zondag 28 januari 2018

David McVicar met Tosca in New York (***½)

Vittorio Grigolo (Cavaradossi) & Sonya Yoncheva (Tosca)
© Ken Howard
MÜD AM HERD FAND ICH DEN MANN

Waarom moest Peter Gelb de Tosca-productie van Luc Bondy zo nodig na 9 jaar al vervangen? Gelb noemde het één van de blunders van zijn ambtsperiode. “I’ve learned my lesson”, zei Gelb. “When it comes to a classic piece of repertoire, beauty counts - and that’s what the audience wants”. Really? Er was echt niks mis met die "lelijke" productie uit 2009. Luc Bondy toonde sex als primaire motivatie voor het geweld van Scarpia in het tweede bedrijf. Van Scarpia maakte hij een Romeinse Harvey Weinstein. Nu doet de Met David McVicar terug een stuk in de richting van Zeffirelli opschuiven en noemt dat vooruitgang. Kortom, Gelb heeft zich laten omkopen door de reactionaire smaak van een deel van zijn publiek. Het zou mij benieuwen te vernemen uit welke hoek de sponsors kwamen die dit vermochten.

Zo kreeg McVicar van meetaf aan onverwachte tegenstand. Maar McVicar doet wat hij altijd doet: zorgen dat de acteursregie klopt en de aandacht gaande houdt. Dit keer dus in de uiterst voorspelbare maar geweldige decors van John McFarlane. McFarlane heeft quasi exacte kopieën nagebouwd van de Sant Andrea della Valle, het Palazzo Farnese en het Castel Sant’Angelo. Vooral het Pallazzo is prachtig gelukt. Met zijn metershoge kandelaars en een knappend haardvuur in het halfduister is het een impliciete uitnodiging tot romantiek. Het geweld van het tweede bedrijf wordt er extra beklemmend door.

Helaas verliep het castingsproces onder een slecht gesternte. Jonas Kaufmann was de eerste die afzegde. Dan verlieten Kristine Opolais en Andris Nelsons de arena. Alsof dat niet genoeg was annuleerde ook Bryn Terfel nadat James Levine nog maar pas de bons had gekregen als vervangend dirigent door het oprakelen van zijn verleden. De zwakte van deze productie is niet zozeer die ruggegraatloze overgave aan de lokgroep van een conventionele scenografie maar het onevenwicht in de cast en de muzikale leiding.

Sonya Yoncheva (Tosca) & Zeljko Lucic (Scarpia)
© Ken Howard

Sonya Yoncheva en Vittorio Grigolo zijn optisch een mooi ogend koppel. Ze spelen hun verliefdheid alsof het echt is en ze kunnen nauwelijks van mekaars lijf blijven. Er is geen enkel gebaar te zien dat onnatuurlijk is of dat de jaloezie van Tosca overdrijft. Voor beiden was dit een debuut. Yonsheva’s stem verliest aan focus in die delen van de partij die zich in het borstregister bevinden. Daarbuiten is ze helder en warm en ze projecteert goed. Zelfs haar showstopper “Vissi d’arte” wist mij te overtuigen. Dit was één van de meest intense Tosca’s die ik al gezien heb. Vittorio Grigolo daarentegen is een matige tenor en al helemaal niet de gelijke van Marcelo Alvarez die de rest van de reeks zal zingen. Het timbre is metalig en ontbeert warmte, zonder ooit onaangenaam te worden. In “E lucevan le stelle” is dat niet zonder belang. Maar hij heeft de looks en het speeltalent dat McVicar verlangt.

Zeljko Lucic was de teleurstelling van de avond. In de pauze wist hij geen zinnig woord te vertellen over zijn rolinterpretatie. Dat op zich is veelbetekenend. Hij kwam dan ook slechts met moeite boven de enkels van Tito Gobbi uit. Wat hij zong was op geen enkele manier bijtend of gemarkeerd door persoonlijke verinnerlijking van de rol. De projectie van de stem was eerder gering maar dat kan deels ook aan de relay liggen. Hij leek niet echt gemotiveerd door seks terwijl dat juist de drijfveer was voor Bondy’s Scarpia. Dit was de zwakste prestatie die ik al van hem gezien heb.

Emmanuel Villaume’s directie was bijna over de hele lijn spanningsloos, soms door slepende tempi, soms door dynamische ondervoeding.

Geen opmerkingen: