dinsdag 15 maart 2016

Christof Loy met Chovansjtsjina in Amsterdam (****)


Dmitry Ivashchenko, Gabor Bretz © Monika Rittershaus

DE EEUWIGE KRINGLOOP VAN MACHT EN ONDERGANG

"Geschiedenis is mijn nachtelijke vriend, zij brengt mij in een prettige roes". Aldus Modest Moesorgski in een brief aan zijn kunstvriend Vladimir Stasov. Dat laatste was vooral het geval als er een fles wodka in de buurt was. Moesorgski combineerde drie levens : drankorgel, ambtenaar bij het ministerie van Staatsbosbeheer en artistiek genie. Dat geniale manifesteerde zich ondermeer daardoor dat hij zijn privé-kijk op de Russische geschiedenis een tijdloze dimensie wist mee te geven. Kleine geesten kijken nooit verder dan de eigen horizon. Een halve eeuw later had Vadertje Stalin veel van hem kunnen opsteken.

Want wat is het morele landschap van Chovansjtsjina? Er is er geen. Dubbelzinnigheid regeert het stuk en Moesorgski houdt dat vol tot het bittere einde. Meestal tot grote ergernis van voorstanders van een lineaire verhaallijn. De ongrijpbaarheid van Chovansjtsjina maakt nu juist de kracht uit van het werk. In de arena van zijn verbeelding laat Moesorgski progressief en reactionair Rusland de degens kruisen. Het is het Rusland van de 17e eeuw. Zelf neemt hij geen standpunt in. In de figuur van Shaklovity, de intrigant die in opdracht van Peter de Grote lijkt te handelen, eist hij een soort cameo-rol op voor zichzelf zodat hij precies halverwege het stuk de nood van het Russische volk kan bezingen. "Zend een uitverkorene om het ongelukkige, lijdende Rusland te redden en op te richten", laat hij hem zingen maar uit de correspondentie met Stasov weten we ook hoe gering zijn enthousiasme was voor het project van Peter de Grote. Voor Moesorgski zijn alle betrokkenen proefdieren in Gods laboratorium, onmachtig om de loop van de geschiedenis te beïnvloeden.

Christof Loy's productie voor de Nationale Opera ontstaat vanuit een schilderij: het is Vasily Soerikovs "De ochtend van de executie van de Streltsy na hun mislukte opstand in 1698". Als de dageraad over de Moskva weerklinkt zien we het koor als een in de tijd gestold tableau-vivant postvatten bij het schilderij. Gaandeweg kleden ze zich om naar eigentijdse stadskledij. Niets is zo ongeneerd illustratief als de blik op een schilderij in het theater, zeker als dat schilderij wordt opgenomen in een kale witte wand alsof het het Rijksmuseum betrof. Een dood paard blijft gedurende het grootste deel van de voorstelling als een volslagen inert requisiet op de toneelvloer liggen. De extreme kaalheid van de scène leidt zelden tot een theatrale verdichting op het toneel. Met name in de spirituele momenten geeft Loy vaak niet thuis: niet iedereen heet Peter Brook en de lichtregie van Reinhard Traub is in dat opzicht weinig behulpzaam.

Loy kan een massa regisseren. Het minst slaagt hij daarin tijdens het eerste tafereel terwijl Andrei Popov de pannen van het dak speelt als de klerk. Met de aankomstscène van Ivan Chovanski krijgen we meteen beter werk te zien, zelfs met een gedifferentieerde regie van het kinderkoor. Met de eerste grote koorscène, die met de offstage trompetten en de finale van het eerste bedrijf, kan het koor voor het eerst voluit scoren.

Met een tafel, een stoel en een bokaal water is de scènische kaalslag ten huize van Vorst Golitsyn totaal. Met een pantomime tracht zijn dienaar Varsonofjev die leegte op te vangen. Dat lukt aardig, net als de waarzeggingsscène en het politieke trio van de machtshebbers.

Shaklovity's grote nummer, waarin we de stem van de auteur horen resoneren, wordt door de regisseur een beetje verprutst. Het is een cruciale scène en Loy doet geen moeite om ons, de bezetters van het auditorium, te betrekken bij het gebeuren. "Ach, hoe droevig is je lot, mijn Russische vaderland" is veel overtuigender als dat wel gebeurt. Het ruziekoor tussen de mannen-dronkaards en de vrouwen-zeurkousen onder de Streltsy is grappig en uitdagend geregisseerd. Voor de finale van het derde bedrijf neemt het koor de gehele toneelbreedte in beslag : "Vadertje, kom naar ons toe" is overweldigend. Het gevoel van verlies en ontreddering, de rode draad doorheen het hele stuk, is nergens zo sterk als hier. De manier waarop Dmitry Ivashchenko Chovanski's resignatie gestalte geeft, is beresterk. Ook hij beseft dat zijn lot een onomkeerbare wending heeft genomen. Zijn depressie tracht hij te verwerken met drank en jonge Perzische slavinnen. Hij doet dat met erg jonge meisjes, die het effect van de naaldhak op het gemoed van de man nog maar heel recent hebben ontdekt. De genadesteek krijgt hij van een kleutermeisje met koddige staartjes. Daarmee legt Loy teveel moreel gewicht bij Shaklovity, een intrigant als al de anderen.
Problematisch is de aankomst van Peters soldaten in historische uniformen : de banda die de Preobrazjenski- mars speelt is heel prominent aanwezig op het toneel, de troepen zelf lijken tinnen soldaatjes.

"Hier op deze heilige plaats zal ik de wereld de weg naar redding verkondigen", zegt de religieuze obscurantist Dosifej bij de aanvang van de finale scène, weinige minuten voordat hij zijn hele geloofsgemeenschap tot collectieve zelfmoord zal aanzetten. Minutenlang is het koor offstage te horen met een adembenemende spirituele voorbereiding op het sacrale offer. De zelfverbrandingsscène vindt plaats voor een doek beschilderd met een besneeuwd boslandschap. Het oogt een beetje ouderwets maar is niet zonder effect.

Zoals bekend herneemt de orchestratie van Sjostakovitsj het dageraadsthema helemaal op het eind. Loy maakt hiervan gebruik om tijdens de finale maten het schilderij terug uit de kast te halen en koor en solisten terug te laten muteren naar hun historische personages van bij de aanvang. Het verhaal wordt daardoor cyclisch, de slotmuziek ademt een sprankeltje hoop. Met de ondraaglijke finale van Rimsky-Korsakov heeft het operabedrijf ondertussen voorgoed afgerekend, zo mag ik hopen, maar maakte deze voorstelling eigenlijk ook niet het proces van de finale van Sjostakovitsj? Na de zelfverbrandingsscène wil je toch helemaal geen Preobrazjenski-mars meer horen en de herhaling van het dageraadsthema is dramaturgisch zinvol maar de zorgvuldig opgebouwde sfeer van het zelfdodingsritueel wordt er in één klap door vernietigd. Het beleven van de finale catharsis van de Oud-Gelovigen vergt tijd en die is er niet. Na Antwerpen ben ik de finale van Valery Gergiev toch echt wel gaan appreciëren als de beste, zowel scènisch als muzikaal, ook al laat deze het laatste woord aan de Oud-Gelovigen.

Anita Rachvelishvili bracht een pakkende vertolking van de overempatische Marfa. Ze zingt dynamisch zeer gedifferentieerd, beschikt over een mooi slavisch timbre en een zinnelijke projectie. Rachvelishvilli is een echt podiumbeest dat we graag opnieuw willen meemaken.

Gabor Bretz als Shaklovity kan zijn personage omhullen met mysterie, een talent dat hij zeker ook zal kunnen verzilveren als Blauwbaard in De Munt.

Orlin Anastassov als Dossifei stelt vocaal niet teleer maar heeft geen flauw benul hoe hij zich de zelfzekere tred van een spiritueel leider moet aanmeten. Als personage kan hij niet overtuigen.

Dmitri Ivashchenko leek wel geboren in de boots van Ivan Chovansky. Hij groeit in de rol naarmate het stuk vordert en ter hoogte van het vierde bedrijf, zijn zwanezang, is hij vocaal en scènisch in bloedvorm.

Kurt Streit was een uitstekende Golitsyn, Maksim Aksenov een middelmatige Andrei Khovanski, Andrei Popov een voortreffelijke klerk, Olga Savova een opvallend geëngageerde Suzanna.

Ingo Metzmacher en het Nederlands Filharmonisch Orkest konden mij niet over de hele lijn overtuigen. De tempelklokken, de gongs en de pauken ressorteren niet altijd het gewenste effect. Het ontbeerde het orkest wel eens aan primaire zeggingskracht zoals tijdens het klokkenmotief van de prelude of het razendknappe leidmotief van Ivan Chovansky dat desondanks dagenlang door je hoofd blijft spoken. Metzmacher zette nooit in op effect of extreme dynamische contrasten, behalve bij de dood van Chovansky. In het belichten van de spirituele kant van het werk was hij meer succesvol dan de regisseur die daar vaak triviale beelden tegenover stelde. Het koor, ingestudeerd door Ching-Lien Wu, was fenomenaal, geen geringe prestatie voor een kooropera als Chovansjtsjina.

De volgende afspraak met De Nationale Opera is Pique Dame in de regie van Stefan Herheim.

Geen opmerkingen: