donderdag 30 april 2020

Philipp Stölzl met Cavalleria Rusticana/Pagliacci in Salzburg anno 2015 (****½)

Annalisa Stroppa (Lola) & Jonas Kaufmann (Turiddu)
© Andreas J. Hirsch
LOVE IS IN THE ARIA

Philipp Stölz gaat meteen van wal met een uitstekend idee. Hij laat Jonas Kaufmann de siciliano “O Lola, ch’ai di latte la cammisa” met de rug naar het publiek zingen in plaats van uit de coulissen zoals voorgeschreven. Dat is meer dan verdedigbaar want de tekst is cruciaal en de aria is te mooi om slechts half opgemerkt voorbij te laten gaan. Helaas zingt het goudhaantje dat met een veel te benepen stem. Het zongerijpte tenorgeluid dat hier vandoen is, heeft hij niet echt in huis. Maar Kaufmann zou Kaufmann niet zijn indien hij dit debuut niet naar zijn hand zou zetten met zijn drievoudig talent - zijn looks, zijn stem en zijn dramatisch instinct, elk verantwoordelijk voor één derde van zijn succes.

Onmiddellijk zoomt Stölzl in op het dubbelspel van Turriddo. Van Santuzza, Turiddu's verloofde, maakt hij een echtgenote. Samen hebben ze reeds een zoontje van tien. Het huiselijke tafereel waarbij Turiddu de haren van zijn zoontje kamt, contrasteert met het avondlijke exhibitionisme van zijn jeugdliefde Lola. Annelisa Stroppa heeft de gepaste looks voor een dorpsallumeuse. Stölzl heeft het stuk grotendeels gestript van zijn couleur locale maar de benepenheid, de hypocrisie en het religieuze obscurantisme van het Siciliaanse platteland is daarom niet minder tastbaar in de artificiële, claustrofobische ruimtes die Heike Vollmer ontwierp. Die plaatsen het stuk in de sfeer van een strip of een gothic novel met scenografische verwijzingen in het stedelijke panorama naar George Grosz en Frans Masereel. Twee niveau’s met telkens drie kamers, die elk met een electrisch rolgordijn verduisterd kunnen worden, vormen een kijkdoos die zeer vlotte scènewisselingen toelaat. Alles is in zwart-wit, de enige kleur die het toneelbeeld zal komen vervoegen is het bloed op het hemd van Turiddo in de finale momenten van het stuk.

Ambrogio Maestri zingt Alfio's “Il cavallo scalpita” in een honky-tonk, in streepjespak en met de allure van de archetypische maffiabaas. Later zal hij een opwindend “Ad essi non perdono” zingen aangevuurd door de baton van Christan Thielemann en de Staatskapelle Dresden. Liudmyla Monastyrska kampt met een opvallend dictieprobleem. Is de partij van Santuzza, die zowel door sopranen als door mezzo’s wordt gezongen, voor haar ook niet een beetje te laag ? Persoonlijk verkies ik de mezzo-variant.

Wanneer Turiddu uitbundig rondjes danst in het publiek met Lola, Alfio’s vrouw, lijkt hij door doodsdrift te zijn gedreven. Het hele dorp weet hoe dit zal aflopen. Van het duel zien we alleen hoe Alfio, als voltrekker van de Siciliaanse eremoord, zijn knipmes sluit. Was het een Tristaneske zelfmoord ? Mama Lucia (Stefania Toczyska), voortdurend met de rug naar de zaal en bekommerd om haar geldzaken, heeft van dit alles niets gemerkt. Turiddu's afscheid lijkt ze niet te vatten.

Jonas Kaufmann als Canio © Andreas J. Hirsch

Het is een beetje wennen om Jonas Kaufmann na de pauze opnieuw aan treffen als Canio met een puntbaardje en een opstaande kuif. Tonio, ontspannen met een James Levine handddoek in de nek, gidst ons doorheen de ongedwongen backstage sfeer met de artiesten van Canio’s theatertroep. Dimitri Platanias' leent zijn stevige bariton en trefzeker stijlgevoel aan deze proloog. Tansel Tanzeybek zingt en speelt een uitstekende Beppe/Arlecchino. Maria Agresta zingt een gave Nedda. In "Stridone lassù" herkent ze zichzelf in een gekooid vogeltje. Haar belager, Tonio, krijgt van de zweep in een sterk duet. Dat ze kiest voor een nerdy Marc Reynebeau als Silvio (Alessio Arduini) maakt haar overspel niet meteen aanvaardbaarder. Het duet met haar gemankeerde latin lover is eerder knullig.

Van “Vesti la giubba” maakt Kaufmann geen tranerig statement vol zelfbeklag zoals veel van zijn voorgangers hem dat voordeden. Hij zingt het met nauwelijks ingehouden woede. Met bloedrood geschminkte lippen begeeft hij zich op oorlogspad tijdens het korte maar intense intermezzo. Een sterke scène. Opnieuw eigent hij zich de rol helemaal toe. Overigens zal hij en niet Tonio de gevleugelde woorden “La commedia e finita” uitspreken.

De hele avond lang heeft Brian Large erg mooie plaatjes afgeleverd. Large eindigt dan ook met een superclose-up van de man waar de hele avond om heeft gedraaid.

dinsdag 28 april 2020

Philippe Sivadier met Don Giovanni in Aix-en-Provence anno 2017 (****)

C'EST QUOI, BRÛLER LES PLANCHES?

Het moet een memorabele avond geweest zijn om deze Don Giovanni -de achtste reeds van het in 1948 gecreëerde Festival d’Aix-en-Provence- mee te maken onder de Provencaalse hemel in het Théâtre de l’Archevêché. De enscenering van Jean-François Sivadier mag dan in geen enkel opzicht vernieuwend worden genoemd, het naakte toneel -een licht hellend speelvlak dat verder enkel met kleurlampen en gordijnen wordt toegerust- ademt de degelijkheid van Peter Brook en Patrice Chéreau. Ze verveelt geen seconde vanwege het intense spel dat de regisseur van zijn acteurs weet te verkrijgen. Anderzijds zijn er de puike vocale prestaties van het hele team.

Sivadier maakt van Don Giovanni het brandpunt van de hele voorstelling en de charismatische Philip Sly maakt er op zijn beurt een heel fysieke rol van. Zijn monsterende blik tijdens de openingsmaten van de ouverture, is een grandioze start, die door de camera beter wordt gevangen dan door de aanwezige toeschouwers in de zaal. De kern van Don Giovanni’s bestaan draait rond zijn ontembaar libido en de fascinatie die vrouwen daarvoor koesteren. Sivadier houdt die regielijn het hele stuk vol tot in de finale wanneer “Ah che barbaro appetito” op zijn seksuele appetijt blijkt te slaan in een laatste verleidingspoging van de dienstmaagd van Donna Elvira, die we vroeger seksueel hebben zien ontwaken tijdens de revelerende cataloogaria. Als symbool van onvermoeibare vitaliteit zal hij in de slotmaten, nadat hij als een Christus in ondergoed, zijn hellevaart heeft beleefd met het hoofd in de wolken van de Commendatore's cigarillo, het brandpunt blijven van zijn omgeving en een laatste maal zijn monsterende blik in het publiek projecteren.

Vocaal is Sly het best in zijn rol als verleider, in “Deh vieni alla finestra” en “Là ci darem la mano”, een gedeeld hoogtepunt met Julie Fuchs. Heupwiegend begint hij aan de champagenaria om dan te eindigen met een koprol. Soms trapt hij op zijn adem zoals in de finale. Nahuel di Pierro is een degelijke Leporello al lijkt de stem niet zo bijzonder goed te projecteren. Isabelle Leonard weet haar verontwaardiging met zoveel intensiteit in te kleden dat haar ree-ogen soms vuur schieten. In “Mi tradi quell'alma ingrata” toont ze dat de wendbaarheid van de stem niet ideaal is en haar gebrekkige dictie van de medeklinkers is over de hele lijn een probleem. Eleanora Buratto als Donna Anna manifesteert zich als een voortreffelijke lichte dramatische sopraan. Het eerste duet met Ottavio is meteen raak en die zin voor dramatiek houdt ze de hele avond vol. Julie Fuchs is een complete Zerlina met soubrette-charme in de keel en vrouwelijke charme op het toneel. “Vedrai carina” voorziet ze van enkele originele versieringen. Kzrysztof Baczyk, een soliede Masetto, doet er zijn voordeel mee. David Leigh is ondanks zijn leeftijd, een behoorlijk diep resonerende Commendatore. Pavol Breslik heeft mijn hart nog nooit gestolen. Dat doet hij hier ook niet. De stem is nooit echt helder en interpretatief vind ik hem middelmaat in elke rol die ik al zag. Met “Dalla sua Pace” en “Il mio tesoro” valt toch wel iets meer te scoren als je een lyrische tenor bent die op schoonzang inzet.
Jérémie Rohrer legt een deken van donker fluweel over het stuk. Allicht omdat door de Cercle de l’Harmonie periodeinstrumenten worden gebruikt. Briljant klinkt het daardoor nooit en details springen zelden over de rand van de orkestbak maar dat kan ook aan de opname liggen.

Overige gestreamde producties van : Aix