maandag 13 april 2015

ELEKTRA in Wenen (****)


ASCENSEUR A L'ECHAFAUD

Regisseur Uwe Eric Laufenberg herinnert er ons aan dat de verwilderde dochter van Agamemnoon en Klythemnestra nog steeds een prinses is. Ze zit strak in haar zwarte mannenpak wanneer het doek opgaat en ons de lugubere kelderverdieping toont van een Weens palazzo anno 1910. Het is een donker kolenhok met links een smerige douche en rechts een af en toe oplichtende paternosterlift met gouden handvaten die leidt naar de koninklijke vertrekken daarboven.

Geen vloeren worden hier geschrobd maar de geschonden lijven van naakte vrouwen in het douchehok. De vijf maagden hebben zich gemuteerd tot de strenge opzichteressen van een strafkamp. De moord op Agamemnoon heeft voor zijn getrouwen blijkbaar onprettige consequenties gehad. Hoedanook, wat de vijf maagden hier zingen is buitengewoon : mooi en gedifferentieerd, met een genereuze projectie en zonder ook maar één flits van een ruïneus vibrato. Je hoort het elders wel eens anders. Is het dat misschien wat een operahuis met een grote traditie haar reputatie verleent ?

Nina Stemme stond in de spots want ze hield haar debuut als Elektra. Vanaf de eerste maat laat ze horen dat ze de partij volledig onder controle heeft. Dat doet ze niet zonder moeite want over reserves beschikt ze niet voor de zwaarste passages. Echo's van haar Brünnhilde en Isolde klinken voortdurend mee. Halfbakken Elektra's als Evelyn Herlitzius fietst ze moeiteloos uit het wiel. Stemme mag dan niet de ideale Elektra zijn, momenteel is ze wel concurrentieloos. Een zenuwachtige opwinding heeft bezit genomen van haar lichaam maar het arsenaal waaruit ze put voor haar lichaamstaal is beperkt.

Haar zuster Chrysothemis verschijnt in een wit kommunikantenkleed. Gun-Brit Barkmin speelt en zingt de partij voortreffelijk, met alle nuances, volheid van stem en een vlekkeloos vibrato.

Onrustige honden kondigen de komst van Klytämnestra aan. Met de lift bereikt ze de naargeestige kelder. Met haar Erda-pruik en een met fonkelende edelstenen bestikte glitterjurk lijkt de rijzige Anna Larsson een verlepte Hollywoodster of is het de hertogin van Alva ? Door de dienaressen wordt ze in een rolstoel geholpen en vervolgens aan haar medicijnen. Ze zingt enigszins onthecht maar met een mooie donkere toon. Tijdens "Ich habe keine gute Nächte" gaat ze nadrukkelijker articuleren. Beide Zweedse sopranen lijken ook echt familie van mekaar. De omhelzing door de moeder van haar dochter lijkt gemeend en oprecht. Beide spelen toneel, dat weten ze zelf ook en toch trappen ze er zelf in voor een ogenblik. Chéreau mag dat in Aix ook geprobeerd hebben maar zo goed als hier is hij daar toen niet in geslaagd. Voor Elektra komt het afsluitende lachsalvo van haar moeder des te vernederender over.

Falk Struckmann beschikt over de gravitas en de scènische présence voor Orest maar ook over een licht mollenvibrato. Door zijn terugkeer zal Elektra zich terug in een vrouwenkleedje heisen en een incestueus moment beleven met haar broer in het kolenhok. In een koffertje bewaart ze haar bijl. Die vergeet ze mee te geven. Er zit ook een revolver in. Die weet Orest tijdig mee te grissen.

Met zijn zware brilmontuur lijkt Norbert Ernst , de Aegisth van dienst, als twee druppels water op Ben Weyts. Hier dus compleet met laarzen en zwartleren broek. No pun intended. Terwijl hij de lift naar het schavot neemt zien we het lijk van zijn gekeelde eega naar beneden dalen.

Elektra blijft verschoond van de finale suicidale dans. Voor onze ogen ontpopt ze zich tot dansmeesteres en dirigeert een stel dansende koppels in wat eerst een boerendans is om dan bij de tweede beweging een vrijer patroon aan te slaan en tenslotte te ontaarden in een vechtpartij. Het is een voorgevoel van een stukje vaderlandse geschiedenis dat Laufenberg hier in een notendop tracht op te voeren. Zowel Orest als Elektra zijn inmiddels verdwenen. Het prangende slotbeeld is voor Chrysothemis bestemd die haar burgerlijk geluk aan flarden weet en zich angstig de bijl herinnert waarmee alles begon.

Mikko Franck nam de eerste maten bijzonder traag en toch was zijn lezing zelden spanningsloos. De stemmen waren zeer present in deze live stream, een beetje ten nadele van het orkest. Meestal is het in het theater precies andersom. Erg transparant klonk het allemaal niet hoewel sommige instrumenten prominent aanwezig waren in het klankbeeld. Om één of andere reden sprong de Weense walsmuziek eruit. Misschien omdat Der Rosenkavalier nog in mijn hoofd speelde ?

Voor deze gave, sluitende productie kreeg Laufenberg van het premièrepubliek een boe-orkaan over zich heen. Mijn Weense lezers zullen het mij niet ten kwade duiden dat ik hierin de conservatieve smaak van het Weense publiek meen te herkennen. Op zaterdag was daar nog weinig van te merken. Wel leek het mij dat Stemme zich het slotapplaus uitbundiger had voorgesteld.

Het volgende rendez-vous met Elektra is gepland voor mei 2016 in New York in de productie van Patrice Chéreau met Stemme, Meier en Pieczonka.

Voor oudere recensies van Elektra, klik hieronder op het label Elektra

Geen opmerkingen: