dinsdag 13 februari 2018

Jonathan Kent met Tosca in Londen (*****)

Gerald Finley als Scarpia
© Catherine Ashmore
VIVAN LE FEMMINE, VIVA IL BUON VINO !

De productie van Tosca die Jonathan Kent en Paul Brown anno 2005 ontwierpen voor Covent Garden was bedoeld om Franco Zeffirelli’s legendarische productie uit 1964 te vervangen. Vier decennia lang had ze meegedraaid in het Royal Opera House met niet minder dan 242 voorstellingen en ze is niet in de laatste plaats bekend vanwege de video-opname met Maria Callas en Tito Gobbi. Ook Jonathan Kents productie is inmiddels al aan haar 9e herneming toe en ze is ook te bekijken op video met Angela Gheorghiu, Jonas Kaufmann en Bryn Terfel o.l.v. Antonio Pappano. De ideale cast zou u denken maar zo eenvoudig is het niet.

De decors van Paul Brown zijn even indrukwekkend en zo nodig nog efficiënter als die van John McFarlane in New York vorige maand. Een centrale wenteltrap voert naar de sacristie en is afgeboord met een traliewerk. Ze baadt in een kerkelijk sfeerlicht van kaarsen en levert bloedmooie plaatjes op in zowat elk camerastandpunt. Het Palazzo Farnese wordt gedomineerd door een gigantisch standbeeld (ridder met zwaard) dat als een Commendatore zijn morele schaduw werpt op het monster van de seksueel geobsedeerde politiechef van Rome. Het derde bedrijf is kariger uitgerust met enkele executiepalen en een passende sterrenhemel. De acteursregie in deze goed functionerende conventionele productie is niet zo vindingrijk als onder David McVicar in New York maar is daarom niet minder geloofwaardig. De meest pakkende scène is wellicht de scène waarin Cavaradossi het vrijgeleidebriefje weggooit wanneer hij hoort dat Tosca zich aan Scarpia heeft gegeven om hem vrij te krijgen. Hij raapt het niet terug op wanneer hij hoort dat zij hem doodde. Hij beseft maar al te goed dat dit tevens haar dood zal betekenen. En zo stapt hij minutenlang mee in haar ultieme illusie.

In tegenstelling tot New York stelden cast en dirigent dit keer niet teleur. Adrianne Pieczonka zingt een heldere en gave Tosca met iets meer body dan Gheorghiu. Het vibrato is nooit overdreven of onstabiel. Het timbre is warm en ze kan er een warme gloed aan geven in haar tussen verliefdheid en jaloezie twijfelende partij. Ze laat ook blijken dat ze beseft dat haar jaloezie met haar aan de haal gaat. Het is de meest complete prestatie die ik van haar al gezien heb.

Joseph Calleja’s tenor straalt misschien niet als de Maltese zon maar hij klinkt ook nooit koel of blikkerig en zijn toon is heldhaftig. In de Vittoria-uitroepen laat hij horen welk een powerhouse hij kan zijn. In “E lucevan le stelle”, dat hij halverwege tot een bijna onhoorbaar pianissimo terugneemt, combineert hij power met gevoel. Daarmee overklaste hij Kaufmann moeiteloos.

De centrale rol in elke Tosca is die van Scarpia. Bryn Terfel demonstreert al jaren hoe hij daarin telkens mislukt. Blijkbaar is het voor een bariton niet zo eenvoudig om “deep down inside” voldoende slechtheid te vinden om het personage de sadistische trekken te bezorgen die het behoeft want ook Zeljko Lucic mislukte vorige maand in New York. Gerald Finley maakte een goede beurt en kan wellicht nog groeien na dit debuut. Hij zingt een gecultiveerde Scarpia. Zijn bariton klinkt mooi en fel en is net krachtig genoeg. Regelmatig hoor je er zijn Don Giovanni in doorklinken. Hij speelt hem ook een beetje als de verslaafde vrouwenversierder. Alle geweld is verinnerlijkt en via zijn ogen laat hij kijken tot in de zwartste plekken van zijn ziel. Zijn seksuele obsessie houdt hij goed verborgen tot in het tweede bedrijf wanneer hij de stadia van genot bezingt.

Goede prestaties vielen ook te noteren van Jeremy White als de koster en Aled Hall als Spoletta met zijn geweldige karakterkop als uit een Dickensroman.

Dan Ettinger liet geen enkele scène dramatisch ondervoed. Het Te Deum was grandioos, net als de finale van het derde bedrijf en de onderhuidse horror van het tweede bedrijf. En zo kon men weer eens horen welk meesterwerk Tosca wel is. Dan weet je dat het goed was.

Geen opmerkingen: