donderdag 23 april 2015

Dmitri Tcherniakov met PARSIFAL in Berlijn (2) (***½)


MET DE RUGZAK DOOR TRANSSYLVANIE

Van Dmitri Tcherniakov zijn we het onderhand gewoon geraakt dat hij creatief weet om te springen met problematische passages in operalibretti. Kan hij er zelf niet in geloven dan overleeft het zijn tekstanalyse niet. Dat is een eerbaar standpunt op voorwaarde dat het niet confligeert met de partituur. Het kwam dus niet als een verrassing dat hij de synopsis van Parsifal voor het programmaboek zou herschrijven. Twee fragmenten daaruit projecteert hij ook op het doek.

Cruciaal in die visie is dat de graalsgemeenschap zich een strenge ascese heeft opgelegd. In die logica staat sex met vrouwen gelijk aan zonde. Titurel blijft de ongenaakbare, spirituele leider. De lange zwarte leren jas die hij draagt kan je in Berlijn moeilijk met iets anders associëren als met terreur. Voor zijn zoon is hij meedogenloos. Meer nog dan door de wonde wordt Amfortas gekweld door het door zijn vader ingefluisterde zondebesef.

Voor kadaverdiscipline zorgt Gurnemanz. Met een belerende powerpoint-presentatie verstrekt hij het goede voorbeeld aan de knapen en toont daarbij beelden van de Bayreuth-Parsifal anno 1882. Impliciet beledigt de regisseur daarmee de Wagnercultus.

Het stelletje losers met poedelmutsen dat Tcherniakov hier als graalsgemeenschap onder de gewelven van een romaans klooster opvoert, bedrijft een ritueel dat nauwelijks te onderscheiden valt van vampirisme. Titurel lijkt graaf Dracula wel wanneer hij zich te rusten legt in een doodskist en zich laat groeten door alle leden van de geloofsgemeenschap. Amfortas is als een avatar van De Heiland. Het bloed wordt van zijn wonde getapt, vermengd met wijn en aan de hongerige gemeenschap doorgegeven. Alsof de door Wagner geïmporteerde bijbelstof op zich nog niet degoutant genoeg is.

De wereld van Klingsor toont het feminiene in zijn grootst mogelijke onschuld, dus helemaal niet zoals het bedoeld is. Natuurlijk werkt ook dit voor geen meter. Hier woont Klingsor te midden van zijn dochters, zo expliciteert Tcherniakov. Allen zijn uitgedost met bloemenjurken. Sommigen zijn slechts vijf jaar en spelen met poppen. Het opspringend enthousiasme waarmee deze schattige meisjes de vreemde rugzaktoerist Parsifal begroeten is een beeld dat ik niet snel zal vergeten: Tcherniakov op zijn best maar in het verkeerde stuk.
In de voortdurende strijd met de graalsridders doet Klingsor er alles aan om hen te diskrediteren en het broederschap te vernietigen, zegt Tcherniakov. Maar dat valt dan wel bijzonder moeilijk te rijmen met de pedofiele pantoffelheld die hij van hem maakt. Nerveus hinkelt hij over het podium in zijn mouwloze gebreide trui en deelt cadeautjes uit. De kam door de spaarzame haren op het hoofd halen is zijn geliefde zenuwtic.

We zien Kundry in de rol van echtgenote, moeder en dochter. Het incestueuse spel dat ze bedrijft door identificatie met Parsifals moeder wordt door de regisseur scènisch geëxpliciteerd. Zo laat ze hem het trauma uit zijn jeugd herbeleven, hoe hij betrapt werd met zijn eerste vriendinnetje en daarvoor gekapitteld werd door zijn schoolmeesterachtige moeder. Anderzijds mogen we aannemen dat Kundry verkracht werd door haar vader. Beiden lijken hun trauma's samen te leggen in hun duet. De kus krijgen we niet te zien.

Uiteindelijk heeft Tcherniakov ons twee totaal ontwrichte werelden getoond. Parsifal lijkt ze in balans te brengen wanneer hij Amfortas de speer voor de voeten werpt en ook het vrouwelijke element terug in de gemeenschap brengt.

Het slotbeeld laat ons achter met doldwaze fanatici die de handen ten hemel slaan. Aan de nieuwe spirituele leider hebben ze zich probleemloos overgegeven. Niet zo de fundamentalist Gurnemanz. De met Amfortas herenigde Kundry drijft hij een mes in de rug waarop Parsifal het lijk als een inverse pieta off-stage draagt. Hoe het daarna verder moet ? Your guess is as good as mine.

Heel terecht stelt Tcherniakov zich vragen bij de geloofsgemeenschap die Wagner hier opvoert. Heel terecht wijst hij op het gevaar van geloofsgemeenschappen die zichzelf niet in vraag stellen. Maar het essentiële van elke opvoering van Parsifal, door Wagner opgevat als een Bühnenweihfestspiel, realiseert hij niet. Voor mij was er geen enkele scène die werkte, niet in de spirituele enclave die de graalswereld behoort te zijn en al evenmin in de tegenwereld die de gecastreerde tovenaar Klingsor in stand probeert te houden. De glorieuze muziek van Wagner die op elk moment te horen is miste haar spirituele bedding. Vermoeid en futloos sleepte ze zich naar het einde. Wat een contrast met Blauwbaards Burcht daags voordien in de Komische Oper.

Onwillekeurig denk je ook aan de Oudgelovigen in Khovansjtsjina. Ook hun rol is bedenkelijk en reactionair binnen het historisch fresco van Moesorgski maar een voorstelling waarin hun zelfverbranding spiritueel onrecht wordt aangedaan heb ik nog nooit gezien. In Parsifal daarentegen gebeurt het voortdurend. Het is alsof de vloek van Nietzsche erop rust. Anders uitgedrukt: wie niet in Wagners Bühnenweihfestspiel gelooft begint beter niet aan Parsifal. Mijn vrees is dat ik het nog vaak zal moeten herhalen.

Op papier was dit een ideaal gecaste Parsifal. Er werd af en toe heel fraai gezongen maar het viel allemaal dood als een waterdruppel op een hete steen.

Met zijn moedercomplex leek Andreas Schager op de uit Bayreuth verdreven Jonathan Meese. Schager blijft daarentegen welkom in Bayreuth waar hij de volgende Parsifal voor zijn rekening zal nemen. Een echte heldentenor kan je hem niet noemen. De baritonale kleur ontbreekt geheel in zijn stem. Er is voldoende metaal voor een genereuze projectie maar het klinkt allemaal eerder blikkerig. De toekomst zal uitwijzen of hij met dit soort partijen roofbouw pleegt op zijn stem of niet.

Wolfgang Koch zong een eerder karakterloze Amfortas, Anja Kampe een behoorlijke Kundry zonder echt met persoonlijkheid te koop te lopen. Tomas Tomasson als Klingsor leverde nog de gaafste prestatie af, met een mooie emissie en een efficiënte articulatie maar het spoorde niet met het verwijfde personage dat hij overigens voortreffelijk speelde als een Josef Fritzl karikatuur.

René Pape zong zijn fraai geformuleerde Gurnemanz zoals gebruikelijk, zonder enige insteek van een persoonlijke visie op de rol. Ook in scenisch opzicht liep hij zijn rondjes alsof acteursregie aan hem niet is besteed. Het vocale nirvana bereikte hij nooit want zijn hele voordracht werd overpowered door het orkest. Barenboim hield meedogenloos aan zijn redelijk extreme dynamiek. Zo had hij hem toch wel kunnen sparen tijdens "Oh, wunden-wundervoller heiliger Speer". Dat deed hij niet en de heilige brombeer van dienst kon de voorstelling dus nooit uit het moeras van de spirituele onverschilligheid trekken.

Daniel Barenboims tempokeuze was heel gematigd, niet te vlug maar ook nooit slepend. Behalve de balans viel er niets aan te merken op het spel van de Staatskapelle. Het waren vooral de houtblazers die opvielen in gunstige zin.

Het volgende rendez-vous met Parsifal zal even op zich laten wachten want nergens staat een nieuwe productie gepland. Dat is ook niet verwonderlijk : de kans dat het compleet de mist ingaat is 95 %.

Voor oudere recensies van Parsifal, klik hieronder op het label Parsifal

Geen opmerkingen: