woensdag 18 februari 2015

Macbeth in de Berlijnse Staatsopera (***½)

Foto : Mara Eggert

NACHT OP EEN KALE BERG

Als Graaf Luna had hij in Salzburg een povere indruk achtergelaten. Stilletjes had ik gehoopt dat Placido Domingo zou afhaken voor zijn Macbeth-debuut (zijn 145 ste!) en vervangen zou worden door een patentere collega als Simon Keenlyside. Maar Simon verkeert momenteel in een stemcrisis en boze tongen beweren dat dat komt omdat hij iemand anders probeert te zijn dan hij werkelijk is, namelijk een Verdi-bariton. Het maakte de prestatie van de 74-jarige stertenor (sommigen schatten hem 5 jaar ouder!) des te bewonderenswaardiger. Na de voorstelling was hij zichtbaar vermoeid en je vraagt je af wat zo iemand drijft om op deze gezegende leeftijd nog naar de gunst van een publiek te dingen. Kent het narcisme van een leven in de spots dan geen grenzen? Een burn-out valt niet meteen te vrezen want Domingo maakt zich op voor nog meer debuten als bariton : Gianni Schicchi en Posa in Don Carlo.

Peter Mussbach maakte een voorstelling zonder decors. Als een grote molshoop staat een kale heuvel midden op het toneel. Menige aria zal van hieruit gepleurd worden. Er zijn twee requisieten: een dolk en een zwaard en er wordt ook wat gegoocheld met licht. De kostuums van de Lady en de witte maskers van de heksen verwijzen vaag naar de Japanse No-traditie. De orkestbak is afgezoomd met een wandelpaadje voor de zangers dat met groot effect zal worden gebruikt door de Lady Macbeth van dienst. Ook de heksen zullen er dankbaar gebruik van maken : in het derde bedrijf omcirkelen ze de orkestbak als de ketel waarin ze hun helse soep brouwen. Ze laten warempel kwalijke dampen uit de orkestbak opstijgen. Daarmee heb ik dan de in scènisch opzicht meest interessante momenten aangestipt want van zodra je Banquo en Macbeth door een mangat in de toneelvloer hebt zien kruipen weet je dat dit een avond zal worden waarbij het theater iedereen in de steek zal laten. De Staatsoper had dus weinig andere keuzes dan in te zetten op de pure zinnelijkheid van het zingen. Dat was evenwel niet voor alle deelnemers weggelegd.

Placido Domingo begon redelijk goed aan zijn partij. Hij kan nog heel heroïsch uit de hoek komen en af en toe krijg je een vermoeden van de zinnelijkheid waarmee hij het Italiaanse repertoire destijds moet hebben gezongen. Mettertijd begint hij naar lucht te happen en tegen "Pietà, rispetto, amore" is de vermoeidheid zodanig ingetreden dat Macbeths woorden "Eppur la vita sento nelle mie fibre inaridita" ("maar ik voel in mijn aderen het leven opdrogen") autobiografisch zijn geworden. Jammergenoeg moet hij ook het vaak gecoupeerde "Mal per me" zingen en dat past vreemd genoeg redelijk goed met zijn gebroken stem. Kortom, dit was een prestatie waarbij bewondering en irritatie mekaar in evenwicht hielden.

Liudmyla Monastyrska daarentegen was een regelrechte sensatie. Dat wisten we al sinds haar debuut in Londen onder Antonio Pappano in de regie van Phyllida Lloyd (zie dvd).
In "Vieni, t'affretta" waar ze frequent moet schakelen tussen te registers laat ze lichte problemen horen maar die betekenen niets binnen het geheel van deze temperamentvolle voordracht die qua dramatische power en frasering niets te wensen over laat. Uiteraard was zij de dominerende partner in alle duetten met Domingo. Wanneer ze tijdens "Or tutti surgete" de dienaren van de hel aanroept doet ze een uitstapje in de zaal, een feest voor de voorste parterrerijen. "La luce langue" bouwt ze op vanuit pianissimo. In het brindisi is ze grandioos en in de de slaapwandelscène laat ze horen hoe genuanceerd ze kan zijn in mezza voce modus.

René Pape bevestigde de kwaliteit van zijn Banquo, die hij in New York al had laten horen, met mooie zalvende lijnen in zijn afscheidsaria, maar toch weer met een iets te kleine emissie.

Rolando Villazon heeft na zijn stemcrisis nooit meer de glans terug gevonden die zijn tenor ooit bezat. De stem klinkt nu droog en kleurloos. Hij startte MacDuffs "Ah, la paterna mano" met een zwaar intonatieprobleem en elk moment vreesde je dat zijn stem zou gaan breken. Dit was pijnlijk om mee te maken.

Daniel Barenboim laat het orkest van de Staatsopera een beetje ruw klinken en is net iets te fel geneigd om te overweldigen. Zoals steeds laat hij zijn orkest groeten van op het toneel. Chique.


Geen opmerkingen: