kampe is gewoon een top-Sieglinde, Johan Botha een Siegmund van de bovenste heldenplank (vocaal, zij het niet visueel), Kwangchul Youn een Hunding zoals je die alleen maar kan dromen. En Brünnhilde: nou, Catherine Foster is beslist groot genoeg om deze Ring mee te dragen. Ik ben dus enthousiast over mijn halve Ring. Maar ja, smaken en opinies verschillen.

Freddy Mortier

1 opmerking:

Jos Hermans zei

Hoe meer positieve reacties binnenlopen hoe fascinerender deze Ring wordt. Volgens Opernglas werd de eerste cyclus deze zomer beloond met een staande ovatie van meer dan 20 minuten. Kortom, de publieksaanvaarding van Castorf ligt helemaal in de lijn van die van Chéreau destijds. Ik meen mij te herinneren dat Chéreau deze omslag bij het publiek verklaarde vanuit een defensieve reflex, met name "dat het allemaal nog veel erger zou kunnen zijn".

Wat mij het meest alarmeert in deze en in alle andere reportages is de passage: "Dat het genot van de muziek zo onderuit wordt gehaald door de theaterlijn is zowat de wraak van het Gesamtkunstwerk op de verleiding van de muziek. Ik kan mij voorstellen dat sommigen dit goed vinden en anderen slecht". Ik behoor zonder enige twijfel tot degenen die dit slecht vinden. Wie het doet met opzet is een platte provocateur. Wie het doet uit onwetendheid is een dommerik. In beide gevallen is de geleverde inspanning zinloos. Castorf hoef ik echt niet te verdenken van grote liefde voor de kunstvorm opera dus denk ik dat het bij hem fifty-fifty is. Als hij een echte Profi is dan zou hij de échte pijnpunten van zijn productie moeten inzien en proberen om ze weg te werken. Ik laat hem graag 3 jaar de tijd voor ik mij eraan ga wagen.

In de Vlaamse Opera maakte Ivo Van Hove zich daar ook schuldig aan maar zijn Ring liep over 4 jaar en volgens mijn aanvoelen is hij dat mettertijd gaan begrijpen zodat zijn werk een stevig crescendo kon doormaken.