vrijdag 30 januari 2015

Andrea Chénier in Londen (****)


LA MORTE E NULLA

De Franse dichter André Chénier liet zich meeslepen door de idealen van de Franse Revolutie. Toen hij in het woelige jaar 1794 de excessen van Robespierre en de Jacobijnen op de korrel nam, eindigde hij voor de revolutionaire rechtbank en vervolgens met zijn dichterlijke hoofd onder het mes van de guillotine. Robespierre zelf tekende het doodvonnis met één enkele zin: "Même Platon a banni les poètes de sa République". Nauwelijks twee dagen zal Robespierre hem overleven en hetzelfde lot ondergaan. In afwachting van zijn terechtstelling schreef Chénier een gedicht dat nog steeds één van de meest beklijvende is die ooit door een veroordeelde vanuit een dodencel is geschreven.

Umberto Giordano en zijn librettist Luigi Illica maakten van dit historisch gegeven vooral een liefdesgeschiedenis (met een klassieke driehoeksverhouding) met de revolutie op de achtergrond. Bij zijn verdediging voor de rechtbank zegt Chénier : " ho fatto di mia penna arma feroce contra gli ipocriti". Zelden zagen we de afgelopen weken in Parijs zo'n karavaan van hypocrieten voorbij trekken. Als er dus iemand met recht van spreken " Je suis Charlie" mocht roepen dan wel deze Andrea Chénier. Zelden sloot een operapremière zo naadloos aan op de politieke actualiteit. En net zoals in de opera ging het in de lokalen van Charlie Hebdo over de idealen van de Verlichting.

Umberto Giordano lijkt niet alleen als twee druppels water op Giacomo Puccini, zijn muziek ademt ook dezelfde sfeer en dezelfde zin voor dramatiek uit. Giordano heeft zich zeker geïnspireerd aan Manon Lescaut maar ook echo's van Tosca spoken door het hele stuk. Dat is deels ook te wijten aan Illica die ook het libretto van Tosca schreef. Interessant detail: de partituur van Andrea Chénier is 4 jaar ouder dan die van Tosca! Alleen, ze bevat geen oorwurmen of thema's die dagenlang door je hoofd spoken. Maar de muziek is potent en dient de dramatische situatie met verve. Ze is geen "effect zonder oorzaak" zoals Wagner van Meyerbeers muziek beweerde en het is aan de hand van deze wat vergeten opera heel goed te begrijpen hoe het verisme Meyerbeer uit de operazalen heeft verdreven. En ze laat zangers schitteren.

Als een team als dat van Antonio Pappano, David McVicar, Jonas Kaufmann, Eva-Maria Westbroek en Zeljko Lucic samen een blik verismo open trekken dan mag je het beste verwachten. Samen tillen ze het werk op een hoger plan, alsof Andrea Chénier altijd al een meesterwerk is geweest.

Een facsimile van Robespierres doodvonnis staat te lezen op het toneelgordijn. Het is emblematisch voor de hele productie. Immers, David McVicar, Robert Jones (decors) en Jenny Tiramani (kostuums) hebben met veel zin voor detail de periode van 1794 gereconstrueerd. Daarin zijn ze nauwelijks te overtreffen. Make no mistake: met conservatisme heeft dit niets te maken.

Het vermolmde sociale ritueel van de adel in het salon van gravin de Coigny, wordt goed getypeerd. Er wordt al eens geflirt met conventionele operagestiek maar dat past uitstekend in deze kunstmatige, ter dood veroordeelde wereld van het ancien régime.
In Café Hottot, kan je in de achtergrond het Parijse straatleven voorbij zien trekken, de wereld van de sansculotten en ook van de terdoodveroordeelden die met karren richting guillotine worden gevoerd.
Treffend is ook de revolutionaire rechtbank met zijn frivole rechters en de verdeelde reacties van het volk op de banken. Ook de vertederende scène van de moeder die haar kleinkind aan de revolutie komt offeren, is geslaagd. McVicar laat alles vanzelfsprekend lijken alsof het afleveren van een kostuumdrama gesneden koek is. Je hoeft je geen seconde te vervelen. Het koort ageert heel gedifferentieerd en ook de kleinere rollen als Incredibile (een voortreffelijke Carlo Bosi) worden uitstekend ingevuld.

De meest fascinerende figuur van het stuk is Carlo Gérard. Ook hij is het ancien régime meer dan beu. Als dienaar van de gravin smijt hij zijn livrei tegen de grond en stapt in het avontuur van de revolutie. In de liefde is hij de rivaal van Chénier en hij slaagt erin om Chénier voor de rechtbank te krijgen en zijn doodvonnis te tekenen. Als een soort Scarpia broedt hij op het moment waarop Maddalena haar lichaam zal komen aanbieden in ruil voor het leven van Chénier. Onder de indruk van haar offer en het failliet van zijn eigen kansen maakt hij een bocht en zal hij proberen het koppel terug te verenigen.
Zoals Zeljko Lucic, dat speelt en zingt en het derde bedrijf beheerst met zijn grote aria "Nemico della patria" is grandioos. Elke blik, elk gebaar, zo juist, zo overtuigend. Het is typerend voor het soort perfectie dat McVicar met zijn acteurs weet te bereiken.

Eva-Maria Westbroek kan Maria Callas niet doen vergeten in haar grote nummer "La mamma morta", een versie die wellicht het meest bekend werd door Jonathan Demme's film Philadelphia waarin aids-patient Tom Hanks zijn favoriete aria analyseert aan een verbouwereerde Denzel Washington. Op de prestatie van Westbroek valt weinig af te dingen maar Callas geeft er een heel andere intensiteit aan.

En dan is er nog His Royal Highness, Jonas Kaufmann. Hoe het goudhaantje onder de tenoren bij elk debuut de hoogste toppen scheert dat is toch op zijn minst bewonderenswaardig. Op geen enkel moment brengt de partij hem in moeilijkheden. Hij is even charismatisch als Franco Corelli zonder de pure zinnelijkheid van diens voordracht ooit te kunnen bereiken. Corelli's maniërismen en de al te gemakkelijke snik in de stem laat hij slim achterwege. Kaufmann is een tenor van moderne snit. Hij is meer dan een domme zangmachine of een ijdele macho. Kaufmann zal niet snel de risée worden van operahaters. Als vertolker bezielt hij zijn personages met een heel moderne intensiteit. Fans van Placido Domingo zullen wellicht niet begrijpen waar ik het over heb. Die moeten in 2017 maar terug afstemmen op de ROH wanneer hij aldaar zijn debuut zal geven als Verdi's Otello. Kunnen ze zien wat ze al die jaren bij hun idool hebben gemist.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

LOL. Corelli is mannered and stupid and mannered and Domingo doesn't have a clue.

How fortunate we are that we could listen to Kaufmann's non existent interpretation, ugly notes, lack of colors and boring stage presence.

BTW, try to hear how Corelli ACTUALLY sang Chenier live (Vienna 1960 e.g). This would prevent you to make a fool for yourself.

Kaufmann fans are unbelievable.

Jos Hermans zei

Actually what I wrote is that Jonas Kaufmann will never sound as good as Corelli. I didn't say Corelli was stupid. I used it as a general term because stupidity exists amongst singers. I only said Corelli's singing is mannered in an oldfashioned way, indeed in the 1960 recording.
Apparently, one misses a lot of nuances when reading a review through google translator.

Anoniem zei

Thank you very much for taking the time to answer me.

As for your review, you seem to suggest (at least according to the google translation) that Kaufman is superior to Corelli and Domingo as far as his interpretation is concerned.

While I can (remotely) agree regarding Domingo, suggesting that Corelli doesn't reach Kaufmann's interpretation of Chenier is laughable, especially since you are familiar with the live 1960 Vienna recording.

One must suffer from some sort of auditory apahasia in order to not notice that Corelli displays nuance and shadings which are completely out of reach for Kaufmann.

How did Kaufmann sing ''Come un bel di maggio'' in your opinion? Well, it should be quite evident that he sings forte throughout. And how Corelli sings the same aria in his live Vienna performance? With shadings, phrasing and mezza voce when the text call for it (and throughout, a real ability to make us feel that his Chenier has lived life at his fullest and is willing to give it away).

How did Kaufmann sing his ''Azzurro Spazio''? With no imaginative phrasing and little meaning given to words. He is just kind of angry throughout and the dreamy introduction or the final declaration to Maddalena is completely lost on him. By contrast, Corelli uses a variety of phrasing and colours throughout and his ''O giovinetta bella'' his full of melancholic tenderness (because unlike Kaufmann he can lighten his voice).

I suppose that I can list other differences but the picture is already quite clear anyway. Unless you want to discuss Kaufmann's ridiculous attempts at diminuendos (e.g Ore Soave) that is.

Thus, the conclusion which derives from your review when one knows Kaufmann's and Corelli's work is quite grim. Kaufmann is a modern and intelligent singer because he has no really imaginative phrasing, lacks nuance, vulnerability, tenderness and bite. Corelli is ''mannered'' and ''old-fashioned'' because he brings, shade, colors, differentiated phrasing and emotional involvment to each musical phrase.

Does this means that ''mannered'' and ''old-fashioned'' singing is preferable? Apparently yes.

Jos Hermans zei

I have written more articles on Kaufmann. I have also written on his defects but I do not want to repeat myself over and over again, so this time around it may have sounded more positive than intended. For instance I wrote that he rose to his current popularity as a result of his looks for 50% and 50% as a result of his voice. I also wrote that he has not the perfect dramatic tenor voice and that you will always find a singer in history who has done better but that he is so clever to make the most of it. And that
You might agree on this.

So, while Corelli certainly has the better (and more beautiful) voice and therefore is able to exploit the dynamics of the part in a more exciting way he also sings in a mannered way. I do not blame him for that. Time flies by. It's just old style singing. Listen how he ends "un bel di di maggio" with the phrase "spiro d'un uom che muore". The last word becomes "muhohore". I hate that. It is an oldfashioned affected way of expressing, like he is going to burst into tears, it calls for a false sentimentality and Kaufmann would never do that. That's one of the elements that makes him a modern singer.

Another point I want to stress is that I do not consider opera as an musical art form but as a theatrical art form. For me it's the theatre of the singing actor. So in evaluating a singer I also consider his skills as an actor and that's where his personality as an artist will pop up.
Nowadays Placido Domingo is the worst example of the old school singer who does not care about acting or who does not have the talent for it. It's hard to accept that in a long career as his he has not been able to learn to move around the stage in a convincing way. He still does not know how to use his body nor what to do with is arms. That puts me off. You might call this stupidity or lack of talent. How can a portrayal be sincere when it lacks the basic theatrical aspects? This is another where Kaufmann is a modern singer/actor.

In a few weeks I will be a witness to his Macbeth in Berlin because I want to see the Peter Mussbach production. I hope he will convince me as a singer and as an actor :)