Emily Hindrichs als Marie© Paul Leclaire
AH, QUE J’AIME LES MILITAIRES
Bernd Alois Zimmermanns lange tijd als onspeelbaar beschouwde opera heeft zich de afgelopen jaren bijzonder goed ingeburgerd in het repertoire van de meest prestigieuze operahuizen. Voor een sleutelwerk van de 20e eeuw is dat niets te vroeg. Michael Gielen, de dirigent die het werk creëerde in 1965, noemde Zimmermann ooit de laatste componist die alles kon. Met complexe simultaanscènes en verschillende orkesten transformeert alleskunner Zimmermann de geschiedenis van het soldatenliefje Marie met haar hang naar het hogere tot een parabel over hedendaagse maatschappelijke structuren en tot een aanklacht tegen elke vorm van onderdrukking - militair, sociaal zowel als privé. Hij neemt niet alleen afstand van de eenheid van tijd, maar gebruikt tevens de meest uiteenlopende muzikale vormen. Jazzklanken en Bach-koralen, elektronische klankmassa's en coloratuurzang culmineren uiteindelijk in een akoestische atoomexplosie. Alsof het een middeleeuwse moraliteit betrof strooit hij zijn boodschap over onze hoofden uit: laat het zojuist aanschouwde nooit werkelijkheid worden. In tijden waarin false flags gemakkelijk een nucleair conflict kunnen uitlokken is de boodschap van Die Soldaten actueler dan ooit.
Die Soldaten is de opera bij uitstek om live mee te maken. Dat heeft alles te maken met de pure zinnelijkheid van de klank waartoe het reuzenorkest dat Zimmerman opvordert, in staat is. Ook het experimenteren met de ruimtelijkheid van de klank behoort tot de attractieve kanten van het werk. De uitdagingen ten aanzien van de ritmische precisie zijn enorm en Zimmermanns instrumentarium voor 120 muzikanten, percussie, jazz combo en orgel is met geen mogelijkheid in de orkestbak te krijgen van een regulier operahuis. Elk operahuis is daardoor aangewezen op een compromis en de voorgeschreven orkestbezetting is eerder op te vatten als een soort wenslijst van de componist die elk operahuis invult op zijn manier.
Het is hier in Keulen dat de opera in première ging op 15 februari 1965, in het operagebouw aan de Offenbachplatz, dat toen nog maar pas geopend was en sinds 2 jaar, wegens verbouwingswerken, een onderkomen heeft gevonden in het Staatenhaus. Voor een werk als Die Soldaten biedt deze ruimte unieke mogelijkheden. Publiek en orkest zijn omsingeld door Roland Olbeters 360 graden cyclorama dat 2 uur lang zal dienst doen als videowall. Links vooraan is er een videocontroleroom met 7 tv-schermen waarop vooraf opgenomen beelden te zien zijn (video: Alberto de Gobbi, Marc Molinos). Daarop staan 23 camera’s gericht die de beelden doorsturen naar even zoveel beamers in de zaal om de volledige videowall te bestrijken.
Zaal 1 van het Staatenhaus biedt voldoende plaats aan het uitgebreide slagwerk: de gongs, trommels en kleine percussie staan links opgesteld, de xylofoons en marimba (6 stuks), buisklokken en piano rechts. De pauken en het orgel staan in het midden achteraan. Twee extra slagwerksecties (hoofdzakelijk pauken en gongs) zijn symmetrisch verdeeld over de achterzijde van de zaal, geflankeerd door twee hulpdirigenten die alle scènes dirigeren die achter de rug van de hoofddirigent plaatsvinden achter in de zaal. De boventiteling is goed te volgen op monitoren in de zaal. Als toeschouwer zit je op een draaistoel en kan je de hele rit volgen over 360 graden. Fysiek word je niet gemarteld want de korte rugleuning van de stoelen geeft voldoende steun in de lage rug.
Er is geen podium, de hele vloerruimte is ingenomen door orkest en publiek. Carlus Padrissa laat zijn acteurs evolueren op een stellage over het ganse bereik van het cyclorama. Sommige scènes zoals de knappe eerste scène met de soldaten (Toccata I) vinden plaats tussen het publiek in de zaal. De kostuums van Chu Uroz zijn minder buitenissig dan gewoonlijk. Als soldaten zien we UN-blauwmutsen, pruissische pinhelmen, Franse legionairs e.a. Marie loopt gekleed als een levende delftsblauwe tegel. We krijgen ook haar ondergoed te zien: het is de Franse vlag met daaronder witte hoerige jarretellekousen.
Mireia Romero’s choreografie met de Andaloesische danseres stelde weinig voor. In het jazzcombo was het vooral de trompettist die opviel. Het is mij niet duidelijk of improviseren is toegelaten maar zo prominent had ik de trompettist nog nooit gehoord. Af en toe mis je wel eens wat. Zo ging door de extra aandacht voor de verkrachting van Marie de vergiftiging van Desportes en de zelfmoord van Stolzius een beetje te snel voorbij.
De finale was eerder teleurstellend enerzijds omdat Marie niet wordt opgevoerd als de Christusfiguur die Zimmermann heeft bedoeld (zie Calixto Bieito in Berlijn), anderzijds omdat de videowall geen beelden toont van een atoomoorlog. Ook de electronische klankband die doorgaans marcherende soldaten simuleert viel eerder zwak uit, het crescendo in de trommels daarentegen was uitstekend. In plaats daarvan krijgen we een beeld te zien van een massa-zelfexecutie van soldaten, een vreemd slot voor dit als dystopie bedoelde requiem.
De videowall© Paul Leclaire
Keulen had een voortreffelijke cast samengesteld zonder één zwak element. Alle solisten zingen met microfoontjes zoals op de Ruhrtriennale.
Emily Hindrichs zingt Marie met meer stem dan Barbara Hannigan. Ze heeft een prachtig timbre, zingt toonvast en beheerst de intervallen zonder hoogtevrees. Schitterend zoals ze “Gott” uitroept en uiting geeft aan haar schuldgevoel over het afscheid van Stolzius. Ook het vrouwentrio met de Gravin en Charlotte, einde derde bedrijf, maakt ze tot één van de vocale hoogtepunten van de avond.
Martin Koch zingt een geweldige Desportes, prachtig gearticuleerd, met een prachtige dictie en een mooie tenorale klank. Ook Frank van Hove was geweldig bij het voorlezen van de brief van Desportes. Sharon Kempton als Gräfin de la Roche had even goed Marie kunnen zingen. Bij de kleinere rollen was het vooral Miljenko Turk als Offizier Haudy die bijzonder opviel in positieve zin.
François-Xavier Roth en zijn manschappen van het Gürzenich-Orchester Köln waren de revelatie van de avond. Twee uur lang lang zal het orkest zeer gedisciplineerd musiceren. De pauken, cruciaal in de ouverture, waren goed hoorbaar, de contrabassen verspreidden een warme resonante klank. In de orkestrale tutti verloren de diverse instrumentengroepen nooit hun helderheid. Nog nooit heb ik zo dicht op Zimmermanns partituur kunnen zitten als hier, nog nooit heb ik er zoveel detail in gehoord. Je hoort werkelijk alles, van de stille glissandi van de violen tot het aanblazen van het mondstuk van de trombones. Akoestisch valt de ruimte niks te verwijten. Met dit geweldige orkest ben ik geneigd om volgend seizoen ook Salomé te bezoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten