Hans Peter Janssens als Nietzsche in Jan Fabre's Tragedy of a Friendship © Wonge Bergmann
THE BOULEVARD OF BROKEN DREAMS. English version
"Het vreemde is dat ik, die me uiteraard altijd al aan de kant van Nietzsche plaatste, nu bij het herlezen Nietzsche's doortraptheid en zelfs oneerlijkheid ten opzichte van Wagner heb leren doorzien. Zijn eerste geschrift over Wagner in Bayreuth bulkt van de zogezegde lofuitingen die eigenlijk subtiele beledigingen zijn, het is geniaal gedaan maar ergens ook minabel omdat hij niet rechtuit durfde te zijn tegen de man die hij een beetje als vaderfiguur zag. En de vadermoord in Der Fall Wagner is eigenlijk hysterisch, onsamenhangend, een filosoof van zijn kaliber onwaardig. Hij wist dit zelf wel; de geestelijke ineenstorting in Turijn die hij nooit meer te boven kwam, manifesteerde zich enkele dagen nadat hij na lang aarzelen het manuscript van Nietzsche contra Wagner naar de uitgever had gestuurd. In zijn laatste jaren waarin hij vaak versuft zat te dommelen, hief hij bij het horen van de naam Wagner het hoofd en mummelde: Den habe ich sehr geliebt. Tragisch genoeg."
(STEFAN HERTMANS, Vlaamse Opera Nu 21, 2013)
De vriendschap van Friedrich Nietzsche met Richard Wagner behoort tot de meest fascinerende uit de cultuurgeschiedenis omdat ze eindigt met een breuk en vervolgens woorden zoekt van afkeer. Maar Nietzsche’s afkeer van Wagner is een gefascineerde afkeer, een soort omgekeerde liefde. Zelfs in zijn meest boosaardige stukken klinkt de stem van de geëxalteerde minnaar door, een minnaar waarvan de temperatuur wisselt van ijzige koude tot gloeiende hitte. Het is de geschiedenis van een ongelukkige liefde waaraan beiden hebben geleden, en Nietzsche ontegenzeglijk het meest. Hij raakte daardoor in een steeds groter isolement en werd eenzamer dan hij ooit was geweest, een eenzaamheid die ten slotte zal uitmonden in zijn totale geestelijke ineenstorting.
Wagner is present als een rode draad doorheen heel Nietzsche's oeuvre, van ‘Die Geburt der Tragödie’ tot en met zijn ultieme pamflet ‘Nietzsche contra Wagner’. Dat hij het nodig vond om ‘Der Fall Wagner’, geschreven in het voorjaar van 1888, en gevolgd door ‘Ecce Homo’ in oktober/november van datzelfde jaar, nog te laten volgen door ‘Nietzsche Contra Wagner’, wijst toch wel op een zekere obsessie, een dwangmatige afrekening zo dicht bij zijn geestelijke ineenstorting. Is zijn ineenstorting, naar men vermoedt, te wijten geweest aan een post-syfilitische, progressieve paralyse, de verscheurende vete met Wagner moet hem toch ook zwaar hebben getekend.
Hoe kom je doorgaans voor het eerst iets te weten over de breuk tussen Nietzsche en Wagner? Door het lezen van ‘Der Fall Wagner’, ‘Ecce Homo’ en ‘Wagner contra Nietzsche’, boekjes die in elke boekhandel nog steeds voorhanden zijn. Ze zijn erg goed geschreven en dwingen daardoor alleen al respect af. Steevast zijn ze voorzien van een introductie geschreven door een enthousiaste Nietzscheaan. Van Nietzscheanen weten we ondertussen dat ze doorgaans geen flauw benul hebben waar Wagner voor staat. Er bestaat ook geen wederwoord van Wagner. Nietzsche was sluw genoeg om zijn afrekening te presenteren nadat de componist zijn hoofd had neergelegd. En zo heeft Nietzsche de argeloze lezer meteen daar waar hij hem hebben wil : als toeschouwer bij een titanenkamp, kijkend door zijn bril. De werkelijke redenen voor zijn breuk met Wagner heeft Nietzsche nooit toegegeven. Zijn eigen analyse is een cover-up waarbij hij zijn rhetorisch talent inzet om via mystificaties en rationaliseringen zijn afvalligheid met de glans en het aureool van een filosofische daad te bekronen, één die de argeloze lezer tot de dag van vandaag weet te misleiden. Kortom, wanneer de wedstrijd begint staat het scorebord reeds op 1-0 voor Nietzsche.
Naar de buitenwereld toe toont Nietzsche zich een goede verliezer maar in de feiten is hij precies het tegenovergestelde. Het negeren van Nietzsche’s persoonlijke motieven behoort tot de etiquette van de rechtgeaarde Nietzscheaan die het voor verwerpelijk houdt om van de filosofisch wolk af te dalen naar de parterre van het menselijke, al te menselijke. Nietzscheanen doen deze feiten graag af als "la petite histoire" want het maakt hun held in de ogen van de wereld een heel stuk kleiner. Zo schrijft Hans Driessen in het naschrift van zijn vertaling van ‘Nietzsche contra Wagner’ : "Wanneer we ons realiseren dat Nietzsche zich wel móest afkeren van Wagner om tot zichzelf te komen, om zichzelf te bevrijden, lijkt het al te simpel, om niet te zeggen misleidend en verhullend, op het biografische vlak naar incidenten te zoeken die de breuk zouden verklaren. Dit is overigens in de omvangrijke literatuur die er over Nietzsche Wagner bestaat, veelvuldig gebeurd. Zo zou Nietzsche met Wagner hebben gebroken uit rancune over het feit dat deze hem niet als musicus erkende: Nietzsche als de gemankeerde musicus. Ook schaamt men zich er niet voor allerlei seksuele verwikkelingen voor de breuk verantwoordelijk te stellen. Nietzsche zou volgens sommige would be freudianen een meer dan platonische liefde hebben gekoesterd voor de grote maestro: Nietzsche als de gemankeerde homoseksueel. Weer anderen menen te moeten veronderstellen dat Nietzsche heimelijk verliefd was op Cosima Wagner: Nietzsche als de gemankeerde minnaar. In deze seksuele sfeer hoort ook het steeds weer opduikende verhaal thuis van de "dodelijke belediging". Op een gegeven moment schrijft Wagner een brief aan de arts van Nietzsche, waarin hij oppert dat Nietzsches ziekte wel eens het gevolg zou kunnen zijn van diens overmatige onaneren. Door een indiscretie krijgt Nietzsche deze brief onder ogen en hij voelt zich begrijpelijkerwijs in zijn eer gekrenkt. Als Nietzsche het in zijn latere werk en in zijn latere brieven herhaalde malen heeft over een "dodelijke belediging", hem door Richard Wagner toegevoegd, dan zou hij op deze brief doelen. Uit recent onderzoek van Nietzsches correspondentie blijkt echter dat hij met die "dodelijke belediging" een veel minder smoezelig voorval bedoelt, namelijk Wagners knieval voor het Kruis, zijn langzame en heimelijke terugkruipen in de moederschoot van de Kerk."
Heb je eenmaal besloten om, zoals Hans Driessen, de breuk op te vatten als een filosofische daad -Nietzsche's bedoeling! - dan kom je al heel snel in de problemen: Nietzsche blaast immers koud en warm tegelijk; nooit weet je wanneer de echte Nietzsche aan het woord is. De geproduceerde tegenstrijdigheden lijken onverklaarbaar en zelfs na de publicatie van ‘Der Fall Wagner’ gaan ze nog onverminderd voort. Tot je ze gaat analyseren vanuit het biografische!
Manfred Eger
Dat is precies wat Manfred Eger doet in zijn bijna 600 bladzijden lange kroniek “Nietzsches Bayreuther Passion”. Eger is filoloog en kunstcriticus. Twintig jaar lang stond hij aan het hoofd van het Richard Wagner Museum (1973 - 1993). Zijn boek werd doodgezwegen in de pers, kende maar één druk en is vandaag enkel nog in het antiquariaat te vinden. Het zegt mogelijk iets over het machtsspel tussen Nietzscheanen en Wagnerianen binnen de uitgeverswereld. Immers, Nietzsche komt hier niet ongeschonden uit. Egers kroniek snijdt compromisloos doorheen het dorre kreupelhout van valse overlevering, slordig onderzochte feiten en traditionele vooroordelen. Nietzsche's gedrag ten aanzien van Wagner speelt zich vaak af diep in het souterrain van zijn niveau, zegt Eger geheel terecht. Hij doet grondig onderzoek, evalueert een berg bronnenmateriaal en beschouwt het als een vereiste van eerlijkheid en oprechtheid om de vinger te leggen op allerlei falsificaties van de Nietzsche-literatuur. Zelfs Mazzino Montinari komt er niet ongeschonden vanaf. “Wie Nietzsches verdraaiingen en laster, die Bayreuth blijvende schade hebben berokkend, aan de kaak stelt, moet verdragen dat hij als verklikker wordt gediscrimineerd. Het is alsof een waarheid die Wagner rehabiliteert, moet worden onderdrukt als zij het imago van Nietzsche zou kunnen bezoedelen”, schrijft Eger.
Kort samengevat is Egers stelling de volgende : voor zijn afkeer van Wagner heeft Nietzsche een hele resem tegenstrijdige motieven bedacht. Hij heeft ze bijna allemaal uit zijn duim gezogen. De ware oorzaak daarentegen heeft hij consequent verzwegen. Zo is een wezenlijk hoofdstuk van zijn biografie sterk onderbelicht gebleven met name de geschiedenis en het fiasco van zijn passie voor Bayreuth. In de aanloop naar de eerste Festspiele in Bayreuth is Nietzsche immers grote persoonlijke verwachtingen gaan koesteren. Gaandeweg is hij zichzelf gaan zien als partner, onderwijsofficier en erfgenaam van Wagner. Hij ziet zich zelfs op de schouders van Wagner staan in zijn eigen Forum. De ervaring van 1876 ondergraaft deze illusie compleet en treft hem derhalve als een schok. Deze schok, nog versterkt door enkele kwetsende spotternijen van Wagner, is de eigenlijke oorzaak van de breuk en de directe aanleiding tot ‘Menschliches, Allzumenschliches’. De bedekte maar niet mis te verstane kwetsende opmerkingen aan het adres van de Wagners die je daarin aantreft zijn tegelijk ook revanche voor een andere faux-pas: de zogenaamde “dodelijke belediging”. Eger laat er geen twijfel over bestaan dat hiermee niet het meningsverschil over Parsifal is bedoeld, zoals Nietzscheaan Georgio Colli heeft trachten te bewijzen, maar wel Wagners goed bedoelde indiscretie aan Dr. Eiser over diens onanie. Sterker nog : na Wagners dood verwacht Nietzsche door diens weduwe opgevorderd te worden voor de leiding van de Bayreuther Festspiele. Als Cosima daar steenkoud op reageert weet hij dat hij zijn Bayreuthse ambities definitief kan opbergen. Wat daarna volgt is de pure afrekening : in ‘Der Fall Wagner’, een fanatiek vernietigingspamflet van een kleingeestige revanchist, maakt hij er geen geheim van dat hij Wagner wil vernietigen. En als hij vervolgens ‘Tristan und Isolde’ de hemel inprijst dan ligt de sleutel daartoe bij Georg Brandes, de invloedrijke literatuurcriticus en bewonderaar van ‘Tristan und Isolde’, die plots interesse voor zijn werk is gaan tonen.
Ongetwijfeld was Wagners miskenning en ridiculisering van Nietzsche's muzikale talent van beslissende invloed op het rijpen van Nietzsche's vijandschap. De groteske zelfoverschatting van de filosoof als componist en zijn hallucinante incompetentie als muziekcriticus geeft zelfs Herman Van Campenhout toe in “Die bezaubernde Katastrophe” : "Nietzsche was veel interessanter als muziekfilosoof dan als muziekcriticus of musicus: hij overschatte zijn compositorische vaardigheden soms mateloos, zijn kennis van het repertoire was verbazingwekkend beperkt, en misschien was zijn smaak dat ook. Daarom behoren zijn muziekkritische beschimpingen van Wagner eigenlijk tot de petite histoire". Niet toevallig draagt zijn Wagner-pamflet 'Der Fall Wagner' als ondertitel ‘Een Muzikantenprobleem’ ! Men zal in de muziekesthetische Wagnerkritiek van Nietzsche ook vaak de pen van Eduard Hanslick herkennen.
In het licht van deze beschouwingen verdampen alle tegenstrijdigheden in het gedrag van Nietzsche ten aanzien van Wagner als sneeuw voor de zon. Dàt is de bewijskracht van "Nietzsches Bayreuther Passion". Het objectief van deze artikelenreeks is dan ook om aan te tonen hoe Nietzsche zich als een rancuneuze revanchist heeft gedragen ten aanzien van Wagner, een kunstenaar die, dat mogen we niet vergeten, veel geleden heeft voor zijn kunst en een gigantisch artistiek project heeft voldragen. Aan dat icoon van wilskracht en doorzettingsvermogen heeft Nietzsche zich willen warmen en, éénmaal gefrustreerd in zijn persoonlijke verwachtingen, presenteert hij Wagner de rekening. Ongetwijfeld zag Nietzsche in de 31 jaar oudere Wagner aanvankelijk een vaderfiguur. Wagner was geboren in hetzelfde jaar als zijn eigen vader maar deze overleed toen zijn zoon amper 4 jaar oud was. Waarom kon Nietzsche de oudere vriend niet behandelen met de egards die bij zijn leeftijd, zijn ervaring en zijn status pasten? In plaats daarvan geeft Nietzsche blijk van een zelden geziene boosaardigheid. Was hij soms de eigenaar van "een zeer gemeen en laag karakter" zoals de psychoanalytica Lou von Salomé het formuleerde ?
Deze kritiek aan het adres van Nietzsche doet niets af aan diens rethorisch talent noch aan zijn belang als filosoof van de moderniteit. Ze wil enkel de leugens en de mystificaties blootleggen. Wanneer twee grote geesten mekaar niet langer verstaan, dan gaan ze uit mekaar en laten mekaar verder met rust. Dat is precies wat Wagner heeft gedaan; Nietzsche daarentegen zet niets minder dan een fanatieke vernietigingscampagne in beweging. Terecht merkt Alain Badiou op: "Het moet gezegd worden dat Nietzsche zo'n passie voor Wagner koesterde dat hij de bron is van alle negatieve dingen die ooit over hem gezegd zijn.” Nietzsche’s legenden hebben meer dan wat ook bijgedragen tot het ontwikkelen en blijvend doordrukken van een vervalst, negatief beeld van Wagner. Aan u, de lezer, om hierover een oordeel te vellen aan het einde van deze artikelenreeks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten