vrijdag 21 oktober 2016

Tatjana Gürbaca met Der Fliegende Holländer in Antwerpen (***½)

Liene Kinča als Senta, Iain Paterson als de Hollander
© Annemie Augustijns

DANSEN OP DE RAND VAN EEN VULKAAN

Wanneer Wagner op 7 april 1842, na drie desastreuze jaren van gefnuikte ambities in Parijs zijn koffers pakt om naar Duitsland terug te keren dan heeft hij, voor zijn overlevingskansen als kunstenaar, twee cruciale contracten op zak : Rienzi in Dresden en Der Fliegende Holländer in Berlijn. Allemaal te danken aan die goede oude Meyerbeer! Wagner is inmiddels al 29 en in de operawereld nog steeds een nobody. Hij weet nog niet dat de Berlijnse productie zal worden geannuleerd en zo zal het Rienzi worden die zijn internationale carrière zal lanceren. Door het succes van Rienzi zal vervolgens ook Der Fliegende Holländer in Dresden het licht zien. Zonder veel succes overigens en Wagner zal moeten wachten tot het daaropvolgende jaar alvorens hij, glimmend van trots, aan zijn vrouw Minna zal kunnen berichten : "Als ich endlich mit den Sängern erschien, denke ich, das Haus bricht zusammen"

Zijn leven lang zal hij de behoefte voelen om Der Fliegende Holländer te reviseren. Wat hem stoorde weet ik niet precies. Wat ik wel weet is dat ik sinds jaar en dag een koele minnaar van het werk ben gebleven. Het romantische gegeven van een jong meisje dat bereid is haar leven te offeren ("mit ihm muss ich zugrunde gehen") om een onbekende man uit zijn lijden te verlossen getuigt misschien van een zekere klassevolle menselijkheid, het is vooral pathologisch. Senta is een soort Leonore (Fidelio) met doodsdrift. Ik kan daar niet in geloven. Senta als zelfbewuste, rebellerende vrouw, die zich afzet tegen de verstikkende sociale orde van het koopmansmilieu van haar vader en de Hollander verkiest boven haar saaie verloofde als een vuurtoren van een alternatieve, utopische wereld en aan die tweestrijd ten onder gaat, daar zou ik mee kunnen leven. Moet Der Fliegende Holländer niet eens grondig door de mangel van een vrouwelijke regisseur worden gehaald? Zo berichtte ik vorig jaar vanuit Frankfurt. Hallo Tatjana Gürbaca?

Jammergenoeg is dat het laatste wat Gürbaca interesseert aan Der Fliegende Holländer. Liever deconstrueert ze het stuk met haar Brechtiaanse aanpak tot een gitzwarte anti-kapitalistische fabel. Daarbij gaat alle maritieme folklore overboord maar ook de horror van de bovennatuurlijke geestenwereld die Der Fliegende Holländer zijn plaats heeft gegeven binnen de negentiende-eeuwse "Schauerromantik". Meer nog, de Hollander is geen droombeeld van het overspannen Noorse meisje Senta maar een reëel personage, ergens tussen "Schmerzensmann en Erlösungsclown". "De Hollander is gedegouteerd geraakt van een wereld waarvan hij zelf aan de basis ligt", zegt Gurbaca en ze legt zijn roots bij Vasco Da Gama en de Hollandse zeevaarders die via het kolonialisme een niets ontziende exploitatie op gang brachten. Eens te meer projecteert ze daarmee de homo economicus met zijn consumentisme, zijn liefdeloosheid en spirituele leegte op het stuk.

Tatjana Gürbaca dacht warempel dat ze op de Ruhrtriennale aan het werk was want steenkool is het zwarte goud waarmee de nihilist Daland zich lijkt te hebben verrijkt. Zijn proletarische "matrozen" sjouwen met emmers steenkool en hongeren als honden naar één van de geldbiljetten die hij mondjesmaat bereid is rond te strooien. Sandvike is nauwelijks te onderscheiden van Nibelheim maar het levert een grandioos matrozenkoor op aan het einde van het eerste bedrijf. Een ding mag duidelijk zijn: Gürbaca kan een koor regisseren. Je komt ogen te kort om de gedifferentieerde regie te behappen.

Maar net als in Parsifal krijg je als toeschouwer af te rekenen met ballast, trivialiteiten en vermoeiende dwaalsporen die het stuk van zichzelf vervreemden. Wagners maatschappijkritische kijk ontginnen is legitiem maar de geldzucht van een ontspoorde consumentenmassa tot het allesoverheersende thema van het stuk maken is absurd. "In Wagners opera Der Fliegende Holländer gaat het minder over liefde dan over geld", zegt dramaturge Bettina Auer. Sorry, dat is flauwekul.

Het hoeft niet te verbazen dat het de meest conventionele momenten zijn die het beste werken, zoals het eerste duet Senta/Erik. Er zijn ook grapjes die werken zoals de eerste ontmoeting van de geliefden waarbij ze zich de kleren van het lijf rukken tot grote gêne van Daland.

In het derde bedrijf heeft het mannenkoor het proletarische werkplunje afgelegd voor feestkledij. Wil de regisseur ons een spiegel voorhouden? Wat volgt is een decadent feestje, compleet met een geblinddoekte Steuermann als slachtoffer. Ook deze scène is goed geregisseerd maar bij gebrek aan dialoog met de bemanning van het spookschip gaat het al snel vervelen.

De oerversie van Dresden laat de fratsen van de fantasiebegaafde Senta eindigen in een zelfmoordscenario. Senta's pathologische doodsdrift eindigt daar en er is geen catharsis. In 1860, na de compositie van Tristan und Isolde, breidt Wagner een verlossingsfinale aan het stuk die hij verdedigt met de regieaanwijzing: "Beide in verklärter Gestalt, entsteigen dem Meere. Der Holländer hält sie umschlungen". Piet De Volder noemt het de gangbare versie. Ze is over de jaren heen weliswaar de meest gespeelde versie maar regisseurs favoriseren nu toch al geruime tijd de oerversie. Wieland Wagner introduceerde ze voor het eerst in Bayreuth in 1959 en de legendarische versie van Harry Kupfer was er ook op gebaseerd. Recente opvoeringen als Bösch in Frankfurt (2015), Claus Guth in Bayreuth (2003) waren alle gebaseerd op de oerversie. Ze komt overeen met Wagners oorspronkelijke intenties, de latere versie kwam eerder tot stand onder dwang van een zekere theaterpraktijk. Antwerpen volgt de versie van 1860 want "zonder Erlösung heeft het hele verhaal van Der Fliegende Holländer geen zin", meent Gurbaca. "Er moet een motivatie zijn achter de zelfmoord van Senta aan het einde van de opera. De verlossing bestaat in het einde van de heersende maatschappij."

En zo zien we hoe in de slotmaten Erik, door de regisseuse opgewaardeerd als Senta's alternatieve uitweg, zich opricht tussen de gevloerde menigte en op de vlucht slaat. Is hij op weg naar een Brussels hotelkamertje om "Het communistisch manifest" te schrijven ? En hoe zou dat aflopen?

Liene Kinča zingt Senta met grote dramatische slagkracht, een mooie toon en een gaaf vibrato. Terugkoppelen naar het borstregister verloopt al eens moeizaam.

Iain Paterson was geveld door griep. Zijn voordracht was daardoor heel ongelijk. Soms leek de stem te zullen breken, soms leek ze te verzanden in een mekkerend vibrato. Het timbre is aangenaam en de frasering liet niet enkel Wagnerervaring horen maar ook gevoel voor wagneriaanse rethoriek. Dat was niet het geval met Dmitry Ulyanov als Daland die er met zijn goed projecterende stem een eigenaardig soort rubato op na hield. Zijn rol kreeg een frisse opknapbeurt en Ulyanov wist dat goed om te zetten.

Adam Smith als Steuermann en Ladislav Elgr als Erik lieten zich meer gelden als acteur dan als zanger. Smith is geen Fritz Wunderlich en Erik aardt het beste in de keel van een zanger met ervaring in het Italiaanse vak. Ladislav Elgr is alles behalve dat.
De blitzcarrière van de jonge dirigent Cornelius Meister is opmerkelijk. Hij is een talent dat we nog vaker op onze weg zullen vinden want binnenkort stapt hij in de voetsporen van Sylvain Cambreling als GMD in Stuttgart. In Antwerpen heeft hij zijn debuut alvast niet gemist. De golven sloegen voortdurend over de rand van de orkestbak in deze spannende lezing met een grote emfase op de kopers. Dynamisch en agogisch was het klankbeeld voortreffelijk gedifferentieerd en die hele aanpak kon het best ervaren worden tijdens de ouverture. Die alleen al was de verplaatsing waard.

De volgende afspraak met Der Fliegende Holländer is gepland in Berlijn onder Donald Runnicles in de regie van Christian Spuck.

2 opmerkingen:

Willy Faes zei

Interessant!

Patrick Swinkels zei

Ook dit keer was er sprake van een gapende kloof tussen Wagner's tekst en muziek en het concept van regisseuse Tatjana Gürbaca.

Gelukkig staat er een interview met haar in het programmaboek over haar interpretatie van dit drama.
Ze ziet een link met Vasco da Gama, en de daaropvolgende exploitatie en kolonialisatie van de nieuwe werelden.
Ze ziet ook gelijkenissen tussen Daland en de Hollander enerzijds en Koning Midas anderzijds.
Cool, daar was ik met m'n zelfreflecties waarschijnlijk nooit op gekomen.

Het resultaat is een concept dat eerder aan Wagner's "Ring des Nibelungen" doet denken dan aan een door zeezout gepekelde Hollander.
Dat was op een gegeven moment tijdens een duet tussen Senta en Erik zodanig verwarrend dat ik dacht naar een duet tussen Siegmund en Sieglinde te luisteren.
Dat de stem van Liene Kinca me deed denken aan die van Jennifer Wilson (de Brünnhilde in Valencia) hielp ook niet echt.

Er waren ook regelmatig geforceerde handelingen van de zangers nodig om het verband met het concept gaande te houden, bijvoorbeeld het regelmatig opwrijven van gouden horloges en het opvrijen van geld.

Met de vrouwenpartij is het niet veel beter gesteld.
Moest uitgeverij Lannoo onlangs nog haar poetsworkshop aflassen tijdens de Ladies Night
op de boekenbeurs wegens "seksistisch", dan kiest regisseuse Tatjana resoluut voor
een dameskoor met wasmanden en zwabbers inkluis!

Het beroemde matrozenkoor ontaarde niet alleen in een decandent feestje,
maar tot mijn ontzetting ook in een spastisch dansende freakshow die niet zou misstaan in Alain Platel's heruitgave van C(H)OERS!

Deze voorstelling, dit "Klatergoud in AmbiLight", kreeg dan ook op het einde van de voorstelling een mak applaus. Men kon geen verschil in intensiteit horen tussen het applaus voor het koor, de solo-zangers of het orkest.

Gezien op zaterdagavond 29 oktober in Antwerpen, met nog vele vrije plaatsen beschikbaar!