dinsdag 12 april 2016

Barrie Kosky met Macbeth in Zürich (*****)


Tatjana Serjan in de slaapwandelscène © Monika Rittershaus

HET HUIS MET DE RAVEN

"Ik zou voor de Lady een ruwe, verstikte, donkere stem willen hebben. De stem van Tadolini heeft iets engelachtigs; ik zou willen dat de stem van de Lady iets duivels heeft. (..) Maak hen erop attent dat er in de opera twee stukken het belangrijkste zijn: het duet tussen de Lady en haar echtgenoot en de slaapwandelscène. Als deze stukken falen, is de opera verloren; en deze stukken mogen absoluut niet gezongen worden: ze moeten worden geacteerd en gedeclameerd met een heel donkere en versluierde stem, anders wordt het effect teniet gedaan." De Verdi die deze brief schrijft aan Salvatore Cammarano lijkt wel een andere dan de Verdi die enkele jaren later zijn grote successen zal oogsten met de populaire trits uit zijn midden-periode. Was het Shakespeare of zijn eigen onvervreemdbaar theaterinstinct dat hem aanspoorde om zoveel afstand te nemen van de vigerende esthetische normen van zijn tijd, die van het belcanto? Macbeth is vandaag Verdi's meest gespeelde opera uit zijn vroege periode en dat is geen toeval. Het zijn de intenties van deze Verdi die Barrie Kosky en Teodor Currentzis hebben willen realiseren. Het goede nieuws is dat ze daar met verve in geslaagd zijn.

"Hul ons, nacht, in een ondoordringbare duisternis, opdat de dolk niet ziet welke borst hij treft", zingt Lady Macbeth na het beramen van de moord op Duncan, de eerste in een reeks die de beide echtelieden geleidelijk aan tot waanzin zullen drijven. Barrie Kosky heeft dat heel letterlijk genomen en van de ravenzwarte duisternis op het toneel de primaire bron voor zijn scenografisch concept gemaakt. Het paleis van de waanzin dat Klaus Grünberg daarvoor ontwierp, bezit geen muren; het is een eindeloze koker, spaarzaam afgeboord met zwakke lichtbronnen, die leidt naar het zwarte niets in de diepte van waaruit de personages door perspectivische vertekening als kolossale gestalten met groot effect opkomen en verdwijnen.

Alle clichés sneuvelen op het veld van de theatrale waarachtigheid. De scène is gestript van alle rekwisieten. Blijven over: een dolk, een bal voor Banquo's zoon en twee stoelen. Die staan meestal broederlijk naast mekaar voor de partners in crime. Een lamp als een omgekeerde badkuip creëert een eiland van licht en brengt de handeling in focus. De aandacht komt daardoor volledig te liggen op de obsessies en hallucinaties van de echtelieden. Van de eerste tot de laatste noot komt de muziek uit hun hoofden. Ze zijn bezeten van elkaar, hebben sex in de euforie van het nakende koningsschap. Voor de heksen vindt Kosky een fascinerende oplossing: hij laat ze onzichtbaar zingen vanuit het zijpodium en een 20-tal naakte figuranten (mannen, vrouwen en hermafrodieten, hun lichamen beschilderd met licht afkomstig van een videoprojector) een fysieke dialoog aangaan met Macbeth en Banco. Een vergelijkbare oplossing vindt hij voor het koor van de sluipmoordenaars.

Soms heb je weinig meer nodig dan carnavalsslingers om met succes een valse sfeer van opgewektheid te creëren zoals hier tijdens het Brindisi. Een druppel bloed is er in de hele voorstelling niet te zien. De moorden op scène zijn enigszins geritualiseerd en stilistisch verwant met het Japanse No-theater.

Kosky en Currentzis laten extra geluiden toe in de voorstelling die de theatrale ervaring ondersteunen : na de eerste voorspelling horen we de twee militairen secondenlang naar adem happen. De moorden op Banquo en Macbeth eindigen in gesmoorde geluiden van verstikking. De brief van Macbeth wordt niet door zijn vrouw voorgelezen maar wordt enigszins verhakkeld door luidsprekers in de zaal geprojecteerd. Feestgejoel is te horen tijdens de banda bij de aankomst van koning Duncan. Hebben Kosky en Currentzis hiermee een doos van pandora geopend ?

Elk optreden van het koor mondde uit in een hoogtepunt, niet enkel het obligate "Patria oppressa" dat hier meer dan nooit als een showstopper fungeerde maar ook de finale van het eerste en het tweede bedrijf.

Hoe meer de waanzin in het huis naar binnen sluipt hoe prominenter de aanwezigheid wordt van raven. Als ongeluksbrengers en doodaanzeggers begeleiden ze de hellevaart van het moordenaarskoppel. Wanneer de Lady haar waanzinsaria zingt dan is zij geflankeerd door een levend lijkende zwarte raaf op de rugleuning van Macbeths stoel, een geweldige stunt van de rekwisietenafdeling. Hitchcock loert om de hoek.
Symmetrisch is het slotbeeld : hier geen vendelzwaaiende overwinnaars; ze houden hun feestje in het donker terwijl pluimen van raven vanuit de toneeltoren over Macbeth heen dwarrelen. Drie levend lijkende raven houden hem gezelschap. Net daarvoor heeft hij afscheid genomen van het leven, met een spot op hem gericht en voor gesloten doek, een oplossing die altijd werkzaam is op momenten van diepe introspectie.

In Teodor Currentzis vond Kosky een congeniaal partner. "Verdi wollte keine melodramatische Schönheit, er hatte eine ganz andere Klangvorstellung, die sehr genau in der Partitur notiert ist. Wenn man sich an das hält, was in der Partitur steht, wird man bereits eine neue Interpretation erhalten, denn sehr viele Interpreten ignorieren die Partitur", meent hij. Met de Philharmonia Zürich levert hij een magistrale lezing af van Verdi's partituur. Hij houdt een vlot tempo aan, cultiveert een extreme dynamiek, beperkt het vibrato en doet wonderen met de klankkleur van het orkest. Het is alsof hij de scherpe kanten van de partituur, weggevaagd door de jarenlange erosie van de traditie, terug naar boven heeft gespit. Vergelijkingen met Nikolaus Harnoncourt, die hier zijn grootste triomfen vierde, worden niet geschuwd. Kenmerkend was dat de loodzware akkoorden tijdens Macbeths laatste bezoek aan de heksen minder opvielen dan anders, zo zeer had hij het geweld en de horror in de rest van de partituur al aan de oppervlakte gebracht. Currentzis speelt de Parijse versie van 1865 en heeft daar gelukkig ook Macbeths stervensaria "Mal per me" uit de versie van 1847 aan toegevoegd. Hoe heeft Verdi deze knappe aria ooit kunnen schrappen?

Dimitris Tiliakos wist ondanks evidente vocale beperkingen een zeer verdienstelijke Macbeth af te leveren. Heeft hij kracht nodig dan wordt het vibrato al snel onaangenaam. Het best presteert hij in de lyrische delen van "Pietà, rispetto, amore" en de sterfscène "Mal per me".

Tatjana Serjan borstelde een temperamentvol portret van de Lady. In klankschoonheid en pure zinnelijkheid haalt ze nooit het niveau van Liudmyla Monastyrska of Anna Netrebko. De vele registerovergangen in "Vieni, t'affretta" en "La luce langue" brengen haar meer in de problemen dan de genoemde kollega's. Het best lukte haar het Brindisi en in de waanzinsaria was ze grandioos.

Pavol Breslik maakte van Macduffs showstopper " Ah, la paterna mano" een gave belcanto-aria maar beschikte niet over het juiste timbre voor deze vaderlijke aria.

Wenwei Zhang zong een gave Banco.

Van deze voorstelling ging zo'n theatrale kracht uit dat ik niet anders kan dan het hoogste cijfer uit de kast halen.

De volgende afspraak met Barrie Kosky wordt Carmen in Frankfurt.

Geen opmerkingen: