woensdag 8 april 2015

LA DAMNATION DE FAUST in Baden-Baden (****½)


DE KANARIE EN DE KOLOSSALE NACHTEGAAL

Hector Berlioz is pas 25 wanneer hij "Huit scènes de Faust" componeert, een onderwerp dat hem niet meer zal loslaten en dat een kleine 20 jaar later zal culmineren in de gerijpte compositie van "La Damnation de Faust". Toch zal hij de "Huit scènes" daarin haast ongewijzigd opnemen. Het was Berlioz absoluut niet om een remake van Goethe's Faust te doen. Het werk krijgt bij hem dan ook zeer eigen accenten. De titel is reeds duidelijk: Faust eindigt verdoemd in de hel. Van een catharsis, zoals Goethe in zijn Faust II beschrijft, is hier geen sprake. Faust is niet langer de filosoof op zoek naar inzicht maar eerder het alter ego van de Romantische kunstenaar. Hij is een eenzame estheet en intellectueel, verloren in zijn eigen droomwereld, niet in staat tot enige actie of emotioneel engagement. Hij is de eeuwige twijfelaar, verzonken in uitzichtloze melancholie.

De vervloeking van de dromer Faust zou ook de vervloeking van het werk en van zijn schepper worden : de Parijse première op 6 december 1846 in de Opéra Comique was een fiasco dat Berlioz, die zich verplicht zag de uitvoering zelf te financieren, geruïneerd achterliet. Voor Berlioz kwam de onverschilligheid van het Parijse publiek als een bittere teleurstelling: "Rien dans ma carrière d'artiste ne m'a plus profondément blessé que cette indifférence inattendue", verzucht hij in zijn memoires. Het bevestigde hem in wat hem gaandeweg steeds duidelijker was geworden: Parijs had alle gevoel voor muziek en geloof in de kunst verloren. De rest van zijn leven laat hij zich enkel nog laatdunkend over de Franse hoofdstad uit en geeft er zo min mogelijk uitvoeringen.

Wie de smaak van het Parijse publiek corrumpeerde laat zich raden. Over Giacomo Meyerbeer schrijft Berlioz : " I must also add that the influence of Meyerbeer, and the pressures he exercises, through his huge wealth at least as much as by the realities of his eclectic talent, on directors, singers, and critics, and thus on the Parisian public, make it almost impossible to score any serious success at the Opéra. This destructive influence will be felt perhaps for another ten years after his death. Henri Heine alleges that he has paid in advance…, and it bears repeating: not only is Meyerbeer lucky to be blessed with talent, but he possesses, and to the highest degree, the talent of being lucky […]"

"But there are things that must absolutely be said. I cannot allow people to believe that I approve or even tolerate these compromises of a great master with the bad taste of a certain public. I have spent my life stigmatising such misdeeds and I find them today even worse and more insipid than ever. […]"

"The Meyerbeer bank is working like one man. He left pensions to writers who have been hired to praise him at a fixed monthly rate and to extol his music. It will thus be far more lucrative to praise it instead of music that is merely beautiful but does not bring any return. How can you compete with means such as these? Heine was right. […]"

Na de Parijse première van La Damnation schreef de gezaghebbende criticus Paul Scudo : "Berlioz heeft een van de grootste werken der moderne poëzie naar de geest zowel als de inhoud verminkt. Marguerite is bij hem verworden tot een vulgaire heldin, die geen enkel melodramatisch effect schuwt. Zelden zijn drama en symfonie zo'n ongelukkige verbintenis aangegaan. Niet alleen mist de heer Berlioz te enen male het talent om voor de menselijk stem te schrijven, zelfs zijn orkestratie is niet meer dan een aaneenschakeling van zonderlinge geluidseffecten zonder enige inhoud of ontwikkeling".

We komen dichter bij de waarheid als we Scudo's beweringen stuk voor stuk omdraaien, zo merkt Berlioz-biograaf Hugh Macdonald geheel terecht op. Er zijn wel meer uitspraken bekend van deze holbewoner. Over Richard Wagner bijvoorbeeld : "Quand M. Wagner a des idées, ce qui est rare, il est loin d'être original ; quand il n'en a pas, il est unique et impossible." In 1861 zal de verwaande criticus een vernietigend rapport schrijven van meer dan 10 pagina's waarin hij zich verkneukelt in de ondergang van Tannhäuser in Parijs. Mocht u zich de vraag stellen of Scudo een slippendrager was van Meyerbeer, Sabine Henze-Döhring geeft het antwoord in haar Meyerbeerbiografie : Scudo zat voortdurend in geldnood en herhaaldelijk verzocht hij Meyerbeer om leningen. Dat was naast de somptueuze diners gekoppeld aan de première van zijn nieuwste werken één van de manieren waarop Meyerbeer de persmuskieten aan zich wist te binden. Wie Wagner graag tot een paranoïde antisemiet reduceert moet ook de realiteit van het Parijse artistieke leven onder ogen durven zien. Voor Wagner was het Tannhäuser-fiasco niet zo schadelijk, zijn populariteit werd er in Duitsland alleen maar groter om. Voor Berlioz betekende het broodroof.

Om maar te zeggen, het is bijzonder moeilijk om geen sympathie te kweken voor de kunstenaar Berlioz, voor wie, na het mislukken van Benvenuto Cellini in 1938, de deuren van de Parijse opera voor goed gesloten zullen blijven. Het is niet moeilijk om in de eenzaamheid van Faust een weerspiegeling te zien van Berlioz's eigen "mal de l'isolement". Hoe hij ondanks alle tegenkantingen en desinteresse zijn artistieke integriteit behoudt, daar kan ik alleen het evenbeeld van Wagner naast stellen. Heinrich Heine noemde hem "een kolossale nachtegaal". Het zal duren tot 1897 voor dat de Opéra Garnier "La Damnation de Faust" voor het eerst integraal zal uitvoeren. Het rijk van Giacomo Meyerbeer, met al zijn holle rethoriek, is dan inmiddels in rook opgegaan.

Sir Simon Rattle had geen 50 maten nodig om er mij weer eens van te overtuigen dat de Berliner Philharmoniker mijn favoriete orkest is. Rattle zet in op precisie. Telkens opnieuw is het een klein mirakel om mee te maken hoe hij zijn strijkerseffectief als één man kan laten spelen. Dat is natuurlijk net zo goed de verdienste van de orkestcultuur van de Berliners. Het is deze zin voor genadeloze precisie die de finale van de Hongaarse mars redt van de chaos. Even opmerkelijk zijn de grappige guirlandes van de clarinetten, de infernale kopers, de magnifieke solistische momenten van de altviool ("Le roi de Thulé") en de engelse hoorn ("D' amour l'ardente flamme"), de mistige wall of sound van de harpen tijdens het hemelse slotkoor.

Critici van de Berliner hoor je wel eens verklaren dat het geen echt operaorkest is, dat het te weinig rekening houdt met de zangers, dat het inzet op orchestraal spektakel en effect. Daar was allemaal niets van te merken. Het dynamisch evenwicht met koor en solisten was steeds gegarandeerd. Rattle is ook niet te beroerd om heel erg piano te gaan zoals in het ballet van de bosnimfen. Pas aangekomen in de hel ontbindt hij al zijn duivels. Het is goed vertoeven in de hel met de Berliner Philharmoniker.

Charles Castronovo beschikt over een timbre als dat van Jonas Kaufmann. Net als Kaufmann produceert hij een wat onaangenaam, kelig geluid maar is verder niet in staat om zoals zijn illustere collega het auditorium te vullen met het zinnelijke, heldentenorale geluid dat hier toch wel enigszins vereist is. Zijn "Invocation de la nature" lijdt daar het meeste onder. Het overschakelen naar kopstem gaat hem ook niet erg goed af. Castronovo, kortom, was geen sparringpartner voor het orchestrale geweld dat door Rattle nochtans niet werd overdreven.

Marguerite wordt door Berlioz toegewezen aan een sopraan, een stemtype dat strookt met haar jeugd en met haar rol als verliefd meisje. Doorgaans wordt het personage ingevuld door een mezzo. Daar is een goede reden voor. Berlioz heeft altijd een voorkeur getoond voor donkere timbres, zowel in vocaal opzicht als in het orkest. Het bezorgt het jonge meisje de aura van een mysterie. Men denke aan de manier waarop Vesselina Kasarova dat met haar fluwelen timbre heeft ingevuld in de emblematische productie van La Fura dels baus.

Gelukkig is Yankee-Diva Joyce DiDonato nieuwsgierig genoeg om zich niet eeuwig te laten kooien als kanarie in het muffe repertoire van barok en belcanto. Met de dag stijgt de kans dat ze haar talent niet langer zal verspillen aan gedrochten als "La donna del lago". Vroeg of laat wil ze ook Didon in Les Troyens zingen, een rol die zowel door lyrische als dramatische sopranen wordt opgeëist. Je zal mij niet horen klagen als het zover is.

Vanaf de eerste maat verbluft DiDonato met haar fabelachtige techniek. De stem snijdt als een laser door de ruimte. En dat voor een lyrische sopraan! Als het even kan probeert ze haar voordracht in te kleden met "messa di voce" technieken. Dat ze een zedige blik ten hemel kan gooien om ons moeiteloos te laten geloven dat ze een verliefd jong meisje is, zal niemand verwonderen. Haar afsluitende "Hélas !" leek vanuit een andere wereld te komen. Grote klasse!

Ludovic Tézier, een seigneur van nature, zingt een bijzonder stijlvol gefraseerde Méphistophélès. Meer dan Castronovo is hij in staat om die welluidende retoriek tot de kern van het auditorium te laten doordringen. Zijn hoogtepunt beleeft hij tijdens de Evocation, die hij net voor het menuet van de dwaallichten te gehore brengt. Hij laat het klinken als een klassevolle Verdi-bariton.

Edwin Crossley-Mercer als Brander leek tot meer in staat dan wat we op basis van de lengte van zijn rol mochten verwachten.

Voor het koor wenste Berlioz minstens 60 zangers. Jossi Wieler had het voltallige koor van de Opera van Stuttgart ter beschikking gesteld. Bovendien kwamen nog bassen en tenoren van het Philharmonia koor van Wenen ter hulp om de hel te bevolken. In totaal telde ik zo'n 80 man. Wanneer het kinderkoor van Stuttgart opkomt voor de finale is het podium haast te klein. Eén van die schattige koormeisjes was niet van het podium te slaan !

Het volgende rendez-vous met "La Damnation de Faust" staat reeds in de sterren geschreven: ditmaal scènisch in de regie van Alvis Hermanis in Parijs. Met Jonas Kaufmann, Sophie Koch en Bryn Terfel. De posthume wraak van de kolossale nachtegaal zal zoet zijn !

2 opmerkingen:

Anoniem zei

“Der französische Bass-Bariton Edwin Crossley-Mercer in der Rolle des Brander ist eine angenehme Überraschung. Ihm, so der Wunsch, hätte Berlioz wenigstens eine zweite größere Passage auf die Kehle schreiben sollen.”

Jan V. zei

Beste,

n.a.v. uw boeiende recensie heb ik het werk in Live-Stream beleefd via Digital Concert Hall, het online-streaming netwerk van de Berliner.
Het werd live-gestreamd, met perfecte klank en goed camera-werk.
Het was inderdaad een erg sterke uitvoering.
Het stuk blijft een raar beestje qua dramatische opbouw, maar muzikaal en vocaal is het genieten met volle teugen.
Wat een kleuren in het orkest.
De Digital Concert Hall is de moeite van het proberen en ontdekken waard.
Hartelijk dank voor je tips.