vrijdag 8 januari 2016

Afscheid van Pierre Boulez


Pierre Boulez, Gwyneth Jones, René Kollo, Patrice Chéreau in Bayreuth anno 1976

LA CREATION N'EXISTE QUE DANS L'IMPREVU RENDU NECESSAIRE

"Durf, innovatie en creativiteit, dat is wat Pierre Boulez betekende voor de wereld van de Franse muziek", aldus een tweet van de Franse premier Manuel Valls. Dat dit uitgerekend drie kwaliteiten zijn die op het hoogste politieke echelon van de republiek totaal ontbreken, zal allicht geen toeval zijn. Of hoe de politiek zich steeds maar weer bedient van de kunst om zichzelf een net pak aan te meten.

Een wild om zich heen schoppende Pierre Boulez had in de zestiger jaren nog luidkeels geroepen dat het opblazen van alle operahuizen de meest elegante oplossing zou zijn om “het probleem opera” uit de wereld te helpen. Maar Boulez werd behalve de tolk en de voortrekker van de Franse avant-garde ook een indrukwekkend icoon van de muziekwereld: de glamour-boy van het modernisme, het monstre sacré van de hedendaagse muziek. De verbale aanvallen tegen het muziekbedrijf die zijn vlegeljaren vergezelden verloren gaandeweg hun scherpte. Timmeren aan de weg deed hij mettertijd van binnenuit. Daarin leek hij op de getemde beeldenstormer Richard Wagner, die van de Zürcher Kunstschriften anno 1850 die zijn revolutie niet langer op de barricaden predikte maar via zijn kunst zelf tot stand wilde brengen. Met het ouder worden ontdekt men zijn territorium en hoort men zich daarop terug te trekken. Wild en onstuimig vat een rivier zijn afdaling aan naar de zee; eens in de nabijheid van de zee wordt hij breder maar heeft hij ook een sterke stroming.

Timmeren aan de weg betekende voor Boulez in de eerste plaats de muziek van de twintigste eeuw op de concertaffiche te brengen : Debussy, Stravinsky, Berg, Webern, Bartok, Messiaen. “De concerten die ik geef zijn meestal rond hedendaagse muziek opgevat. Maar als je hedendaagse muziek brengt dan moet je ook het repertoire brengen; een groot orkest kan niet overleven zonder het repertoire. Daarom moet je een compromis maken, een compromis in de goede betekenis van het woord. Het heeft alles te maken met het publiek: als het publiek het gevoel krijgt dat je àlle stukken kan dirigeren dan zullen ze je blijven volgen vanuit het vertrouwen dat wat je doet niet volkomen absurd is."

Ook in zijn esthetische opvattingen over muziek legde Boulez een heel parcours af. De strenge determinatie-esthetiek van het serialisme uit zijn beginperiode als componist ruimde plaats voor een minder rationeel formalisme waarin intuïtie een grotere rol ging spelen. “Het belangrijkste in de muziek is het evenwicht tussen structuur en intuïtie. Alleen maar structuur is oninteressant, is academisch. Alleen maar intuïtie is niet voldoende. Dat kan weliswaar een schok veroorzaken maar deze houdt geen stand na meermaals beluisteren omdat de structuur ontoereikend is. Daarom fascineert mij de balans tussen berekening en intuïtie”, zo verklaarde hij aan Fono Forum.

Weinigen zullen beseffen dat Boulez aan de basis ligt van het Vlaams Wagner Genootschap. Toen wij destijds, een kleine 20 jaar geleden, een Belgische Wagnervereniging op de sporen trachtten te zetten gingen onze meetings zelden over datgene wat ons verbond maar bijna altijd over de onoverbrugbare culturele verschillen tussen Vlamingen en Franstaligen. Wie niet begrijpt waar ik het nu over heb heeft deze week waarschijnlijk niet met de trein gereisd. De toenmalige voorzitter van de Franstaligen blokkeerde de samenwerking meteen met allerlei soorten veto's: om Wolfgang Wagner niet te choqueren mochten geen artikels verschijnen over de onzalige verbinding tussen Wagner en de grote roerganger van het nationaalsocialisme. Nog vreemder was het taboe t.a.v. de eeuwfeestring van Patrice Chéreau en Pierre Boulez. De voorzitter, die een trouwe bezoeker was van Bayreuth, had in de zomer van 1976 immers nog fluitjes helpen ronddelen om de voorstellingen te verstoren, een rebelse aktie waar hij 20 jaar later nog altijd fier op bleek te zijn. "Boulez a dégermanisé la musique de Wagner" zei hij dan en keek daarbij veelbetekenend alsof de geest van Hans Knappertsbusch zo meteen zou verschijnen. Merkwaardig toch dat uitgerekend Franstaligen geen aanleg bleken te hebben voor de Latijnse inslag van de lezing van Boulez en voor zijn klare blik op de noten maar verkozen om te zwelgen in de wollige mystiek van een verouderde traditie en het exotisme van een taal waarvan ze nauwelijks drie woorden begrijpen. Het kwam mij altijd voor als een vorm van zelfhaat. Het zal u niet verbazen dat ik met dergelijke kunstidioten mijn tijd niet wilde verspillen. Zo ontstond het Vlaams Wagner Genootschap. Zowel Boulez als Chéreau zijn sindsdien emblematisch voor de weg die wij willen bewandelen.

Herinnerd aan deze periode verklaarde Boulez aan Fono Forum: “Toen ik destijds in 1966 met Parsifal in Bayreuth ben geweest en vervolgens in 1976 met de Ring, heb ik heftige haatreacties meegemaakt zoals zelden in mijn leven. En wat ik gewild had –in de eerste twee jaren ben ik daar misschien niet helemaal in gelukt, maar het heeft zich naderhand steeds verbeterd, was om de pompeuze rethoriek die men voor Wagner hield, met al zijn dwaze gezwollen crescendi, te elimineren. Men hield dat voor expressie maar het was een valse rethoriek. De miserie met Wagner is dat hij gekneld zat tussen het wezen van een avonturier en een heel reactionaire mens. Het publiek dat Wagner vandaag geniet, is net zo gespleten en verdeeld tussen reactionairen en avonturiers. En ik denk dat dat altijd zo zal blijven. Waar ik altijd op hamer: musici die altijd maar de klassieke en romantische literatuur interpreteren, zeg maar van Mozart tot Bruckner, die denken altijd in categorieën van het verleden. Ze voeden zich niet met de gedachte aan vandaag maar denken steeds aan een mausoleum. Ze ondergaan geen levendige uitwisseling tussen verleden en heden en redeneren zoals in een doodskist. En dat is voor mij ondraaglijk, dan word ik een beetje woest. Toen ik jong was heeft deze wereld mij niet geïnteresseerd maar nu dat ik deze wereld als deel van mijn eigen leven zie, wil ik werkelijk dat er een voortdurende uitwisseling plaats heeft tussen hoe ik Wagner gisteren heb gedirigeerd en hoe ik de partituur vandaag bekijk. Dat is interessant. Wanneer men de partituur alleen bekijkt als een afgesloten doos, vind ik er niets aan.”

Vier jaar later haalde hij in Der Spiegel nog meer zure herinneringen op aan deze tijd : “Het was één van de vreselijkste belevenissen van mijn leven. Deze terreur van het publiek en van het orkest! Ik had in de orkestbak van tijd tot tijd de indruk dat voor en achter mij de hel losbrak. Verschillende muzikanten wilden bewijzen dat ik niet in staat was om de Ring te dirigeren. Daarom speelden zij, weliswaar niet letterlijk vals, maar dan toch niet in overeenstemming met wat ik had verlangd. Reeds de repetities waren een kwelling en als dan bij de première, bij het begin van het derde bedrijf van Götterdämmerung in het auditorium ook nog het koor van de fluitjes inzette, stond ik op het punt om alles daar te smijten. Maar omdat dat precies de reactie geweest zou zijn waar mijn reactionaire tegenstanders op hoopten, ben ik ermee doorgegaan. Dàt plezier heb ik hun niet willen gunnen.”

De laatste keer dat ik Boulez meemaakte, was tijdens de zomer van 2014, tijdens een concert in het kader van het Musica festival in Straatsburg waarbij hij eregast was. Toen was het reeds duidelijk hoezeer zijn ziekte en de tijd hem fysiek hadden ingehaald. Maar toen hij het woord richtte tot het publiek om zijn compositie toe te lichten, verblufte hij iedereen door te spreken met de eloquentie van een dertigjarige. Indrukwekkend. Eén van zijn mooiste quotes was : "la création n'existe que dans l'imprévu rendu nécessaire". Laat iemand dat maar eens beitelen in het graniet van zijn grafsteen in Baden-Baden. Merci pour tout, monsieur Boulez.

Geen opmerkingen: