maandag 6 februari 2017

David Hermann met Simon Boccanegra in Antwerpen (****)

Nicola Alaimo & Myrto Papatanassiu
© Annemie Augustijns

CULTO, FAMIGLIA, LA PATRIA

Het zal u wellicht niet verbazen: de democratie in het 14e eeuwse Genua dat Verdi ons toont in Simon Boccanegra is een schijndemocratie. Zo zien we Paolo tijdens de proloog aan het werk als politiek intrigant, spindoctor en kingmaker van Simon Boccanegra. Zijn weerzin voor het establishment (de patriciërs) is minstens zo groot als die van de Genuaanse elites voor de "basket of deplorables" (de plebejers). Wanneer Boccanegra, zelf van nederige afkomst maar met een succesvolle carrière in de veiligheidsbranche als kaperkapitein, de popular vote wint en de nieuwe doge wordt, zucht zijn grootste vijand Fiesco: "O, Vaderland, hoeveel schaamte is mijn verwachtingen beschoren? De trotse stad is in handen van een kaperkapitein!" "Als gevangenen in hun vuile en verduisterde palazzi smeden ze plannen om een aanslag te plegen op de man die hen van ieder privilege beroofde", schrijft Luc Joosten in het programmaboek.

Sounds familiar, doesn't it? And guess what : de doge wordt een groot staatsman, vijfentwintig jaar lang weet hij de strijdende partijen uit mekaar te houden. Hij laat het morrende volk, dat zijn dood eist, binnen in de raadszaal en brengt hen tot bedaren met een rede over vrede en liefde. "Zelfs het water uit de bron is bitter aan de lippen van de man die regeert", zegt hij wanneer hij nietsvermoedend het gif drinkt dat hem fataal zal worden. In het aanschijn van de dood zal hij de finale verzoening met Fiesco bestempelen als het grootste geschenk dat de hemel hem nog kan bezorgen.

Simon Boccanegra is de "House of cards" van Verdi, zegt regisseur David Hermann. Dat kan ik er echt niet in terugvinden. Eerder dan een opera over de kuiperijen binnen de contouren van het politieke machtsspel is Simon Boccanegra een familiedrama met op de achtergrond een door Verdi bewust gewilde patriottische, verenigende vaderfiguur die tevens een hommage wil zijn aan een politiek icoon van de Italiaanse geschiedenis.
In Simon Boccanegra toont Verdi ons zijn ongeschminkte kijk op de politieke geschiedenis van het negentiende-eeuwse Italië. Het trauma van de mislukte revolutie van 1848/49 zat ook bij hem diep. De door gloeiend patriottisme aangedreven beweging voor de eenmaking van het verscheurde Italië had nergens toe geleid, de nationale eenheid leek verderaf dan vóór de revolutie. De politicus die Verdi voortaan zal vereren is Graaf Camillo Benso di Cavour, de regeringschef van het koninkrijk Sardinië, die al zijn politiek talent zal aanwenden om zich op te werken tot de vaderfiguur van het verenigde Italië. In Cavour herkent Verdi de leider die zijn patriottische verzuchtingen in een beloftevol perspectief kan plaatsen. Na diens dood en de dood van Victor Emmanuele II, de uiteindelijke koning van het verenigd Italië, vreest Verdi opnieuw voor militair geweld vanwege de linkerzijde, zo leert ons zijn correspondentie.

Als Verdi zijn partituur van 1857 anno 1880 dus grondig herwerkt dan bevindt het land zich in een gelijkaardige politiek-maatschappelijke situatie. Dat hij nu met nog meer nadruk een patriottische vaderfiguur op het toneel zet en de belangrijke raadkamerscène toevoegt in het eerste bedrijf, dan is dat ook te verstaan als een hernieuwd appel aan het morele bewustzijn van zijn landgenoten.

Ondanks de samenwerking met Arrigo Boito kent het werk beslist ook dramaturgische zwaktes : tweemaal redt Amelia haar vaders leven net op het juiste moment, het traagwerkende gif doet pas in het derde bedrijf zijn verwoestende werk en vooral : het geheim van Amelia wordt slechts mondjesmaat aan haar omgeving prijsgegeven. Was dit niet het geval dan zou het stuk halverwege het eerste bedrijf voorbij zijn.

Er zijn ook valkuilen voor de regie: een vader die zijn dochter terugvindt, volwassen mannen die zich verzoenen en beginnen te huilen. Het volstaat om dvd's te bekijken uit een niet zo ver verleden van de Scala of de Weense Staatsopera om te beseffen dat dit tenenkrommend theater kan opleveren. David Hermann behoedt zijn acteurs voor alle steriele, conventionele operagebaren. De personages behouden daardoor een grote natuurlijkheid.

De golfslag van de Ligurische zee voert ons meteen naar het palazzo van de doge. Verward, vermoeid en eenzaam treffen we hem aan achter zijn bureau in een maatpak van moderne snit. Zijn onverwachte benoeming lijkt hij als een trauma mee te slepen. Paolo en Pietro en Fiesco kruisen zijn blik in fraaie historische kostuums als spoken van een ver verleden. Verbeelding en realiteit lopen door mekaar, heden en verleden ontmoeten elkaar.

Scenograaf Christof Hetzer plaatst zijn palazzo op een draaitoneel. We krijgen het ook te zien van de achterzijde: met bleke zuilen en gewelven lijkt het een oninneembare vesting, afgesloten van de buitenwereld, een gevangenis voor de doge die zich boven alles verbonden voelt met de zee.

De raadkamerscène is het muzikale hoogtepunt van het eerste bedrijf. Ze laat Simons verzoeningsaria uitmonden in een typisch Verdiaans kwartet met koor. Voor de finale serveert Hermann ons een tableau vivant naar Da Vinci's Laatste Avondmaal met Paolo als Judas, Gabriele als Romeins legionair, Amelia als de heilige maagd en Simon als verzoenende Christusfiguur. Het is een tamelijk nutteloos spel met de iconografie van de Italiaanse schilderkunst. De granieten akkoorden in het orkest bij Paolo's terechtwijzing en vervloeking, herinneren er ons aan hoe ze Jago's Credo reeds aankondigen in Otello. Ongetwijfeld heeft deze sterke theatrale finale veel bijgedragen aan het succes van Verdi's revisie voor Milaan (1881).

Het tweede bedrijf met zijn pittige duetten is levendig geregisseerd en houdt ons op het puntje van onze stoel. Het derde bedrijf brengt de twee vijanden terug samen, aan weerszijden van een lange tafel. Eindelijk is het tijd voor de verzoening. In een ultieme hallucinatie ziet de stervende doge zich verenigd met Maria. Hoewel een man van het volk heeft de macht hem toch tot autocraat gemaakt want hij benoemt Gabriele als opvolger. Tijdens de slotmaten zien we de kersverse doge op Trumpiaanse wijze decreten ondertekenen; zijn nieuwe spindoctor lijkt verdacht veel op Paolo. Met deze verwijzing naar het circulaire karakter van de dramaturgie van de macht en de uitstervende tonen in het orkest, valt het doek.

Opera Vlaanderen zorgde voor een mooie homogene cast vooral bij de mannen. Nicola Alaimo als Simon Boccanegra demonstreert vooral hoe hij zijn krachtige bariton ook kan intomen om in de lyrische delen de finesse van een liedzanger te bereiken. Zangers met een grotere natuurlijke autoriteit dan Liang Li als Fiesco zijn denkbaar. Het best presteert hij in zijn aria "Il lascerato spirito". Najmiddin Mavlyanov als Gabriele Adorno is een vlot acteur en liet een fraaie tenor horen. Gezim Myshketa als Paolo laat zich vooral opmerken door zijn geweldige projectie. Myrto Papatanasiu zingt Amelia met een slanke belcanto-sopraan. Een lyrisch-dramatische sopraan maakt er doorgaans een meer zinnelijke ervaring van.

Kleur is belangrijk in deze opera en in de handen van Alexander Joel krijgt de duistere tinta van de partituur een gepaste behandeling. De lage strijkers klinken voldoende transparant, de mooiste solistische momenten hoor je vooral in de houtblazers. In dynamisch opzicht mocht hij wat mij betreft iets extremer te werk gaan.


Geen opmerkingen: