Posts tonen met het label Paul Hindemith. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Paul Hindemith. Alle posts tonen

dinsdag 5 februari 2019

Guy Joosten met Cardillac in Antwerpen (****)

Simon Neal als Cardillac
©Annemie Augustijns
NEHMT EUCH IN ACHT. ALBERICH NAHT !

We kunnen ons gemakkelijk inbeelden hoe Adolf Hitler anno 1929 razend werd toen hij een opvoering van Paul Hindemiths opera “Neues vom Tage” bijwoonde in de Berlijnse Kroll Opera waarbij een naakte sopraan had plaatsgenomen in haar bad om te zingen over de wonderen van de moderne loodgieterij, ook al had Grete Stückhold een vleeskleurig truitje aan. Die razernij vis à vis de als “cultuurbolsjevist” gebrandmerkte Hindemith zal Hitlers favoriete dirigent Wilhelm Furtwängler vijf jaar later naar een nieuw hoogtepunt voeren door in de bres te springen voor diens nieuwste opera “Mathis der Maler”. Het kost hem zijn ontslag als vice-president van de Reichsmusikkammer, als hoofd van de Berliner Philharmoniker en als dirigent van de Berlijnse Staatsopera. Nochtans had Hindemith met Mathis terug weer wat afstand genomen van zijn expressionistisch modernisme van de jaren 20. De jonge, veelbelovende Arische componist werd door Joseph Goebbels zelfs gezien als de potentiële opvolger van de verouderende Richard Strauss. Tegen 1938 zag Hindemith in dat hij geen toekomst had in nazi-Duitsland en hij emigreerde naar Zwitserland en vervolgens naar de Verenigde Staten. Zijn werken werden nooit formeel verbannen maar voor de Führer was Hindemiths muziek onuitstaanbaar. Nochtans was de kunstsmaak van de Führer niet zo kleinburgerlijk als het lijkt. De modernistische partituur van Werner Egks “Peer Gynt” (1938) bijvoorbeeld scheen hij enorm te waarderen, niettegenstaande ze stilistisch verwant was met de schriftuur van Hindemiths collega’s Krenek,Weill en Schreker, soms balancerend op de rand van de atonaliteit. Bij de première liet hij de componist zelfs naar zijn loge brengen waar hem de niet geringe eer te beurt viel een waardige opvolger van Richard Wagner te worden genoemd. “Peer Gynt” werd voortaan geprezen als exemplarische Arische kunst! Straffer nog : het werk bevat fantastische muziek en niemand speelt het !

Cardillac was Hindemiths eerste avondvullende opera, al duurt de opera niet langer dan een voetbalwedstrijd. Het is spartaanse muziek met een neo-barokke flair, weliswaar niet zo koel en cerebraal als sommigen beweren. Formeel componeerde hij het als een ouderwetse nummeropera voor een gereduceerd orkest met blazers en percussie in de hoofdrol en geheel volgens de regels van de Neue Sachlichkeit van de jaren 20 d.w.z. anti-romantisch, anti-burgerlijk en zo ver mogelijk wèg van Wagner. Persoonlijk betwijfel ik of het werk zich zal kunnen handhaven in het repertoire. De vocale partijen zijn niet in die mate geïnspireerd dat ze een onvergetelijke indruk nalaten. Alles speelt zich af in de orkestbak, daar creëert het een ongeziene drukte en de aan Bach herinnerende polyfone schriftuur kan ook vermoeiend werken. “Zoals het bij een Musizieroper past, ligt de diepste waarheid niet in de woorden maar in de noten”, zegt Pieter Bergé en Dmitri Jurowski drukt het zo uit: “Wagner kan met één idee veertig minuten muziek schrijven. Richard Strauss presenteert in diezelfde tijd 15 ideeën en Hindemith heeft in diezelfde tijd maar 5 minuten nodig voor diezelfde 15 ideeën.”

Sam Furness (Der Kavalier) & Theresa Kronthaler (Die Dame)
©Annemie Augustijns

Cardillac is een kunstenaarsdrama dat inzoomt op het extreem narcistisch personage van de goudsmid René Cardillac, die de kopers van zijn kunst van het leven berooft en zijn kunstobjecten terugrooft. Zijn dilemma is dat hij de kopers nodig heeft om zijn aanzien als kunstenaar te vergroten. Hij is een goddelijke schepper maar tegelijkertijd ook een engel uit de hel. Pieter Bergé ziet er ook een post-wagneriaanse Alberich in, die, eveneens aan goud verslingerd, er zijn eigen graf mee delft.

Het Cardillac syndroom schijnt te bestaan in de psychiatrie en dan betreft het kunstenaars die geen afstand kunnen nemen van hun kunst en het recht willen behouden om wijzigingen te blijven aanbrengen aan werken die ze eerder verkocht hebben. Hindemith was een echte Cardillac want in 1952 vindt hij het nodig om de partituur grondig te reviseren, alsof hij zelf geschrokken was van zijn vroegere kunstmoed als burgerschrik. Ging de aria “Die Zeit vergeht” van Die Dame nog heel expliciet over erotisch verlangen, in de gereviseerde versie gaat het nog slechts over desillusie in de liefde. Hindemith eindigt met een moralistisch Lehrstück, een in artistiek opzicht laffe daad die allicht is terug te brengen tot zijn persoonlijk oorlogstrauma. Alle bestaande opnames van Cardillac zijn gebaseerd op de originele versie van 1926. Dat is ook de versie die Opera Vlaanderen aanbiedt en Guy Joosten en zijn team maken er een aantrekkelijke productie van.

Het live koor mixt hij met videobeelden die herinneren aan het Duits expressionisme. De band met George Grosz is vooral te zien in de kostuums van Katrin Nottrodt. De rode gloed in het midden van het toneel verwijst naar de “brennende Kammer”, een soort inquisitie waar het volk de seriemoordenaar wil aan uitleveren. De Kavalier houdt zijn aria “Waagschalen dieser Welt” tegen een knappe videowand, een semi-expressionistische abstractie van de grootstad. De Dame die haar liefdesnest houdt temidden van gloeilampen en neonlicht is een zeer brave paaldanseres. Na de moord op de Kavalier dropt de toneeltoren bergen goud als worsten gedraaid door een vleesmolen. Als een koning troont de misdadige kunstenaar op zijn berg van goud en Joosten laat het kortstondige personage van de koning samenvallen met Cardillac. Opmerkelijk is dat naast de echte kunstenaar Cardillac, de goudhandelaar door Joosten getypeerd wordt als de archetypische, hebberige jood.

Cardillac eindigt als een tragisch personage. De passacaglia en het afsluitende lamento laten daar geen twijfel over bestaan. “Er war das Opfer eines heiligen Wahns” besluit Der Offizier terwijl zijn dochter de obsessieve waan van haar vader vergoelijkt met “Wach auf! Wir wissen alles und lieben dich wie nie”. Het doet denken aan de algemene ontreddering na het verdwijnen van Don Giovanni. “Als slachtoffer van een heilige waan had Cardillac hulp nodig”, zegt Joosten, “geen hysterisch volk dat zich tot rechter opwerpt”. De Vlaamse goudsmid Jan Fabre zal er zich ongetwijfeld in herkennen.

Het koor
©Annemie Augustijns

Simon Neal als Cardillac is de beste man op het podium. Met zijn kernachtige, fraai projecterende bariton geeft hij de partij een zekere Wotan-allure. Betsy Horne als De Dochter leek mij interpretatief eerder zwak. Theresa Kronthaler als De Dame geeft glans aan de beste aria van het stuk. Aan het paaldansen kan of durft ze zich niet helemaal over te geven. Bij de beide tenoren, Sam Furness als Der Kavalier en Ferdinand von Bothmer als Der Offizier ontbrak het aan echte zinnelijkheid in de voordracht.

Dmitri Jurowski laat het orkest extreem dynamisch opklinken in de regelmatig terugkerende geweldexplosies, voor de rest laat hij het orkest snedig en gedisciplineerd klinken. Erg mooi zijn de resonerende contrabassen, de fascinerende accenten in de lage houtblazers, de unieke kleuren die de alt- en tenorsaxofoon toevoegen en het duel van de dwarsfluiten in de pantomime van het eerste bedrijf.

Mijns inziens wordt de “Entartete Kunst” van de nazi’s vandaag teveel gezien als een kwaliteitslabel. Rest de prangende vraag : wanneer krijgen we “Peer Gynt” eens te zien bij Opera Vlaanderen?

woensdag 14 december 2016

Mario Martone met Cavalleria Rusticana (****) / Sancta Susanna (*****) in Parijs

Elena Zaremba (Mamma Lucia) en Elina Garanča (Santuzza)
© Julien Benhamou

BEHOUD DE BEGEERTE

Heeft u er ooit bij stil gestaan dat Cavalleria Rusticana "boerse ridderlijkheid" betekent? Niemand is ridderlijk in deze mediterrane liefdestragedie en al helemaal niet in Wagneriaanse zin. Turiddu speelt dubbelspel en verraadt zijn echtgenote met zijn jeugdliefde Lola. Santuzza levert haar overspelige echtgenoot uit aan zijn rivaal Alfio. Alfio is de voltrekker van een Siciliaanse eremoord.

Mario Martone heeft Cavalleria Rusticana geheel gestript van elke Siciliaanse folklore. Turiddu's siciliano "O Lola, ch'ai di latti la cammisa" laat hij zingen vanuit de coulissen, zoals voorgeschreven. Het is één van die regieaanwijzingen waarmee ik een regisseur graag zie experimenteren omdat dit prachtige lied het niet verdient om door een regieaanwijzing ondergesneeuwd te worden. Maar omdat de klassevolle tenor Yonghoon Lee het zingt gaat het gelukkig niet onopgemerkt voorbij. Identificatie met de zelfdestructieve overgave van Turiddu aan zijn fatale jeugdliefde is van het grootste belang in dit stuk.

Nog voor het einde van de prelude gunt de regisseur ons zijn blik op het dagelijks leven in het streng katholieke dorp met zijn dubbele moraal : een goeddraaiend bordeel schuift aan onze ogen voorbij. De later in zijn eer gekrenkte Alfio blijkt een vaste klant te zijn. Een "barbiere di qualita" doet een klant de baard af. Langzaam stromen de koorleden toe, elk met een stoel in de hand. Robert Carsen loert om de hoek. Het koor zal de scène pas verlaten bij het ijzige afscheid van Turiddu van zijn moeder. Eens de kerkdienst is gestart met het offeren van een lam draaien de gelovigen zich met de rug naar het publiek om de Paasmis in de diepte mee te maken. Zo kan de intrige zich ongehinderd verder ontwikkelen, vooraan op de scène. Een machtig Christusbeeld daalt uit de toneeltoren. Wierook en de obligate processie ondersteunen de sacrale sfeer waarin de regisseur het stuk bewust naartoe wil hebben. Na Turiddu's laatste ademtocht zal hij zijn Santuzza van dienst, de blonde Letse mezzo Elina Garanča, met opgeheven hoofd de arena laten verlaten. Dit was geloofwaardig verismo zonder doetjes.

In Carlo Rizzi's directie miste ik een beetje temperament. Het leek alsof de loden hitte van de Siciliaanse zomerzon hem hinderde. Je ziet het in de orkestbak van München wel anders tegenwoordig. Alleen het kabbelende intermezzo leek helemaal te beantwoorden aan zijn eerder lijzige dirigeerstijl. Temperament viel er daarentegen wel te beleven op de scène.

Elina Garanča zong een onberispelijke Santuzza. Jammer dat ze haar talent nog steeds verspilt aan Donizetti & Co want licht dramatische rollen als deze zitten haar als gegoten : het mezzotimbre is fraai, het vibrato perfect, de registerovergangen probleemloos, de projectie genereus, de voordracht intelligent. "Voi lo sapete, o mamma" met het driedubbele accent op "l'amai" was grandioos.

Yonghoon Lee als Turiddu deed daar nauwelijks voor onder, ook al blijft zijn acteerstijl nog altijd getekend door een vorm van overacting. Maar de stemprojectie is geweldig en het timbre steeds aangenaam zonder de kelige bijgeluiden van de meer charismatische Jonas Kaufmann.

Elena Zaremba liet een licht flakkerend vibrato horen als Mama Lucia, Vitaliy Bilyy leende zijn viriele bariton aan Alfio. Ook Lola was met Antoinette Dennefeld erg goed bezet: een rivale in de liefde eerder dan de gebruikelijke lichtekooi die het dorp op stelten zet. Het koor presteerde uitstekend.

Anna Caterina Antonacci (Susanna)
© Elisa Haberer

Sancta Susanna is het derde deel van een triptiek die Paul Hindemith, min of meer in navolging van Puccini, schreef gedurende de jaren 1921/22 en waarin hij de extatische eigendynamiek exploreert van erotiek wars van rationaliserende of driftonderdrukkende instituties zoals de katholieke kerk. Fritz Busch, die de twee eerste delen had gecreëerd, vond het werk obsceen en weigerde de première te dirigeren. Het libretto van August Stramm gaat terug op "Soeur Béatrice" (1901), een theatertekst van Maurice Maeterlinck. Het werk beslaat slechts 603 maten, duurt nauwelijks 20 minuten en is opgevat als één langgerekt crescendo.

De koppeling van Cavalleria Rusticana met Sancta Susanna werkte zondermeer fantastisch. Als onderdeel van Hindemiths triptiek had het werk nooit die spirituele voorzet gekregen die Cavalleria Rusticana het nu bezorgde. Gelukkig gebeurde de overgang niet automatisch; Hindemiths zakelijke muziek zou er minutenlang onder geleden hebben. Een scènewisseling drong zich op zodat de cast van Cavalleria uitbundig gevierd kon worden en het aanwezige publiek even op adem kon komen voor de overstap van verisme naar expressionisme.

Met een duidelijke emfase op het sacrale in Cavalleria Rusticana is de mentale overgang naar Sancta Susanna snel gemaakt. Behoort het monumentale kruisbeeld in het Siciliaanse dorp nog tot het obscurantisme van een dorpse geloofsgemeenschap, in de kloostercel van Zuster Susanna waar kuisheid, armoede en gehoorzaamheid de regel zijn, is de spirituele aanwezigheid van de Verlosser bittere ernst. Hindemith maakt de spanning tussen lust en celibaat al snel voelbaar en zijn Susanna ontpopt zich tot een geestelijke zuster van Renata in "De Vuurengel" van Prokofiev. Geile nonnen zijn een godsgeschenk voor het theater. Krzysztof Penderecki zal het later nog eens overdoen met Jeanne in "Die Teufel von Loudun".

Susanna's piepkleine kloostercel lijkt wel uitgehouwen in een rotswand en door de regisseur bewust als een schilderijtje van Giotto gepresenteerd. Het zinnelijk zilveren maanlicht schijnt door het venster. Het parfum van seringen, het gestoei van een verliefd koppel en Zuster Klementia's verhaal over Zuster Beata die levend ingemetseld werd als straf voor het toegeven aan haar erotische fantasiën, doen in haar een wilde, ontembare drang ontstaan naar een mystieke vereniging met de Verlosser aan het kruis. "Ich bin schön", roept ze vertwijfeld uit en brengt het manvolk in de zaal zowat in religieuze extase door zich de kleren van het lijf te rukken.
Een cryptische zwarte spin staat symbool voor haar schuldbewustzijn. Het is een literaire verwijzing die teruggaat op "Die zwarze Spinne" van Biedermeier-auteur Jeremias Gotthelf. Met een groepje dansers heeft choreografe Raffaella Giordano de spin gesimuleerd als een reusachtige tarantulla. Op het hoogtepunt van Susanna's extase exploderen de muren en daalt een oversized kruisbeeld, dat slechts het onderlichaam van de Verlosser tot aan de lendendoek te zien geeft, uit de toneeltoren. Susanna weigert de biecht van de toegestroomde nonnen en kiest voor het lot van zuster Beata.

Anna Caterina Antonacci kon niet dezelfde smetteloze vocale excellentie voorleggen als Garanča maar het is de waarheid van de expressie die hier telt. Renée Morloc als Klementia bracht haar uitstekende Klytemnestra van Antwerpen in herinnering.

Scenografisch was dit heel sterk uitgewerkt door Sergio Tramonti en congeniaal ondersteund door de lichtregie van Pasquale Mari.