woensdag 25 februari 2015

AKHNATEN in Antwerpen (***½)


SIC TRANSIT GLORIA MUNDI

Akhnaten is een stuk over de opgang en de neergang van een messiaans visionair, een kunstenaar die tegelijk een machtspoliticus wilde zijn, een Icarus die iets te dicht bij de zon wilde vliegen. Dan denk ik meteen aan de man met het snorretje. Temeer daar de Oostenrijkse cultuurhistoricus Egon Friedell in 1936 schreef: "Achnaton is onze broer, ja bijna onze tijdgenoot". Egyptologe Marleen Reynders bevestigt dat de historische Achnaton een ongewone vorm van controle moet hebben uitgeoefend. Maar in 1984 meende Philip Glass in Achnaton vooral een positief personage te herkennen want hij plaatste hem in één rij met Einstein en Ghandi, twee persoonlijkheden die een grote impact hadden op hun tijd. Met "Einstein on the beach" en Satyagraha vormt Akhnaten sindsdien een trilogie, de eerste drie van zijn 27 opera's die met een flauwe regelmaat van onder het stof worden gehaald.

Het moge duidelijk zijn : hier spreekt geen onvoorwaardelijke fan van repetitieve muziek. Steve Reich kan mij mateloos irriteren, ook op de momenten dat ik visueel afgeleid wordt door de congeniale danspasjes van A.T. Dekeersmaeker en Rosas. Al sinds mijn studententijd vult Terry Riley de soundtrack in van mijn spaarzame zenmomentjes en de muziek van Philip Glass mag ik graag horen als ik met de auto in de file sta. Dat gebeurt wel vaker en dus ken ik de prelude tot Akhnaten als mijn broekzak. Ze bezorgt mij steevast de illusie dat de zaken vooruitgaan en al helemaal wanneer de verteller "Open are the double doors of the horizon; unlocked are its bolts" afsteekt.

Het doel van de minimalistische beweging in de sixties was de hedendaagse avantgarde te redden uit de cerebrale dwangbuis waarin de muziek was beland door het serialisme en door de school van John Cage. Het herhalen van kleine muzikale bouwstenen over een lange tijdsspanne, ondersteund door een regelmatige puls moest de tijd opheffen en de luisteraar in een soort trance storten, die we eerder met buiten-Europese muziek associëren. Anderzijds was deze componeermethode ook radicaal simplistisch en kan ze daardoor ook heel oppervlakkige en uitermate saaie composities opleveren. Zoals altijd is het de kwaliteit van de muzikale ideëen die het verschil maakt, of er nu een twaalftoonsreeks aan de basis ligt van een compositie of een zich langzaam transformerende diatonische cel met een strakke beat.

Elliott Carter ging zover het minimalisme fascistoide te noemen. Louis Andriessen haastte zich om te zeggen dat er niet zoiets als fascistoide muziek bestaat. Hij heeft natuurlijk gelijk maar het is niet zo moeilijk om te begrijpen wat Carter bedoelde. Nog in 2001 zei Carter: "We are surrounded by a world of minimalism. All that junk mail I get every single day repeats; when I look at television I see the same advertisement, and I try to follow the movie that's being shown, but I'm being told about cat food every five minutes. That is minimalism". Daarmee vertolkte hij vooral het standpunt van een muzieksnob. Anders uitgedrukt : het minimalisme is door en door Amerikaans en hield van bij de aanvang de vinger aan de pols van de tijd.

Dertig jaar later kunnen we niet anders dan vaststellen hoe bloedarmoede het werk van Glass in bezit heeft genomen. Zijn meest recente opera "The perfect American", een zeldzame opdracht van Gerard Mortier in Madrid, is kenschetsend voor het doodlopend straatje waarin de repetitieve muziek verzeild is geraakt. De creatieve impuls die uitgaat van de school van Glass is zo miniem dat we de legitieme vraag kunnen stellen : is minimal music dead yet ? Well, it sure smells funny.

Over het Wagnerjaar 2013 zei Glass : "Of course Wagner is a master, but his great work is an obstacle to be overcome by contemporary composers—he sucks the oxygen out of the opera house. Every major company has to have its "Ring," and there's no room or budget left for new work. Of course I say this humorously, and from annoyance, not jealousy: But who can tell how many new operas have failed to be performed because of the Ring? ". Glass heeft hier zeker een punt want de meeste van die Ringen waren niet eens goed. Liever had ik hem horen zeggen dat operaintendanten hun middelen beter niet verspillen aan de opera's van Halevy, Meyerbeer en de dramatisch ondervoede kanarievogelopera's van het belcanto. Om maar te zeggen : er kan niet genoeg gedaan worden om recent en hedendaags werk te ondersteunen.

Akhnaten was een opdracht van de opera van Stuttgart die in 1984 in première ging in een productie van Achim Freyer. Omdat de opera gerenoveerd moest worden werd tijdelijk uitgeweken naar een andere zaal waar de orkestbak zo klein was dat Glass de vioolpartijen schrapte en enkel de altviolen overhield. Het werk kreeg daardoor zijn aparte donkere klank.

De prelude en de aansluitende begrafenis van Amenhotep III is ronduit fantastisch, volstrekt origineel binnen de canon van de opera en gezegend met een unieke theatrale zeggingskracht. Daarna is het vet al van de soep want de kroningsscène klinkt al direct minder geïnspireerd, en wanneer tijdens "Window of appearences" het thema van het koor uit de kroningsscène opnieuw wordt herhaald, begint vermoeidheid definitief toe te slaan. Make no mistake : de ergste vijand van repetitieve muziek is, u raadt het nooit, de herhaling! De tempelscène is minder geslaagd en het daaropvolgende duet is van zo'n harmonische eenvoud dat het al snel te lang duurt. The City/Dance is dan weer heel aardig. De hymne aan de zon is van zo'n kinderlijke eenvoud dat ze onmogelijk het hoogtepunt van het stuk kan zijn. Ook de koorpartij (psalm 104) is zwak. En zo kabbelt de muziek zich een weg naar het einde. Terwijl het een ongeschreven wet is in het theater om in de finale uit te pakken met de beste ideeën, herkauwt Glass voor de epiloog nog eens de thema's van de prelude. Een echte afknapper. Nu heb ik de onhebbelijke gewoonte om een werk waarrin slechts twintig minuten uitstekende muziek te horen is niet als een meesterwerk te beschouwen, zeker niet als dat werk een buitensporige originaliteit claimt door zich radicaal af te wenden van de strikte conventies van het operagenre.

Het scènebeeld van Nigel Lowery is een rudimentair silhouet van een door industrie beheerste sinistere stad, geplaatst tegen een even donkere sterrenhemel. Zijn Egypte van Amenhotep III wordt bevolkt door een eigenaardige fauna: een rat, een vreemd dubbelpersonage als drugsverslaafde/dealer, een prostituee, een drankorgel van een meisje, een dwerg. Tot viermaal toe krijgen we ze te zien met dezelfde act. De herhaling wordt ook scènisch uitgebuit.

Lowery lijkt graag te werken met uitdagende contrasten en probeert daarmee en zekere dialectische spanning op te wekken. Terwijl het scènebeeld hedendaags oogt staat hij Walter van Beirendonck toe om voor zijn kostuumontwerpen af te dalen in de iconografie van het antieke Egypte. Met Geert van Rampelberg als spreker probeert hij tot een spannende dialoog te komen met de rituelen van de scène door hem op te voeren in gesimuleerde live-videofragmenten. De uitwerking daarvan is eerder chaotisch. Zijn declamatie is allerminst ceremonieel terwijl de rest van de partituur dat wel is.

Erg mooi is het door Frans Masereel geïnspireerde achterdoek tijdens The Family. Het zet het charmante septet met de dochters van Achnaton goed in de verf.

Amir Hosseinpour liet zijn dansers, deels geinspireerd door Indische handgebarendans, evolueren als Fabriaanse faunen.

Dat Walter van Beirendonck de zangers en dansers op hippe plateauzolen en moderne sneakers zou plaatsen kwam niet onverwacht. Het best geslaagd waren de wandelende sarcofagen van het "gouden koor".

Tim Mead liet een gave contratenor horen met een verrassend grote projectie. Kai Rüütel en Mari Moriya hadden niet de minste moeite met de weinig veeleisende partijen van Nefertiti en Queen Tye. Het koor presteerde uitstekend met een ritmisch goed geaccentueerde voordracht.

Titus Engel, momenteel de fraaist geklede operadirigent, nam de prelude wat gezapiger dan we gewoon zijn van de opname van Dennis Russell Davies en uiteraard minder luid dan ik gewoon ben in de file.

2 opmerkingen:

Piet zei

Heel trefzekere en intelligente recensie. Wat niet verhindert dat ik het niet eens ben met de latente negatieve ondertoon. Ik vond het een van de meest aangrijpende (jawel, Glass' minimalisme kan dat zijn) en relevante voorstellingen van de laatste jaren.

Jos Hermans zei

Piet De Loof, I presume ?
Ik kan alleen maar herhalen dat minimal music voor mij uitermate opwindend kan zijn en tegelijk ook uitermate vervelend. Wat mij stoort aan Glass is dat hij opera' s schrijft aan het tempo van Rossini. Opera's gecreeerd aan de lopende band kunnen niet geschraagd worden door bijzonder goede muzikale ideeen. Geniale componisten als Janacek of Berg hadden een heel leven nodig om een handvol werken te produceren.