zaterdag 6 juni 2009

Een streep door Londen

Het ziet ernaar uit dat de ticketprijzen voor Tristan und Isolde in ROH Covent Garden 300 euro of meer zullen bedragen. In die omstandigheden lijkt het ons niet langer zinvol om een trip naar Londen te overwegen. Niettegenstaande die hoge prijzen zal de voorstelling snel uitverkocht zijn.
Ik ben onvoldoende vertrouwd met het subsidieniveau van Covent Garden maar het lijkt wel duidelijk dat de Britse overheid de gemeenschap niet wil laten opdraaien voor de peperdure elitaire kunstvorm die opera is. Althans minder dan dat bij ons het geval is. Zoals u weet wordt bij ons 2/3 van de prijs van een operaticket door de overheid bijgepast. Je hoort liberale excellenties als Paul De Grauwe al eens pleiten voor minder subsidies naar Brits model. Met dat liberale principe heb ik in feite geen enkel probleem. Behalve dan dat opera op deze wijze alleen nog toegankelijk is voor een financiële elite. Welnu, op dit punt aangekomen moet de overheid haar rol spelen en voorzien in een democratisch alternatief. Dat alternatief is vandaag, meer dan ooit, voorhanden: ik doel niet op subsidies maar op live-uitzendingen in de bioscoop. U kan met mij van mening verschillen over de kwaliteit van deze uitzendingen maar ik vind ze een valabel alternatief waar ik mij zondermeer mee kan verzoenen. Wereldwijd zitten ze in de lift en ze zouden het operalandschap nog ingrijpend kunnen veranderen. De kosten van de transmissie verminderd met de uitzendrechten en de dvd-rechten zouden in dit geval door de overheid kunnen worden gedragen. Aldus bereik je veel meer dan met een subsidie : de opvoering zal een veel groter publieksbereik hebben en de kosten zullen hoofdzakelijk door de sterkste schouders worden gedragen. Op het vlak van cultuurbeleid kan ik mij nauwelijks een eerlijker scenario voorstellen.
Als ROH Covent Garden Tristan und Isolde niet uitzendt in de bioscoop dan maakt zij zich schuldig aan "klasse-cultuur" en speelt de Britse overheid haar rol niet.

4 opmerkingen:

Wim Speetjens zei

De prijszetting zoals in Londen kan niet anders beschouwd worden dan als elitaire klassekultuur, ondemocratisch en a-cultureel.
Overheidssubsidies hebben uitsluitend tot doel die kunstuittingen te steunen die ingevolge hun kostprijs slechts toegankelijk zouden zijn voor een select, kapitaalkrachtig publiek. Het verlagen van de drempel die er helaas nog steeds is. Het afschaffen van cultuursubsidies is dan ook volledig immoreel.
Het is niet toevallig dat economen zoals Paul Degrauwe tegen cultuursubsidies gekant zijn. Vergeten we niet dat Degrauwe een neo-liberaal is, zelf als prof een riant inkomen geniet en alles behalve bekommerd lijkt om het welzijn van een breed publiek en het sociale weefsel van de maatschappij. Het subsidieren van banken en aandelen levert voor hem plots geen enkel probleem op, al zijn dit zuiver commerciele instellingen die ruime winsten maakten voor eigen rekening. Zelf heb ik met hem hierover, persoonlijk, gediscusieerd. Hij is fervent voorstander van zuivere sponsoring door bedrijven. De gevolgen hiervan hebben we tot in Bayreuth kunnen vaststellen waar de hoofdsponsors dreigden af te haken na de Ring van Chéreau. Artistieke vrijheid kunnen we dan wel op onze rug schrijven.
Filmvoorstellingen van operaproducties zijn ongetwijfeld een goede zaak maar kunnen nooit in de plaats treden van het echte ding.
Toneel, film en dus ook opera zijn totaal verschillende kunstvormen.
Ongetwijfeld zal een goed filmregisseur een goeie film kunnen maken met een opera als onderwerp, (ik denk hier bijvoorbeeld aan "Die Zaüberflöte" van Ingmar Bergman, waarbij een schijnbaar reële theatervoorstelling volledig geconcipieerd is voor de film) nooit echter zal hij een gewone operavoorstelling kunnen opnemen, hoe dan ook, zonder een hele rits aspecten volledig te verliezen.
De klank bijvoorbeeld. In de veronderstelling dat we over een perfekte klankinstallatie beschikken, - thuis is dit alweer een zeer dure, niet voor iedereen weggelegde investering, - zelfs in de filmzaal is dit nooit wat het in werkelijkheid is. Nemen we enkele voorstellingen van opera op groot scherm bijvoorbeeld, dan blijkt dat er zelfs klankproblemen geweest zijn. Of te luid, of te stil....
Bovendien kan een filmopname nooit de juiste "snit" van het beeld weergeven. Ongetwijfeld heeft de camera soms het voordeel close-ups te kunnen nemen. Intussen valt het totaalbeeld weg en ermee een heel deel van de geplande regie.
Wanneer we de scène krijgen van Wotan en Mime, bijvoorbeeld, dan staan de twee protagonisten, dikwijls, elk aan hun kant van het toneel. Een totaal beeld is scenisch niet te genieten op film en close-ups, om beurten, doen het effekt bij de andere persoon teniet.
Ik wil het dan niet eens hebben over de sfeer.
Afschaffing van subsidies en bijgevolg inkrimping van het publiek, zou bovendien de meeste produkties onmogelijk maken. Wanneer het publiek weg zou blijven dan is er geen enkel huis meer geinteresseerd nog dure voorstellingen te maken, op enkele rijken na komt toch niemand meer.
Bovendien is de aantrekkingskracht van opera op film niet te vergelijken met avonturenfilms. Zolang de projecties sporadisch zijn vindt men er een publiek voor. Wanneer ze regelmatig worden zijn er nog maar weinig mensen enthousiast. Vergeten we niet dat het publiek bij opera op scherm,een publiek is dat opera als dusdanig reeds kent en dit beschouwt als een aanvulling om te zien wat elders gepresteerd wordt, elders waar men niet steeds naar toe kan om het originele te zien.

Jos Hermans zei

Wim, we hebben deze discussie al eens gevoerd, vrees ik. De kans dat we daar dus gaan uit geraken is dan ook gering maar misschien is het nuttig onze argumenten te ontplooien voor het oog van andere lezers. Hier mijn antwoord in 2 delen.
1. Jij gaat ervan uit dat kunstgenot een verworven recht is, ongeacht zijn kostprijs. Nog een stapje verder en je komt uit bij Karl Marx . Wees gerust, je bent niet de enige die zo denkt. Gerard Mortier verdedigde zijn broodnodige operasubsidies altijd met de stelling dat in de jaren voor de Franse revolutie kunst een zaak was van de vorsten. Na de Revolutie neemt het volk die verantwoordelijk over en vervangt het mecenaat door subsidies. Ik vind dat een sofisme van formaat. Het vertrekt immers van het standpunt dat kunst een verworven recht is voor het volk. Ik ben het daar niet mee eens. Ik wil niet dat een arbeider die aan de band staat bij Opel en die in opera niet geïnteresseerd is, meebetaalt aan mijn operaticket. In dit concrete geval van Covent Garden ga je zelfs zover te zeggen dat het immoreel is dat de Britse belastingbetaler niet meebetaalt voor jouw operaticket. Daar sta ik perplex van. Als alle arbeiders van Opel operaliefhebbers waren dan zouden we een andere discussie hebben maar het treurige feit doet zich voor dat de categorie van de ongeinteresseerden de overgrote meerderheid uitmaakt waardoor opera de facto een elitaire kunstvorm wordt. En dus stelt zich de onvermijdelijke vraag: waarom moet de massa betalen voor het kunstgenot van enkelen? Dat moet iemand mij toch eens uitleggen. Als ik een schilderij van Luc Tuymans wil kopen vraag ik toch ook geen 66% subsidie aan de overheid om dat werk te kunnen verwerven. Iets gelijkaardigs gebeurt nochtans dagelijks in de opera. En uitsluitend in de opera. Wanneer ik een voorstelling meemaak in het gesproken theater moet ik zelden meer dan 20 euro betalen, nochtans kom ik daar vaak in de licht geëxalteerde toestand buiten die ik bewust nastreef en heb ik altijd het gevoel dat ik te weinig heb betaald. Met andere woorden: opera als oneigentijdse kunstvorm heeft een probleem en zal creatieve oplossingen als de mijne nodig hebben om te overleven. Ik denk niet dat men het subsidiebeleid zoals dat momenteel op vele plaatsen in Europa gevoerd wordt zal kunnen blijven volhouden temeer daar de opera zich niet vernieuwt en dus elke dag steeds musealer wordt.
Wij zijn allemaal solidair wanneer het gaat om de financiering van collectieve voorzieningen, een nieuwe brug of de aanleg van een autostrade, ook al rijden we niet met de wagen. Maar de meeste mensen rijden wel degelijk met de wagen zodat solidariteit op dit punt best verdedigbaar is. In opera is de situatie geheel omgekeerd en dat stemt tot nadenken en vraagt creatievere oplossingen dan belastinggeld doneren aan de producenten. De subsidies worden bovendien aangewend om stukken in leven te houden die dat niet verdienen. Ook dat zal de opera vroeg of laat zuur opbreken.
De rol van de overheid moet erin bestaan om cultuurparticipatie te bevorderen en zijn burgers in contact te brengen met de canon van de “hoge” kunst. Daarin moeten we wèl solidair zijn. Uitgerekend dat doet de overheid niet. Ik hoef maar terug te blikken op mijn schooltijd. Ik vraag mij af hoeveel impulsen jongeren vandaag in het onderwijs krijgen om in cultuur te participeren. Op dat punt doet de overheid niets. De reden? We hebben altijd paljassen als minister van cultuur.

Jos Hermans zei

2. Ik hou geen pleidooi voor sponsoring. Sponsoring kan gaten opvullen en het kostenplaatje verzachten maar is, zoals je zegt, onbetrouwbaar en kan geen doel zijn op zich. Ik houd daarentegen een pleidooi voor het alternatief van de bioscoop-opera. Wanneer dat alternatief echter niet voor vol wordt aanzien, zoals door jou, dan stort mijn betoog in mekaar. Ik zal dus even expliciteren waarom ik mij niet benadeeld voel wanneer ik naar de bioscoop moet vluchten om een operavoorstelling te zien.
Ik kan daar talloze concrete voorbeelden van geven maar ik zal mij beperken tot twee. Jaren geleden zag ik Ariadne auf Naxos van Jossi Wieler in Salzburg. Het is een stuk dat een zekere mate van intimiteit nodig heeft, een beetje zoals de Mozart opera’s. In de grote zaal van het Festspielhaus viel het stuk morsdood. Twee weken later was hetzelfde stuk te zien op Arte. Welnu, door de intimiteit die de camera toevoegde kwam het stuk plots tot leven zelfs op mijn kleine televisiescherm. Ander voorbeeld: vorig jaar was Robert Dean Smith te zien als Tristan in Kinepolis. Zijn performance was nagenoeg perfect en hij haalde het einde alsof hij nog over reserve beschikte. Hoe het publiek in de Met dat toen ervaren heeft weet ik niet maar ik was volkomen overtuigd door deze prestatie in de bioscoop. Deborah Voigt zong toen overigens de beste Isolde die ik dat jaar gehoord heb. Toen ik R.D. Smith enkele maanden later in Bayreuth meemaakte in dezelfde rol kon hij mij geen moment boeien : weg was het soevereine geluid van de Kinepolis-Tristan, hier stond een te kleine stem die zich met moeite kon waarmaken in de akoestische parel van Bayreuth. Het zijn twee voorbeelden waarmee ik wil aantonen dat het operatheater niet altijd die ideale plek is waarvoor men het houdt. De bioscoop is dat ook niet maar ze kan allerlei gebreken compenseren die eigen zijn aan het theater. Ik zou ook het proces kunnen maken van onze operatheaters: over de slechte akoestiek van vele zalen, over de akoestische ongelijkwaardigheid van de plaatsen in bijna alle hoefijzervormige theaters, over parasitaire reflecties op de wanden waardoor je een zanger soms dubbel hoort, over orkesten die te luid of te zacht spelen.
Waar het om gaat is de vraag of electronisch gereproduceerd geluid en beeld in staat is om de ervaring van een zingend en acterend persoon en een musicerend orkest tot leven te brengen en het publiek in die geëxalteerde toestand kan brengen die door de componist is bedoeld. De techniek is vandaag zo goed – en ik neem niet mijn eigen voorstellingen tot norm maar wel de HD-transmissies van Kinepolis- dat ik daar onvoorwaardelijk ja moet op antwoorden. Aan iedereen de keuze om dat voor zichzelf uit te maken.
Kinepolis heeft in het begin wat problemen gehad met de klank maar de meeste voorstellingen die ik heb gezien zijn allemaal vlekkeloos verlopen : klank en beeld quasi perfect. Ik kon zelfs mijn glaasje prosecco meenemen in de zaal.
Ik kan ook redenen bedenken waarom een operabelevenis beter kan zijn in de zaal. Die gaan we de komende jaren meer en meer meemaken. Je was niet erg enthousiast over Le Grand Macabre in de Munt. Ik vond het 5 sterren waard. Maar op video zou het niet erg goed overkomen, denk ik. Ook de Ring van Guy Cassiers zal, afgaande op zijn werk in het theater, moeilijk op video kunnen worden vastgelegd. Wat La Fura meestal doet is de locatie zelf in de scenografie betrekken en de voorstelling injecteren met een shot multimedia. Dat is werken aan de toekomst van opera in het theater. 95% van het repertoire is echter van zo’n scenografische eenvoud dat het perfect kan worden ingeblikt en in de cinemazalen gebracht zonder verlies aan artistieke kwaliteit. Hoe meer opera’s op die manier naar de cinema migreren hoe groter de druk zal worden op onze operatheaters om opera te maken in navolging van de 2 geciteerde voorbeelden.

Jos Hermans zei

3. Wat het succes van Kinepolis aangaat, daar vergis je je in. Ik heb de publieke belangstelling gestaag zien groeien en mondiaal zitten de voorstellingen in de lift. Ik verwacht niet dat dit gaat stoppen. Integendeel, ik wacht op het ogenblik dat de belangrijkste premières van de belangrijkste operahuizen uit de hele wereld in mijn lokale bioscoop te zien zullen zijn. Dat zou pas een boost in het verbredings en democratiseringsproces van de elitaire kunstvorm opera betekenen.

Ik ben niet voor een onmiddellijke afschaffing van de subsidies aan onze operatheaters. Je zou onze intendanten nogal horen steigeren. Men zou mijn voorstel geleidelijk en oordeelkundig kunnen invoeren. Ik heb mijn voorbeeld natuurlijk goed gekozen om deze steen in de kikkerpoel te gooien. De voorstelling van “Tristan und Isolde” zal in Covent Garden op enkele dagen tijd uitverkocht zijn. Er kan hier geen sprake zijn van een lege zaal of van een inperking van artistieke vrijheid. Het is in deze omstandigheden dat het door mij omschreven alternatief moet worden uitgeprobeerd. Het is een schande als het niet zou gebeuren.
Voor wie het zich afvraagt: ik heb vandaag geen bolletje rood gemaakt op lijst 11.