dinsdag 27 september 2016

Alex Ollé met Norma in Londen (****)


DE KANARIE IN DE KOOLMIJN

Een aardig neveneffect van opera in de cinema is dat het je uitnodigt om voor weinig geld die gebieden van het repertoire te onderzoeken die je, om één of andere reden, regelmatig verwaarloost. Bijvoorbeeld het hoogst problematische belcanto. Waarom Norma tot het ijzeren repertoire behoort is mij al lang een raadsel. Dat is na deze schitterende productie van La Fura dels Baus niet veranderd.

Het esthetisch uitgangspunt van belcanto is een leugen. "Schoon zingen" kan nooit een vehikel zijn voor de diepere weergave van de condition humaine. Anders gezegd, theater vraagt niet om schoonheid maar om waarheid. Die is ver te zoeken in stukken bevolkt door personages van bordkarton die zich driemaal daags laten misleiden door de waan van de dag. Waarom weet niemand in het dorp dat Norma twee kinderen heeft? Waarom is Norma ervan overtuigd dat haar ex-minnaar, op voorspraak van haar jongere rivaal, haar terug in zijn hart zal sluiten? Waarom besluit zij in een opwelling, als een halfbakken Medea, haar kinderen te vermoorden en het volgende moment dat niet te doen? Dat gaat zo maar door tot je murw naar het einde begint te verlangen. Ook de componist Bellini werkt niet echt mee : een pompende hoempa is het dna van Bellini's muzikale schema's en er valt geen enkele muzikale frase te noteren die genialiteit verraadt of het harmonische en esthetische keurslijf van het belcanto overstijgt. Van "Casta diva" moet ik vooral geeuwen. Kon de jonge Wagner Bellini nog smaken, Berlioz haatte hem.

Het kwam niet meteen als een verrassing dat Alex Ollé de druïdencultus zou inruilen voor een gefingeerde geloofsgemeenschap met roots in het christendom. Alfons Flores' scenografie laat daar geen twijfel over bestaan: duizenden kruisbeelden overheersen het scènebeeld. De versmelting tussen kerk en staat is totaal. Geüniformeerde officieren hebben de blik op oneindig net als de priesters, de priesters staan even snel met gebalde vuisten te zwaaien naar de Romeinse vijand. Kinderen worden getrained in religieuze discipline, boetelingen dragen punthoeden als tijdens de Spaanse inquisitie. Religie is de niets ontziende brutale kracht die het leven regeert in dit geactualiseerde Gallië. Ook Norma's hart. Twee bedrijven lang weet ze haar geheim te bewaren. De brandstapel wordt haar bespaard door een kogel uit de loop van het pistool van haar vader.

Sonya Yoncheva heeft haar debuut niet gemist, een debuut dat zondermeer sensationeel kan worden genoemd. Haar timbre, niet zo warm en gefumeerd als dat van Anna Netrebko, herinnerde regelmatig aan Maria Callas. Het werd een voordracht waarin perfecte registerovergangen, intonatiezuiverheid, souplesse en alle vereiste squillo aanwezig was voor de vele strijdvaardige momenten. Yoncheva willen we graag zo snel mogelijk opnieuw horen. Gelukkig verspilt ze haar talent slechts af en toe aan het belcanto.

Zo'n perfect technisch plaatje kon Sonia Ganassi niet voorleggen als Adalgisa, met name de afdaling naar het borstregister ging haar iets minder goed af. Joseph Calleja hanteert sinds jaar een dag een timbre waarin de Maltese zon nooit echt te horen is maar hij heeft de kracht, de hoogte en het uithoudingsvermogen voor een zeer intense zangprestatie. Werd ik van zijn conventionele gebaren bij zijn eerste optreden zowat zeeziek, in de finale wist hij op een licht verontrustende wijze te muteren tot een gekwelde minnaar en terdoodveroordeelde.

Geen opmerkingen: