zondag 25 januari 2015
Parsifal bij NTGent (***)
OPTIMISM IS A MORAL DUTY
Parsifal, sluitstuk van de optimismetrilogie van NTGent, is een bewerking van Wagners origineel door Peter Verhelst en Wim Opbroeck. Het is een voorstelling van afscheid, de troost van het ritueel en het belang van het kleine, nietige persoonlijke engagement, zegt het programmaboek. Dat vat het eigenlijk goed samen.
Er is ook kritiek. Verhelst stelt de filosofische essentie van het drama radicaal in vraag, namelijk het verlangen naar de heroïsche, reddende Messias. "Wagner kent aan zijn titelpersonage mythische krachten toe", schrijft Koen Haagdoorns. "Nadat Parsifal het belang van medelijden onder ogen heeft gezien, ontvangt hij van Wagner het vermogen om alle wonden te helen? Hij wordt een nieuwe verlosser"
Peter Verhelst : "De acteurs zijn geen professionele zangers; je ziet en hoort de kwetsbaarheid, de schoonheid ervan en dat is nu juist per definitie het omgekeerde van Wagners Parsifal die als een gothische kathedraal boven je staat en je verplettert. Ik kan mij daartoe niet verhouden, laat staan er door ontroerd worden".
Wim Opbroeck is redelijker in zijn appreciatie van Wagners gothische kathedraal wanneer hij zegt: "Ik ben ooit een bergpas opgereden met de ouverture van Tannhäuser op de radio. Op een bepaald moment moest ik stoppen. De tranen rolden over mijn wangen..."
In Gent wordt de gothische kathedraal door Christoph Homberger ("Hombi" voor de vrienden) en Jan Czajkowski gereduceerd en bewerkt tot een versie voor piano, hammondorgel, electrische piano en synthesizer. De partituur blijft het raamwerk van de voorstelling. Dat levert al eens een frivole toets op komende van het hammondorgel maar in het algemeen wordt de geest van de muziek vrij goed benaderd. De prelude wordt tien minuten lang uitgesponnen door de niet-geschoolde stemmen van het ensemble, meestal geneuried zoals wagnerianen dat al eens plegen te doen op café na enkele patersbieren. Dat is niet denigrerend bedoeld. Later zal het kinderkoor van de Vlaamse Opera de koorpartij van het eerste bedrijf voor zijn rekening nemen, ditmaal op tekst van Wagner. Allemaal meisjes waarvan ik de jongste 6 jaar oud schat. Schoon.
De prelude tot het tweede bedrijf wordt ook behouden maar verliest haar betekenis want de wereld van Klingsor komt helemaal niet aan bod, enkel een flard uit de partij van de bloemenmeisjes.
Van het derde bedrijf komt de transformatiemuziek en de koorpartij aan bod, die met een eindeloos herhalen van het hamerende "zum letzten Male" de voorstelling muzikaal afsluit en bijna sterker is dan het origineel. De afsluitende muziek van de finale graalsonthulling, ook in het origineel als hoopvol en optimistisch ervaren, komt niet aan bod maar wordt vervangen door het visioen ("ik zie" ) van een blind meisje. Het ziet pioenen en tulpen en bloemen in alle geuren en kleuren. Schattig.
Tussendoor vertellen Frank Focketeyn, Els Dottermans, Servé Hermans intieme, autobiografische verhalen die de schrijver hen wist te ontfutselen. Zo vertelt Focketeyn over de laatste uren van zijn moeder. Dat alles blijft enigszins raadselachtig, precies zoals het origineel en dat is goed zo.
De tekst van Wagner gaat integraal overboord. Verhelst zegt te walgen van de tekst maar verduidelijkt niet wat hem daarin stoort. Enkele fragmenten overleven desondanks en worden als een mantra gereciteerd of gezongen : "Ich schreite kaum doch wähn' ich mich schon weit" en vooral "Ich weiss es nicht". Een Parsifal personage is er niet. Iedereen is Parsifal, verenigd in het niet-weten. Het niet-weten, het vertrekpunt voor de spirituele reis van de reine dwaas in Parsifal, is voor de Gentenaren echter het alibi voor een ideologische tabula rasa, de opstap naar een nieuw begin, het fundament van een hernieuwd opflakkerend optimisme. Dat gaat niet zonder een wezenlijk stuk van Wagner overboord te gooien.
"We hebben Parsifal herleid tot een stuk dat een lans breekt voor het kleinmenselijke. Dat zetten we tegenover Wagners versie, die als een gothische kathedraal neer torent op de toeschouwer en besluit met de grote redding. Er is geen redding meer. We laten de utopieën achter, hoewel we er nog steeds naar verlangen. Voor mij is een kleine lichtstraal in de duisternis een veel vruchtbaardere filosofie dan het grote zonlicht", zegt Verhelst.
Dat lijkt mij een illusie. Verhelst beseft toch wel dat een gek aan een lichtstraal voldoende heeft om zich tot messias te proclameren. In "Mein Kampf" beweert Adolf Hitler dat hij besloot politicus te worden toen hij in een lazaret in Pasewalk, anno 1918, tijdelijk met blindheid geslagen door een vergiftiging met mosterdgas opgelopen in Flanders Fields, hoorde over het einde van de oorlog en de revolutie in München. Dat was de lichtstraal. Zijn perverse lezing van het stuk zal hem later inspireren als politicus. De parallel met het blinde meisje is treffend en tegelijk geheel ongepast. Zolang het blinde meisje blind blijft.
Naar het einde toe doet Verhelst een soort statement dat ik als een soort verraad aan Wagner ervaar. In het midden van de scène staat een container. Die opent zich plots en onthult een reuzenpop van een mannelijke figuur. Met katrollen wordt hij tot zijn ware gestalte gehesen, maar door de acteurs ook op de knieën gebracht en vervolgens op zijn zijde gekanteld. Is dit de vermeende held Parsifal, of is het Richard Wagner, of is het de gothische kathedraal, of de messianistische utopie, of dit alles samen dat Verhelst hier op de knieën dwingt?
Utopieën zouden bij wet moeten worden verboden, meent Verhelst. Dat klinkt erg bevoogdend voor iets dat met de beste intenties tot stand komt. Maar de weg naar de hel is geplaveid met goede intenties. Ik kan Verhelst dan ook goed volgen wanneer hij meent : "Een utopie is on-menselijk. Als je de utopie van het communisme bekijkt, als je ziet wat een berg lijken dat opgeleverd heeft, de utopie van het katholicisme, van alle andere grote godsdiensten, de utopie van het kapitalisme.. het is onmenselijk, het is te groot voor de mens. Het is zo hoog gegrepen dat het altijd een monster wordt dat de mens verplettert."
Maar zal de mensheid ooit zonder utopieën zijn? En welke utopie is het die Verhelst stoort in Parsifal ? Wagners utopie was het via de kunst de kern van de religie te redden. Het slot van Wagners Parsifal is vrij van ideologie en volledig open.
Hombi tenslotte: "Het is heel belangrijk dat het publiek ervaart dat het geen anti-Parsifal is maar een heerlijke, loyale, fragiele Parsifal." Dat was het ook, weliswaar met de kanttekening die ik hierboven heb gemaakt, al heb ik geen flauw idee hoe deze voorstelling overkomt op de toeschouwer die het origineel niet kent. Niet-weten is niet altijd een voordeel.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten