dinsdag 8 december 2009

Opgelet! Hollanders in de zaal

René Hooyberghs stuurde het volgende grappige stukje in naar aanleiding van het Wagnerconcert van het Radio Philharmonisch Orkest in De Singel van afgelopen donderdag.

Nergens kopert het koper zo feestelijk als bij het RPO. Zij zetten zich en de vreugde om dit jaarlijkse bezoek uit Rotterdam begint nog voor er één noot geklonken heeft. Ontspannen, als Real Madrid dat een benefietwedstrijd komt spelen bij Oude Godsport, zeg maar, ze hoeven niet eens arrogant te doen. Dit keer hadden ze Christoph Meier meegebracht om wat te dirigeren, en Mihoko Fujimura om wat te zingen, maar ach, wie hen zo ziet zitten weet dat zij de èchte vedetten zijn, dat rustige zelfvertrouwen, dat gebeeldhouwde Hollands-zijn. En ze noemen zich ook nog schaamteloos Philharmonie, niks geen deFilharmonie, zoals dat modieus schijnt te horen, in deSingel.
Van al wie daar zo zit of staat, klaar om te beginnen, is één man mijn absolute favoriet. Hij hoort bij het slagwerk, en zijn naam is dus Huub Righarts, of Ronald Ent, of Martin Baai, zo staat hier in het programmaboekje. ’t Zal wel Huub zijn, zo te zien. Twee meter hoog, en omvangrijk bovendien, van het soort dat bij het rechtstaan uit zijn stoel eerst zijn broek over zijn buik moet trekken, en dat ook ritueel volbrengt, als zaten we er op te wachten – en dat doen we ook. Je ziet hem zo staan, na de repetitie in z’n stamcafé aan de Rotterdamse Maas, ‘nog één keer vol, Joop’, en dan drinkt hij zijn laatste neutje alvorens kaarsrecht en ongenaakbaar naar huis te schrijden. Altijd puik uitgedost ook, je treft zijn corpulente soort alleen in Holland aan, meestal zijn ze garçon in de betere niet-trendy restaurants, ober heten ze daar. Ze zetten je bord zachtjes voor je neer, ‘kijkt u even’ zeggen ze bemoedigend, maar je mag er gerust van eten. Zijn kale kop blinkt als de tuba net voor hem, hij draagt natuurlijk zo’n hoornen bril met ronde glazen, en zijn kaalheid is perfect omlijst door de uitstaande Einsteinlokken boven de oren. Hij beroert statig de triangel, zo nu en dan.

Een woordje over Wagner, die rockartiest uit de negentiende eeuw? Wel ja, omdat het de Wesendonck Lieder en de Siegfried Idyll zijn die hier vertolkt worden, en om aan te tonen dat niet alleen Mick Jagger of Robbie Williams wispelturige minnaars zijn, dat concept bestaat al langer. Mevrouw Wesendonck was de echtgenote van Otto Wesendonck, een rijke handelaar uit Zürich. Richard Wagner had zich in Dresden, waar hij kapelmeester was, nogal politiek incorrect gedragen aan het hof van zijn patron, Friedrich August II en had in 1849, in plaats van zijn arrestatie af te wachten, samen met zijn vrouw Minna de biezen genomen naar Zwitserland. Daar vond hij in Otto Wesendonck een nieuwe sponsor, en in diens vrouw Mathilde op zijn minst een ruime bron van inspiratie, om het maar eens politiek correct uit te drukken. Wederzijdse inspiratie, want Mathilde sloeg aan het dichten, terwijl Richard verwoed aan Die Walküre zat te solsleutelen en over Tristan und Isolde zat te broeden. Het moet gezegd dat haar gedichten op zich nauwelijks leesbaar zijn (er staan verzen in als ‘Und wie froh die Sonne scheidet von des Tages leerem Schein, hüllet der, der wahrhaft leidet, sich in Schweigens Dunkel ein’, en nog erger). Gelukkig was Richard beter in vorm, en wat hij bij de tekstjes van Mathilde bedacht waren schetsen voor wat later tot Tristan und Isolde zou leiden. In 1858 was hij met de Lieder voor Mathilde klaar, en met Mathilde ook, want Minna had lucht van de affaire gekregen en Richard werd tot de orde geroepen. En vertrok naar Venetië, en later naar Parijs, maar dat werd een commercieel fiasco.
Pas veel later, in 1864, kwam er terug licht in de zaak. Ludwig II was nu (op achttienjarige leeftijd) koning van Beieren geworden, en hij was een Wagnerfan. Richard’s huwelijk met Minna was intussen op de klippen gelopen. Dank zij Ludwig II kwam er in 1865 nog eens een voorstelling van Tristan und Isolde tot stand, vijftien jaar na de première. De dirigent was Hans von Bülow, de echtgenoot van Cosima Liszt, de dochter van Richard’s vriend Franz. Cosima’s dochtertje (Isolde!) was de dochter van Richard, niet die van Hans von Bülow – dat waren nog eens tijden! Maar geen bezwaar, Cosima en de vierentwintig jaar oudere Richard losten het geval op door er samen uit te muizen, naar een stulpje in Tribschen aan het meer van Lüzern, dat hen door Ludwig II ter beschikking werd gesteld, zoals dat heette. Daar ontstond in 1870 de Siegfried Idyll als verjaardagsgeschenk voor Cosima, Richard liet het op haar verjaardag door een kamerorkest voor de slaapkamerdeur spelen, ha, de romantiek! The bold and the beautiful! Het werk heette dan ook oorspronkelijk de Tribschen Idyll, maar commercieel bleek Siegfried Idyll uiteindelijk een meer geschikte naam.

En nu terug naar het RPO en deSingel, want er viel wat te beleven daar. Eerst de ouverture van Tannhäuser: één vlaag van sprookjesachtige maar allerminst zoeterige romantiek waarbij de strijkers als één enkel instrument klinken in de golvende opening, en de blazers in het middenstuk als een orkaan te keer gaan, trombonen en tuba toeterden zowat het toupet van de man voor me van zijn kop. En dan, alsof de zon opkomt, verheft zich Huub, en maakt zich statig klaar voor zijn interventie: welgeteld twee minuten later tikt hij de triangel aan, kijkt strak naar Christoph Meier alsof hij van hem persoonlijk applaus verwacht, zet zich weer op zijn stoel, en wacht met tevreden gesloten ogen het einde van de ouverture af.

Mezzosopraan Mihoko Fujimura verschijnt en zingt, in zowaar verstaanbaar Duits, de Wesendonck Lieder. In het eerste lied, Der Engel (het eindigt met ‘Ja, es stieg auch mir ein Engel nieder, und auf leuchtendem Gefieder führt er, ferne jedem Schmerz, meinen Geist nur himmelwärts’ – het rijmt, zal Richard gedacht hebben, ik zal er maar een liedje bij schrijven, dan is ze content) heeft Fujimura duidelijk last om alle lettergrepen binnen de melodie te wringen, maar éénmaal opgewarmd gaat het vanaf het tweede lied vanzelf, prachtig is het, als je je maar niet op de tekst focust, maar wie doet nu zoiets bij zo’n muziek. Trouwens, eerlijkheidshalve dient gezegd dat Fujimura moest invallen voor Ekaterina Gubanova.

Na de pauze de Siegfried Idyll, een ode aan de stilte nà de storm, puur huiselijk geluk, in de stijl van Neil Young’s ‘our house is a very very very fine house, with two cats in the yard, life used to be so hard, now everything is easy ‘cause of you’, we zitten inderdaad wel in de karamellenverzen vandaag. Maar weer eens, wat een muziek, wat een uitvoering. Je hoort zo de kouwe blote voetjes van Cosima Liszt over het nog bedauwde gras voor de villa aan het meer van Lüzern trippelen, om Richard (die een pijpje staat te roken terwijl hij naar de optrekkende nevelen kijkt) te melden ‘Richard, deine Eier sind fertig’. ‘Ich komme sofort’ zegt hij, en hij komt. Hier en daar kan Wagner het niet laten in de melodie toch wat naderend onheil in te bouwen, maar dan staat Huub weer recht, hij heeft de triangel weggelegd en laat de klokken luiden nu. En je ziet in de verte wat eerst een donkere wolk leek zich transformeren in een kudde wollige schaapjes. Feest!

Henk de Vlieger ‘arrangeerde’ Wagner’s opera Parsifal voor orkest, samengebald in dertig minuten. Een risicovolle onderneming, die al gauw zou kunnen ontaarden in een soort André Rieu-achtige situatie. Niets daarvan, het blijft een muzikaal verhaal van uitzonderlijke eenheid, met uiterst respect voor Wagner, die er ongeschonden uitkomt, het “leidmotiv” intact. Mihoko Fujimura kan zich nu helemaal perfect laten gelden, ze mag er zijn. En zo beëindigt het RPO met de laatste uitstervende noten van Parsifal’s Nachspiel op fluwelen voetjes een droomavond. Wellicht komen ze volgend jaar weer terug, rond deze tijd. Doe ze nog één keer vol, Joop, en doe er voor Huub ook nog eentje.

Rotterdams Philharmonisch Orkest
Muzikale leiding: Christoph Meier
Mezzosopraan: Mihoko Fujimora

Richard Wagner:
Ouverture Tannhäuser
Wesendonck Lieder
Siegfried Idyll
Symfonische suite uit Parsifal van H. de Vlieger.
(deSingel, Antwerpen, 3 december 2009).

René Hooyberghs

1 opmerking:

Henk de Vlieger zei

Ik bezocht het concert van het RPhO in Rotterdam, daags na het concert in Antwerpen. Met enige nieuwsgierigheid, want werd nu mijn Parsifalbewerking uitgevoerd, zoals in Antwerpen aangekondigd, of toch een andere? Want de Rotterdamse aankondigingen vermeldden helemaal geen bewerker. Welnu, het bleek de bewerking van Erich Leinsdorf te zijn, met wat weglatingen en toevoegingen (zoals het vocale gedeelte) door dirigent Christoph Meier. Alleszins de moeite waard, maar totaal verschillend van mijn arrangement. Dank voor de lof die mij in Antwerpen werd toegezwaaid, maar die komt dus vooral toe aan de heer Leinsdorf. Wie kennis wil maken met mijn bewerking "Parsifal, an orchestral quest'" krijgt volgend jaar de kans in Dortmund of in Gelderland. Ook verschijnt binnenkort bij Chandos een cd van deze bewerking, gedirigeerd door Neeme Jarvi.

Henk de Vlieger