Wolfgang Koch als Holländer © Barbara Aumüller
HANG ON TO A DREAM
Sinds jaar en dag ben ik een koele minnaar van Der Fliegende Holländer. De figuur van Senta heb ik steeds als hoogst problematisch ervaren. Daar heeft deze productie van David Bösch niets aan veranderd. Het is ook niet Wagners beste muziek, al is het even duidelijk dat hij met de compositie van de Holländer zichzelf heeft gevonden. Eindelijk, zou ik moeten zeggen, want hij is dan al 28 jaar.
Het romantische gegeven van een jong meisje dat bereid is haar leven te offeren om een onbekende man uit zijn lijden te verlossen getuigt misschien van een zekere klassevolle menselijkheid, het is vooral pathologisch. Ik kan daar niet in geloven. Dat de Hollander om de 7 jaar van een kale reis terugkomt zal wel niemand verbazen. Dat Nietzsche daar in zijn Wagnerkritiek niet op is ingegaan heb ik altijd merkwaardig gevonden. Gaan we bij Wagner zelf te rade dan worden we niet veel wijzer: "Senta is een heel pittig Noors meisje en zelfs in haar schijnbare sentimentaliteit is zij heel naïef. Alleen bij een heel naïef meisje, omgeven door de heel eigen sfeer van de Scandinavische natuur, is het mogelijk dat indrukken als de ballade van de Vliegende Hollander en het portret van de bleke zeeman een zo wonderbaarlijk-sterke neiging konden opwekken als de drang van de verlossing van een verdoemde; deze drang uit zich bij haar als een sterke waanzin, zoals die alleen heel naïeve naturen eigen kan zijn.", schrijft Wagner in Eine Mitteilung an meine Freunde. Wagner maakt van Senta een huppelkutje. Wagner moet nog rijpen, denk je dan.
Van Harry Kupfer hadden we geleerd de Hollander niet als een werkelijk personage te zien maar als een droombeeld van Senta. Vrouwen en droombeelden, dat gaat goed samen. Rest nog een verklaring te vinden voor het doodsverlangen waarmee het meisje is bezield ( "mit ihm muss ich zugrunde gehn!"). Die is er niet net zo min als voor het geteisem uit Molenbeek. De vlucht uit een verstikkende burgerlijke omgeving? Bösch houdt het bij een fysiek ondraaglijke arbeidsethos want hij steekt zijn heldin en haar medespinnerinnetjes in een Pakistaanse sweatshop. Hier worden fraaie bruidsjurken genaaid. Voor de heldin ligt een shot heroïne meer voor de hand dan het cultiveren van een doodsfantasie. Maar dit is de wereld van Heinrich Heine en E.T.A. Hoffmann. Jammergenoeg ook die van Wagner.
Senta als zelfbewuste, rebellerende vrouw, die zich afzet van de sociale orde, de Hollander celebreert als de vuurtoren van een utopische wereld en aan die tweestrijd ten onder gaat, daar zou ik mee kunnen leven. Moet Der Fliegende Holländer niet eens grondig door de mangel van een vrouwelijke regisseur worden gehaald? Hallo, Tatjana Gürbaca?
De oerversie van Dresden (1843) laat de fratsen van de fantasiebegaafde Senta eindigen in een zelfmoordscenario. Je begrijpt waarom hedendaagse regisseurs aan deze versie de voorkeur lijken te geven. Zo ook David Bösch. Ook in Frankfurt wordt de oerversie gespeeld zonder pauze en zonder verlossingsfinale. Ze komt overeen met Wagners oorspronkelijke intenties; de latere versie in 3 bedrijven kwam veeleer tot stand onder dwang van een zekere theaterpraktijk.
De prelude wordt genomen met gesloten doek. We zien de bemanning van Dalands schip sjorren met touwen, suggestief belicht door Olaf Winter. De gescheurde zeilen suggeren ernstige stormschade. Wanneer de Hollander aanmeert daalt een scheepsschroef uit de toneeltoren. Ze lijkt meer op een propeller maar als beeld is het adequaat. De Steuermann slaapt pas in na een bezwerende handbeweging van de Hollander. Zijn handlangers zijn gure bikers, elk op een Harley Davidson met verblindende koplampen. De naam van hun motorclub dragen ze op de rug: The Flying Dutchman. Hun sigaretten doven ze in hun hand.
Andreas Bauer draagt Dalands kapiteinspet alsof hij zijn leven lang niets anders heeft gedaan. Zijn flesje bier ontkurkt hij met zijn tanden. De deal met de Hollander komt hem goed uit en de Hollander is gul met het uitstrooien van bankbiljetten. Mij zou het niet verbazen indien hij volgende week genoemd wordt in de Panama Papers.
Het liefdesduet wordt opgeleukt met fonkelende led-lichtjes aan de hemel.
Erik, een schimmige rebel met jeansvest en vetkuif, is tweede keus en dat lezen we ook af aan zijn vervoersmiddel: een brommertje.
Deze productie is vooral in scenografisch opzicht zeer de moeite waard. De Pakistaanse sweatshop van Patrick Bannwart is grandioos met zijn chaos aan kabels, electriciteitspalen en flarden van betonnen wanden: Zaventem na de aanslag als het ware.
In de finale overgieten de bikers het toneel met benzine. De propeller gaat in de fik. Senta bezwijkt, een lucifer in de hand.
In vocaal opzicht was deze voorstelling geen echte hoogvlieger. Amber Wagner als Senta mist al eens een inzet en een registerovergang is al eens minder fraai maar de voordracht heeft alle zinnelijkheid van een hoogdramatische Wagnersopraan.
Andreas Bauer was voortreffelijk in zijn spel als Daland. Frasering en articulatie waren uitstekend maar zijn vocale mogelijkheden gingen niet ver genoeg. Zo kon hij in de coda van "Mögst du, mein Kind" niet het vereiste gewicht leggen.
James Rutherford wist mij als Hollander niet te overtuigen. De stem mist focus en kan daardoor onvoldoende projecteren. Het timbre kon erg onaangenaam worden en het vibrato kreeg hij niet altijd onder controle. We zien hem niet meteen een boeiende, genuanceerde Wotan zingen in de Ring, zoals van hem in Frankfurt wordt verwacht.
Vincent Wolfsteiner zong Erik als een Siegmund, passioneel maar zoals zo vaak, zonder italianità.
De Koreaanse dirigente Eun Sun Kim zette in op spektakel. Daardoor verloor haar lezing veel aan subtiliteiten maar entertainend was het wel.
Dat was een uitstekende geregisseerde en entertainende theateravond maar het gevoel van onbehagen met Der Fliegende Holländer is gebleven.
De volgende afspraak met Der Fliegende Holländer is gepland in Antwerpen in de regie van Tatjana Gürbaca.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten