dinsdag 29 september 2009

Peter Tchaikovsky en de Don Quichot van Bayreuth

Wanneer Peter Tchaikovsky in december 1877 in Wenen een voorstelling bezoekt van Die Walküre, heeft hij de compositie van Jevgeni Onegin aangevat. Aan zijn muse en beschermvrouwe Nadezhda von Meck schrijft hij volgende fascinerende brief : "I've heard Wagner's Die Walküre. The performance was splendid. The orchestra managed to surpass even itself; the outstanding singers did everything they could to show it to good effect, and yet it was boring. What a Don Quixote this Wagner is! Why does he wear himself out in this way, chasing after something impossible, when right under his very nose he has a tremendous gift, from which, if he were to give himself up to it fully and submit to its natural thrust, he would be able to draw forth a whole ocean of musical beauty?! In my view Wagner is a symphonist by nature. This man is endowed with a talent of genius, but he is being ruined by his tendency; his inspiration is paralyzed by the theory which he devised, and which at all costs he is determined to put into practice. By chasing after reality, truthfulness, and rationality in opera he has wholly neglected the music, which for the greater part is conspicuous for its complete absence in his last four operas. For I cannot describe as music these kaleidoscopic, parti-coloured musical pieces which keep following on from one another non-stop, never leading to anything and not once allowing you to rest on a musical form that can be easily assimilated. There is not one broad and well-rounded melody; not once is the singer given full scope. Rather, he must all the time chase after the orchestra and take care not to miss his note, which in the score is of no more significance than some small note assigned, say, to the fourth French horn. But that he is a marvellous symphonist—of that there can be no doubt whatsoever. Let me give you an example of the extent to which the symphonist in him predominates over the vocal and indeed the operatic composer. You will probably have heard at concerts his famous "Walkürenritt" [Ride of the Valkyries]—what a grandiose, wonderful picture! One literally sees before one's eyes these wild gigantic figures, flying with roaring thunder across the clouds on their magic steeds. In concerts this piece always produces a tremendous impression. In the theatre, when one sees all these cardboard rocks, clouds made out of rags, soldiers galloping very clumsily across the stage in the background, and this unimposing painted sky, which is meant to illustrate the tremendous heavenly vaults beyond the clouds, the music loses all its graphic vividness. Thus, the theatre doesn't serve to intensify one's impression here, but acts instead like a glass of cold water. Finally, I do not understand and have never understood why the Nibelungen is supposed to constitute a literary masterpiece. As a national epic poem perhaps, but as a libretto no. All these Wotans, Brünnhildes, Frickas etc are so impossible, so un-human—it's just so difficult to feel keen sympathy with them. And, besides, there's so little life in all this! Wotan spends a good three quarters of an hour scolding Brünnhilde for her disobedience. How boring! And yet there are lots of amazingly striking and beautiful individual episodes of a purely symphonic nature" .

In zijn kritiek van de alledaagse theaterpraktijk zou Wagner zich goed hebben kunnen vinden. Tchaikovsky zal een levenslange bewondering koesteren voor Tannhäuser , voor Lohengrin en vooral voor Wagner de “symphonicus”, maar met de Ring heeft hij van meetaf aan een probleem. In Wenen ziet hij andermaal zijn mening bevestigd die hij een jaar voordien reeds voor zichzelf geformuleerd heeft wanneer hij als muziekrecensent voor een Russische krant het allereerste festival van Bayreuth bezoekt. Met Wagners mythisch universum kan hij niet overweg. Vastberaden om Wagners “fouten” niet over te doen, zal hij Jevgeni Onegin ontwerpen vanuit een grote zin voor realisme en zijn lyrische scènes bevolken met figuren getekend naar het leven. Veel van zijn instrumentale muziek en van zijn balletmuziek klinkt ons vandaag als ondraaglijk in de oren. Zijn beide opera’s Jevgeni Onegin en Pikovaja Dama daarentegen zijn echte meesterwerken. Zou hij de romantische thema’s die door een werk als Jevgeni Onegin spoken als Wagneriaanse leidmotieven zo hebben geschreven indien hij de Don Quichot van Bayreuth niet zou hebben gekend? Ik durf het betwijfelen.

vrijdag 25 september 2009

Richard Evans en Het Derde Rijk

Van de hand van Richard Evans, hoogleraar moderne geschiedenis aan Cambridge University verscheen onlangs bij Spectrum de Nederlandse vertaling van Het Derde Rijk, een lijvige studie in 3 delen die zich niet zozeer inlaat met Adolf Hitler dan wel met de geschiedenis van hoe het was om in het Derde Rijk te leven. Deze zeer gecompliceerde periode zo objectief mogelijk te boek te stellen, is op zich een gigantische onderneming. Ik haastte mij om te zien wat hij over Wagner te melden had in “Deel I : Opkomst”. Niet bijzonder veel, zo blijkt, maar hetgeen er staat dient wel een beetje te worden bijgesteld. Zo staat er te lezen :

Wagner zelf was al een culturele anti-semiet in de vroege jaren vijftig toen hij in zijn beruchte boek Das Judentum in der Musik naar voren bracht dat de “jüdische Geist” schadelijk was voor muzikale diepgang. Zijn oplossing hiervoor was een complete assimilatie van joden in de Duitse cultuur en het vervangen van de joodse godsdienst, zelfs alle godsdiensten, door niet-godsdienstige esthetische impulsen van het soort waarmee hij zijn eigen muziekdrama’s doordrenkte. Maar tegen het eind van zijn leven kregen zijn denkbeelden steeds meer een racistische ondertoon onder invloed van zijn tweede vrouw, Cosima, dochter van de componist Franz Liszt. Aan het einde van de jaren zeventig schreef zij in haar dagboek dat Wagner, wiens kijk op de beschaving tegen die tijd uitgesproken pessimistisch was, Wilhelm Marrs anti-semitische traktaat uit 1873 had gelezen en het er over het geheel genomen mee eens was. Als gevolg van deze verschuiving in zijn standpunt, wenste Wagner niet langer de assimilatie van de joden in de Duitse maatschappij, maar de uitsluiting ervan.

Hoe Wagners houding tegen de joden mettertijd een meer racistische ondertoon kreeg, wordt hier wel geponeerd maar niet bewezen. Er valt geen enkele voetnoot te bespeuren waaruit de bronnen zouden blijken voor deze stelling. Overigens vermeldt de literatuurlijst (67 blz voor dit eerste deel alleen!) geen enkele Wagneronderzoeker als bron. Wagners antisemitische uitlatingen worden mettertijd scherper maar tegelijkertijd ook verzoenender. Die contradictie blijft bestaan tot op het einde van zijn leven. Ik verwijs hiervoor naar de studie van Dieter-David Scholz “Richard Wagners Antisemitismus” met de relevante dagboekcitaten als bewijs. Evans lijkt zijn stelling dan te staven door Wagner te laten aanschurken bij Wilhelm Marr, de uitvinder van het woord anti-semitisme en auteur van het zeer sucesvolle pamflet Der Sieg des Judentums über das Germanentum waarin hij als eerste de joden niet langer als een religieuze maar als een raciale minderheid opvoert en op basis daarvan de assimilatie verwerpt. Marr als invloed en boezemvriend van Wagner opvoeren, zoals Evans doet, is grotesk. In het meest kwaadwillige boek van de laatste decennia, Joachim Köhlers Wagners Hitler wordt Marr niet eens vermeld. Ook niet in Der letzte der Titanen, de Wagnerbiografie van dezelfde auteur. Andere biografen evenmin. Wellicht heeft de auteur dit ideetje gehaald bij Paul Lawrence Rose, de enige auteur die Wagners antisemitisme duidt vanuit de revolutionaire beweging van 1848 waar ook Marr deel van uitmaakte.

Nu, wat zijn de feiten waarover we beschikken? Er bestaan 4 dagboeknotities van Cosima in verband met Wilhelm Marr :
1. 27 februari 1879: Ankunft einer Broschüre von Hernn Marr, ‘Der Sieg des Judentums, welche Ansichten enthällt, die ach! R.’s Meinung sehr nahe stehen”
2. 03 maart 1879: In W. Marr’s Broschüre haben ihm die Zeilen über Lessing gut gefallen; er spricht dann von Lessing’s reise nach Italien und meint, es müsse ihm da zu Mute gewesen sein wie ihm (R.) selbst, melancholisch, vereinsamt, fremd!
3. 14 juli 1879. Abends lesen wir ein weinig in einer neuerdings zugesendeten Flugschrift von Marr. Sie ist etwas sehr seicht.
4. 21 juli 1879. Auch sind die Bücher, mit welchen sich R. beschäftigt, nicht für ihn erheiternd, eine neue Judenbroschüre von Marr, “Des Reiches Not” von Glagau – schier möchten wir gar nichts mehr von der politik hören!

Cosima doet neerbuigend over de brochure (ach!), vindt ze oppervlakkig en laat ons weten dat ze er inzichten in aantreft die Wagner zelf al eens geformuleerd heeft. Dat is wel het omgekeerde van wat bij Evans te lezen staat, die hiermee suggereert dat Wagner het biologische racisme is gaan omarmen. Wij weten dat Wagner het biologisch racisme 3 jaar later zal verwerpen door zijn discussies met Gobineau. Enkele bladzijden voordien schrijft Evans overigens dat Marr de modieuze theorieën van de Franse racist graaf Arthur de Gobineau overnam. Je hoeft niet verder te zoeken dan Wikipedia om te beseffen dat dit zeer onwaarschijnlijk is aangezien Gobineau’s boekje Een essay over de ongelijkheid van menselijke rassen , pas in 1898 in het Duits werd vertaald, een kwart eeuw na zijn eigen pennevrucht.

Nog mooier wordt het als Evans de passage over Wagner afrondt met de klassieker onder de dagboeknotities van Cosima, die over Nathan der Weise:
“In 1881 beschreef Cosima een gesprek dat ging over Lessings klassieke toneelstuk Nathan der Weise en over een rampzalige brand in het Wiener Burgtheater, en zij schreef dat haar echtgenoot ‘in een felle uitval zei dat alle joden verbrand moesten worden tijdens een uitvoering van “Nathan””

Het zal wellicht niet de laatste maal zijn dat ik moet herhalen dat het zopas geciteerde dagboekfragment als volgt luidt: “Er sagt im heftigen Scherz, es sollten alle Juden in einer Aufführung des »Nathan« verbrennen. “

Het zou een fout van de vertaler kunnen zijn (de Engelse versie heb ik niet bij de hand) maar “im heftigen Scherz" is heel wat onschuldiger dan “een felle uitval”. Voor mij maakt het een wereld van verschil. Want als Wagner dit al lachend heeft gezegd, impliceert dat ook dat hij het onmogelijk ernstig kan hebben bedoeld.

Onzorgvuldigheden van dit soort tref ik niet graag aan in studies die zich met de aura van academische degelijkheid omhullen. Ze krijgen ten onrechte een grote autoriteit, worden elders geciteerd en gaan dan een eigen leven leiden. Dat stoort mij geweldig. Niet omdat het over Wagner gaat, maar omdat het historisch onjuist is en wetenschappelijk onverantwoord.
Overigens is bovenstaande kritiek geen reden om het boek niet te lezen: niet alleen leest het als een trein, u zal, al lezende, ook iets over uzelf vernemen.

donderdag 24 september 2009

Glyndebourne tekent bij Opus Arte


Na Bayreuth heeft nu ook Glyndebourne een samenwerkingscontract getekend met Opus Arte. Het betekent dat meer Glyndebourne producties een weg zullen vinden naar dvd en blu ray en dat we meer van Glyndebournes producties in de cinema te zien zullen krijgen. Of hiermee een echt Europees alternatief gestalte begint te krijgen voor de transmissies uit de Met, dat ons niet langer opzadelt met de onderontwikkelde theatersmaak van de Amerikaan maar met hoogwaardige artistieke productes van bij ons, blijft nog enigszins af te wachten. Het lijkt alvast op een perfect scenario dat de democratisering van één van de meest elitaire operafestivals in de wereld nu voorgoed lijkt in te leiden? En omdat dit festival in artistiek opzicht ook het beste in de wereld is, kan er sprake zijn van goed nieuws. Tony Hall, chief executive van de ROH Covent Garden, waaronder Opus Arte ressorteert, zegt in The Guardian dat het zijn ambitie is om te komen tot "a star alliance of like-minded arts organisations working together to do big things". Ik hoor het hem verdomd graag zeggen!
Meer info in The Guardian

Kasper Holten over Tannhäuser

Kent u Kasper Holten nog? Onze collega's van Wagneropera interviewden hem naar aanleiding van zijn nieuwe productie van Tannhäuser in Copenhagen. Daarin laat hij zich kennen als grote fan van Harry Kupfer en noemt hij Bayreuth zijn ultieme droom. Meer Wagner staat pas in 2012 op zijn programma, ergens in Duitsland. Waar en met wie blijft voorlopig een goed bewaard geheim. Wij houden het in het oog.

Lees het interview

woensdag 23 september 2009

Wagner and his World

Bij Princeton University Press verscheen een nieuwe collectie interessante essays onder voorzitterschap van Thomas Grey, door prof. Francis Maes ooit nog bestempeld als één van de grote Wagnervorsers van het moment. Thomas Grey, Professor of Music at Stanford University, was al verantwoordelijk voor het interessante The Cambridge Companion to Wagner.
Het boek kwam tot stand in het kader van het Bard Festival, een muziekfestival in New York dat jaarlijks in het teken staat van één componist en werken opvoert en lezingen or. Deze zomer was het de beurt aan Richard Wagner. De muzikale leiding en organisatie berustte bij Leon Botstein, die in het boek ook een magnifiek essay heeft geschreven rond de receptie van Wagner bij de joden in Wenen en Duitsland: German Jews and Wagner". Als ik de tijd vind kom ik hier zeker nog op terug.

De beste prijs voor dit boek vindt u in de Wagner Store.
Meer info bij PUP

zondag 20 september 2009

Plus drôle que les ch'tis? Wagner et Lili !

Tientallen films zou je kunnen maken over Richard Wagner. Wagner et Lili, is de titel van een komische biopic die Jean-Louis Guillermou momenteel draait in de buurt van Nice, rond Wagner en Lili, een verkoopster uit de supermarkt die gek is op zijn muziek. Lili wordt vertolkt door Arielle Dombasle, Wagner door Jean-François Balmer, Ludwig II door Stéphane Bern, Liszt door Robin Renucci en Joseph Tichatschek, de allereerste Rienzi en Tannhäuser, door Roberto Alagna. De film komt in de zalen in de zomer van 2010.