zaterdag 11 mei 2013

Parsifal in Stuttgart


DAS LICHT AM ENDE KOMMT AUS UNS SELBST

Jarenlang was de Staatsopera van Stuttgart het laboratorium van Wieland Wagner. Het Württembergse operahuis hield er de fraaie bijnaam “Winter-Bayreuth” aan over. Die focus op het experimentele probeert het tot op vandaag trouw te blijven, zij het nu al enkele decennia in dienst van het Duitse Regietheater en dat met zeer wisselende resultaten, om het met een eufemisme te zeggen. Terwijl Wieland Wagner een stuk als Parsifal nog naar de geest van Wagner ensceneerde (en zoals ik het hier neerschrijf lijkt het wel ouderwets!) heeft de Catalaanse schandaalregisseur Calixto Bieito ook deze brug volledig opgeblazen. Het zal niemand verbazen dat zijn Parsifal, die hier in april 2010 haar première beleefde, van het Weihfestspiel geen spaander over laat. Daarin is hij niet bijster origineel maar Bieito gaat daarin veel verder dan alle anderen. En hoezeer de vervreemding ook toeslaat, zijn sarcastisch visioen van de apocalyps, vervuld van geweld en religieus fanatisme is opzienbarend én entertainend. Laten we zeggen dat deze Parsifal in feite een co-productie is van de componist en de regisseur.

Regisseurs die Parsifal niet vertrouwen proberen het stuk steevast in een dialectisch spanningsveld te wurmen door er de bekende kritiek van Nietzsche bij te sleuren. Zonder ook maar één enkele keer naar de filosoof te refereren heeft Bieito misschien wel de meest Nietzscheaanse interpretatie afgeleverd die maar denkbaar is. Immers, het nihilisme als ultieme consequentie van “God is dood” is zelden op zo’n tastbare manier op de planken gebracht. “Das Licht am Ende kommt aus uns selbst”, zegt Bieito en hij bekent zich verder te hebben laten inspireren door Anselm Kiefer en Cormack McCarthy’s roman “The Road”, u wellicht beter bekend van de gelijknamige film van John Hillcoat.

Eén en ander vinden we reeds bondig samengevat in de prelude. Het scènebeeld wordt beheerst door een aan flarden gebombardeerde betonnen brug en een grillige matrix van verkoolde boomstammen. In de grijsgroene mist ontwaren we de survivers van de apocalyps, uitgerust met gasmaskers en knuppels, als verpauperde daklozen bezig met het naakte overleven. Eén van hen zal urenlang, bedreigend en dolkomisch tegelijk, een bijl rondzwaaien als in een slasher movie. Vervolgens maakt Bieito zijn punt : minutenlang laat hij een hoogzwangere naakte vrouw rondwaren tussen het kreupelhout van deze macabere scene, als een hinde in het bos, onbewust van onze blikken en immuun voor de gevaren die haar omringen. Het is een beeld dat Wagner, geobsedeerd door het “reinmenschliche”, had kunnen bekoren en dat vier uur later zal reïncarneren in het slotbeeld van de eveneens hoogzwangere Kundry. Op dat ogenblik heeft Bieito vier uur lang de vloer aangeveegd met alle bekende uitingen van religieuze dweepzucht. Het enige antwoord op al deze vormen van spirituele oplichterij, Wagner incluis, is de liefde, zo Bieito : “Ich dachte, dass das Stück die Möglichkeit bietet, über die heutige Krise der Religionen zu sprechen. Der fehlende Respekt der Menschen untereinander beunruhigt mich, auch der Fanatismus mancher Teile einiger Religionen. Das Stück spiegelt meine Emotionen wieder. Auf jeden Fall versucht Wagner eine religiöse Musik zu erschaffen. Seine Musik hat eine Architektur, wie eine Art Kathedrale. Ich glaube, Wagners Religion war seine Musik, er baute eine Kirche für seine Kunst.” Kortom, Bieito weet het wel maar voelt zich niet geroepen tot de dienende rol als lakei van Wagner.

In de Frankfurter Rundschau bekende Bieito als jongeling sexueel misbruikt te zijn geweest door de Jezuiten. Het onderdrukken van de geslachtsdrift leidt tot geweld, zo meent hij. Dat zal je mij niet horen tegenspreken en in Parsifal is het thema zeker aan de orde. In Stuttgart presenteert hij de rekening: pastoor Gurnemanz is niet schuw van enig geweld. Tijdens de prelude tot het derde bedrijf zal hij zichzelf tot bloedens toe kastijden met een boetegordel. Tijdens zijn lange monoloog, terwijl hij Klingsors duistere praktijken in herinnering brengt, zal hij een engelachtig jongetje van 10 uit de kleren helpen en bewerken met zijn boetegordel tot hij er voor dood bij gaat liggen. Zijn boodschap verkondigt hij graag met een pistool in de aanslag en geestverruimende middelen weet hij altijd op een geschikt moment boven te halen. Bijvoorbeeld wanneer hij “Zum Raum wird hier die Zeit” moet zingen en Parsifal hallucinogene pillen in de hand drukt. Die maakt de graalsonthulling mee als een LSD-trip.

De Graal zelf is een grote plastieken zak gevuld met devotionalia behorende tot alle grote godsdiensten: Mariabeelden, kelken, amuletten, gebedsmolens, kandelaars, buddhabeelden, orthodoxe kruisen. Rijkhalzend kijkt de gemeenschap ernaar uit maar weet er zich geen raad mee en verliest dan al snel zijn belangstelling.

Parsifal is een ongeleid projectiel, een hooligan. Hij maakt geen spirituele evolutie door maar wordt, getuige de sardonische grijns op zijn gelaat, al snel streetwise en opportunistisch genoeg om zich tot verlosser te laten kronen. Gurnemanz laat hem al snel geloven dat hij een held zou kunnen zijn en drukt hem aan het einde van het eerste bedrijf een gloeiend ijzer op de borst. Later zullen we zien dat hij met “Erlösung” werd gebrandmerkt. Klingsor spiest hij aan zijn speer -een betonijzer- en Amfortas zal hij later op dezelfde manier uit zijn lijden verlossen. Koning, messias of heiland word je niet zomaar zonder geweld te gebruiken, lijkt Bieito te zeggen. In het derde bedrijf stapt hij in een soepjurk en laat hij zich het harnas van een tempelridder aanmeten. Kundry zalft zijn voeten met slaolie en versiert hem met de devotionalia uit de Graal. Daaronder ook een kleine buste van Wagner. “Ich bin’s der all dies Elend schuf” zingt hij terwijl hij Wagner recht in de ogen kijkt. Ook Wagner wordt door Bieto genadeloos afgevoerd naar het kerkhof van de religieuze dwalingen.

Klingsor maakt zijn entree met een vlammenwerper. Het klinkt indrukwekkender dan het is. Zijn tovertuin is een oord van sexuele repressie. Hij mag dan gecastreerd zijn, zijn relatie met de bloemenmeisjes, verpakt in cellofaanfolie en voorzien van blutsen builen, is sexueel getint. Je neemt het hem niet kwalijk als hij al eens naar het kruis grijpt van zijn boxershort.

Amfortas vertoont geen wonde. Die zit immers in zijn hoofd, zegt Bieito. Titurel, aanvankelijk nog een soort maffiabaas, verliest zich gaandeweg in waanzin. Spiernaakt deelt hij bloemen uit waarna hij tijdens de tweede transformatiescène door zijn handlagers doodgeknuppeld wordt in zijn zinken badkuip.

Kundry is de meest menselijk figuur en speelt ook hier verschillende rollen. Zij is tegelijk moeder, madonna en geliefde. Wie haar bezwangerde tussen het tweede en het derde bedrijf is niet duidelijk. Parsifal nam tenslotte de benen. Tijdens de slotmaten staart ze ons aan en voedert zichzelf en het ongeborene met eieren uit een conservenblik. De ervaring als alleenstaande moeder staat voor de deur. Dan valt het doek.

Stuttgart beschikt over een bijzonder fraaie akoestiek. Alle solisten deden er hun voordeel mee en leken daardoor over een zeer goede emissie te beschikken. Leuk om Matthias Hölle nog eens terug te zien. Als Titurel was hij verbazend goed bij stem. Martin Winkler, die de Alberich zal zingen in de Ring in Bayreuth, kon overtuigen met een kernachtige bariton. Andrew Richards had zich volledig geplooid naar de wensen van Bieito en leek zich te amuseren met zijn animaal personage. Christiane Ivens is geen echte dramatische Wagnersopraan. Toch stelde haar immer fraaie voordracht zelden teleur. Levente Molnar maakte van Amfortas een wat bleke figuur maar kon in zijn grote solomoment van het eerste bedrijf ook behoorlijk dramatisch uitpakken. Attila Jun blijft mijn favoriete Koreaan in het Wagnervak. De stem had een mooie resonante diepte, de frasering was soms een beetje ruw, het vibrato wat overdreven, de dictie zeer aanvaardbaar. Geraakte hij al eens niet over het orkest heen dan kwam dat meer door het luide musiceren van Sylvain Cambreling. Verwacht van Cambreling geen dikke mystieke klanken, geen pathos dat zich schoorvoetend doorheen de partituur ploegt. De tempi werden erg vlot genomen, de dynamiek viel eerder op in luide zin, zeker in de transformatiescènes. Hier was alles te horen wat de voorstelling in Keulen ontbeerde. Het musiceren van het orkest viel mij op als een beetje ruw, het ging ten koste van kleur en klankschoonheid maar was wel geheel in overeenstemming met de scène. Het koor presteerde voortreffelijk.

Parsifal opvoeren naar de geest van Wagner betekent Wagners poging tot kunstreligie respecteren. Wagners spiritualiteit in Parsifal mag dan fundamenteel christelijk van aard zijn, het is een christendom dat verlicht is door het boeddhisme, een christendom dat zich bevrijd heeft van zijn grootste dwaasheid – het dogmatisme van het instituut Rome. De dagboekaantekeningen van Cosima Wagner laten daar geen twijfel over bestaan. Een knieval voor het christelijke kruis, zoals Nietzsche ons wil doen geloven, is dat zeker niet. Toegegeven, in de seculiere wereld van vandaag is het geen eenvoudige evenwichtsoefening.

Als deze productie mij een ding geleerd heeft dan wel dat het zinloos is om de intenties van de componist te negeren. Stilaan heb ik het opgegeven om te geloven dat het anders kan. De vrijheden die men zich in het gesproken theater veroorlooft werken niet in de opera. Hoe entertainend deze voorstelling ook was ze was nooit echt ontroerend, noch echt opwindend, ze leverde geen echte transcendente momenten op. Theaterregisseurs moeten beseffen dat de muzikale dramaturgie die in de partituur ligt opgeslagen zodanig dwingend is dat ze niet kan worden genegeerd.

TIP : Ga zeker kijken naar Bieto’s “Lady Macbeth” in de Vlaamse Opera. De regisseur zal er zijn onmiskenbaar talent opnieuw ten dienste stellen van zijn obsessie met sex en geweld. De componist zal er ditmaal niet onder hoeven te lijden.

Geen opmerkingen: