zondag 8 juli 2012

Afscheid van Gerrit Komrij


"Mijn grootste drijfveer voor het schrijven is altijd ergernis geweest", zei Gerrit Komrij wel eens. Ergernis als brandstof voor kunstkritiek, veel mensen begrijpen dat niet maar voor mij is het de evidentie zelf. Alleen daardoor al was hij een man naar mijn hart. Het maakte van hem een vlijmscherp polemist, één die zich, zoals in "Kunstwonderen" bijvoorbeeld, vrolijk kon maken over de uitwassen van de opgeblazen kunstkritiek, de van de mensen losgeraakte museumwereld en de overspannen kunstmarkt.

Komrij was ook Wagner niet ongenegen. Ter afscheid presenteer ik hier graag een kleine bloemlezing uit zijn boekje "Wagner in Ik", waarvoor ik als titel net zo goed "De Wagner boycot in Israel (6)" had kunnen verzinnen:

"De oorlog was er en zou nooit meer weggaan. Ze zou iedere stap begeleiden die ik zou zetten en iedere richting bepalen die ik uit kon gaan. De neteligste vraagstukken zou ze overschaduwen en bij de geringste conflicten zou ze meeklinken. De andere enterhaak was Wagner. Die had zich op een heel andere manier en veel geleidelijker in me vastgehecht, maar even bepalend voor alles wat ik verder zou denken, wilde denken of juist niet wilde denken. Ook Wagner zou voorgoed blijven, een wond, een litteken, een moedervlek, niet de Wagner van de muziek, de Wagner van de ouvertures en aria's, maar Wagner als de constructeur van dilemma's, de aandrager van paradoxen, het smeltpunt waarin al mijn morele, artisitieke en anderszins tobberige problemen samenkwamen. Niet omdat Wagner een oplossing bood, maar omdat Wagner de problemen zo energiek overeind hield."

"Ik ben waarschijnlijk niet de eerste en zal niet de laatste zijn voor wie Wagner en de mythe Wagner cruciaal waren. Wat mijn interessen gaande hield, als een fixatie zonder fixatie, was het grote aantal Wagners, wat me vormde is het veelkoppige orkest dat we Wagner noemen. Geen andere gestalte wist op de terreinen waarvoor ik gevoelig was of meende gevoelig te zijn zoveel brandstof aan te dragen."

"Hoe meer ik de naam probeerde te doorgronden hoe groter het raadsel van de naam werd. Er had vast en zeker ooit een echte Wagner op aarde gewandeld maar de Wagner die ik probeerde te identificeren was al op het moment van de identificatie de som van de beelden die talrijke andere mensen van hem hadden gevormd, en van reacties op die beelden - je wist nooit of iemand het over de Wagner van de één had of over de Wagner van de ander. Korst op korst op korst, een kettingreactie waarin leugens opbloeiden die vanzelf weer waarheden werden. Wagner had dingen gezegd die hij niet alleen nooit gezegd had maar menselijkerwijs ook nooit had kunnen zeggen, hij koesterde gedachten van anderen, hij had mensen ontmoet die nog geboren moesten worden en voorwerpen gehanteerd die nog moesten worden uitgevonden. Ik begreep al snel dat hij vrijelijk kon worden misbruikt en op willekeurige gronden kon worden afgewezen, het deed er niet toe, Wagner was nu eenmaal degene voor wie hij werd gehouden en allemaal hadden ze permissie om de Wagner van hun keuze te beminnen of te haten."

"Het kwam me perfect aanvaardbaar voor dat Wagner heel slecht en heel goed tegelijk was. Onder het gesternte van Wagner raakten tegenstellingen als subjectiviteit en objectiviteit, werkelijkheid en leugen, goed en kwaad hun betekenis kwijt, het mijnenveld werd je definitieve verblijf, en ik moet eindelijk een begin maken, een willekeurig begin, met het in kaart brengen van het mijnenveld dat ik dankzij Wagner heb leren liefhebben."

"Het stond vast dat Wagner had meegewerkt aan de vernietiging, dat Wagner de voorbode was geweest van alle ondergangsprofeten en alle bewerkstelligers van de ondergang, dat hij als boezemvriend had gefunctioneerd van de duivel met de voorovervallende lok en de vierkante snor, dat hij de voorzanger en dirigent was van de zwarte massa's, al dit wasemde Wagner niet alleen uit, het stond met vurige letters op zijn voorhoofd geschreven, al dit werd door de overlevenden van Wagner en de oorlog niet zomaar ingefluisterd, het bliksemde uit hun rechtvaardige wijsvinger, in één gebaar gericht op Dachau en Bayreuth, twee namen voor hetzelfde malheur."

"Alle smetten bij elkaar brachten de jongen deze simpele jongenswaarheden bij, soepel en automatisch: dat wie eenmaal fout was altijd fout zou blijven en feitelijk alleen maar fouter kon worden en, ten tweede, dat oordelen over iemands al of niet foute houding nooit op eigen onderzoek of kennis waren gebaseerd maar klakkeloos werden overgenomen en van de een op de ander doorgegeven. Wie met pek omgaat raakt met pek besmet, luidde een andere kinderwijsheid, en vertel me wie uw vrienden zijn en ik vertel u wie u bent."

"Het verschrikkelijke van eenvoudige waarheden is niet dat ze waar maar dat ze eenvoudig zijn. Terwijl de Wagner die ik tegenkwam zwarter en zwarter werd begon er bij de jongen van vroeger een lichtje te dagen. 't Was aanvankelijk een geringe argwaan, maar het ontpopte zich tot een vraag die allengs stelliger en stelliger werd, van een schoorvoetende vraag tot een vraag met vijf uitroeptekens: hoe kan iemand een misdaad plegen als hij al hoog en breed dood is, hoe kan niemand verantwoordelijk worden gesteld voor een pest waaraan hij part noch deel heeft, hoe wordt iemand fout met terugwerkende kracht? Het was Wagner en alleen Wagner die hem deze eerste blik vergunde op de duizelingwekkende en toch zo voor de hand liggende uitgestrektheden van het dilemma van goed en fout, het was Wagner die het begin van een vermoeden wekte dat het goede en het kwade niet noodzakelijkerwijze tegengestelde begrippen hoefden te zijn, dat ze elkaar niet uitsloten, en de Wagner die hem dat bijbracht was evengoed een Wagner die allang dood was."

"Moest Wagner per se goed zijn? Waarom zou iemand goed moeten zijn? Wat is er, behalve het kwaad dat men het kwaad toedicht, intrinsiek kwaad aan het kwaad? En het werd ten zeerste avond en het schemerde ten diepste toen als schrikgedaante de vraag verrees: kan muziek fout zijn? Misschien kunnen we een moordenaar fout noemen, een dief, een mand die knollen voor citroenen verkoopt, maar wat in vredesnaam betekent foute muziek? Kunnen notenbalken vermoorden, klanken oplichten, harmonieën iemand op slechte gedachten brengen? Kan een gedicht martelen? Kunnen schilderijen, louter door te bestaan, de veroorzakers worden van kettingbotsingen?"

"Er is werkelijk alles aan gedaan om de waardering voor de muziek van Wagner omlaag te halen en ongedaan te maken, door zeloten, vadermoordenaars en wereldrampen, en zelfs door verstandige lieden, maar de muziek werd na elke aanval alleen maar groter. Het probleem dat met Wagner begint eindigt ook met Wagner. Bewonderaars en vijanden, apostelen en verguizers, niets met mate. Wanneer kan iemand letterlijk doodgeknuffeld heten? Hoevaal aanvallen moeten er nog komen voor de fatale aanval aan de beurt is? Puriteinen verweten Wagner zijn pessimisme en erotische losbandigheid, klassiek geschoolde muziekcritici zijn nieuwe klanken, nationaal-socialisten omhelsden hem vanwege de vermeende Duitse huiselijkheid en het luide gebrul. De dood van Wagners muziek zal niet door de aanvallen en omhelzingen worden veroorzaakt maar door een vermoeidheid van binnenuit, een vermoeidheid die net als zijn muziek met de herhaling en de terugkeer van alles te maken heeft, met de tijd, met onze net niet eeuwige eeuwigheid, een oneindigheid die nog op het nippertje haar eigen eindigheid zal meemaken, om vervolgens leeg te lopen en plaats te maken voor niets."

Geen opmerkingen: