Leigh Melrose als Smee © Annemie Augustijns
Patrick Pype bezocht de generale repetitie:
ABSURDISTISCHE FELLINIAANSE TOESTANDEN
In de Vlaamse Opera heeft men de uitdaging aangenomen om de laatste opera van Schreker te spelen, meer bepaald “Der Schmied von Gent”. In 1988 waren er al twee opera’s van Schreker te zien in de Muntschouwburg, nl. “Die Ferne Klang” en “Die Gezeichneten”. Die hadden mij zowel op het vlak van inhoud en laat-romantische muziek enorm bekoord en dus zag ik uit om een voor mij onbekende Schreker opera te zien in Antwerpen. De opera’s die ik reeds gezien had waren vroege werken van Schreker en zaten nog volop in een Freudiaans psycho-analytische teneur. Voor zijn laatste opera wilde Schreker echter een groot en breed publiek bereiken en wilde hij een stuk spelen dat zou uitgroeien tot een echt repertoirestuk, wat bij zijn vorige opera’s niet het geval was. De aanzet van de opera is er gekomen door het bijwonen van een marionettenspel in Pallanza, een stadje aan het Lago Maggiore in 1929, waar Schreker getroffen werd door het volkse enthousiasme en de begeestering voor de uitvoering. De vertelling “Smetse Smee” van de Belgische schrijver Charles De Coster (eveneens de geestelijke vader van het latere Tijl Uilenspiegel) nam hij als uitgangspunt van de opera. Vooral de combinatie van een naïeve, volkse intrige met een politieke lading – de strijd tegen wreedheid en uitbuiting – was doorslaggevend voor Schreker.
Het verhaal is een absurdistisch geheel dat zich afspeelt in Gent op de Ajuinlei tijdens de tijd van de Spaanse bezetting, maar ook Jozef en Maria zijn van de partij en er wordt lustig tussen aarde, hel en hemel gereisd. Tijdens het eerste bedrijf zien we de succesvolle smid Smee die er een dubbele moraal op na houdt. Ooit heeft hij gevochten als geus tegen de Spanjaarden, maar momenteel doet hij bloeiende zaken met de bezetter. Slimbroek, zijn grote concurrent, verklikt hem en zijn zaak gaat failliet. Dankzij een pact met de duivel, waarbij hij zijn ziel schenkt aan de duivel na 7 jaar, bloeit zijn zaak terug op en groeit hij uit tot een über-kapitalist. Hier zien we dus een klassieke Faust-legende in een nieuw kleedje. Het tweede bedrijf speelt zich 7 jaar later af op het ogenblik dat Smee verwacht dat de duivel zijn ziel komt halen. Vooraleer dit gebeurt komen Jozef, Maria en het kindje Jezus langs omdat de hoef van hun ezel stuk is. Smee herstelt de hoef gratis en biedt hen ruimschoots te eten en te drinken. Als dank mag hij van Jozef drie wensen doen. Kort samengevat zijn de wensen dat hij mensen kan gevangen zetten, respectievelijk in een pruimenboom, op een stoel en in een zak, en dat enkel hij de macht heeft om die vrij te laten. Het vervolg laat zich raden : drie boden uit de hel (Jakob Hessels, grootste ketterslachter en beul), landvoogd Alva him-self en de mooie Astarte) komen langs om de ziel van Smee te halen. Smee kan hen vastzetten en kan op die manier vermijden dat zij zijn ziel stelen. Bij het begin van het derde bedrijf, dat zich nog later afspeelt, sterft Smee als een stokoude man. Als geest wandelt hij naar de hel, maar wordt er niet toegelaten omdat hij een aantal bewoners van de hel afgeranseld heeft. Dan vertrekt hij maar naar de hemel, maar daar laat Petrus hem niet toe omdat hij indertijd met de duivel een pakt heeft gesloten. Smee besluit dan maar een herberg te openen voor de hemelpoort. Daar komen ook zijn beste vriend Flipke, zijn concurrent Slimbroek en zijn vrouw langs die allen ook op weg zijn naar de hemel. Hij probeert via zijn vrouw binnen te sluipen, maar het lukt niet. Zijn vrouw zorgt er echter voor dat Jozef naar buiten komt, die de goede en slechte daden van Smee wil afwegen. Uiteindelijk wordt daardoor iedereen in de hemel binnen gelaten. Eind goed al goed.
© Annemie Augustijns
Wat de muziek betreft, blijft Schreker een mooi klankpatroon genereren met een typisch laat-romantisch idioom dat – zeker naar het einde toe – reeds een Hollywoodiaans kleurenpalet heeft en aan de soundtracks van de vroegere heroïsche films doet denken.
Daarnaast verwerkt hij ook diverse andere stijlen in de opera, waaronder een passacaglia die aan Bach doet denken en heel wat volksliedjes, waaronder het geuzenlied en het spotlied van het kinderkoor “Klein klein kleuterken” in het eerste bedrijf, en het drinklied aan de hemelpoort in het derde bedrijf. In de partituur herken je ook citaten van andere componisten, zoals Wagner, Puccini, Mahler en Kurt Weill. Daarnaast voel je al invloeden naar de nieuwe zakelijkheid van een Paul Hindemith. Toch behoudt Schreker een eigen klankidioom, waardoor “Der Schmied von Gent” toch als een vintage-Schreker kan betiteld worden met een aantal nieuwe elementen ten opzichte van zijn eerdere opera’s.
De regisseur Ersan Mondtag, één van de meest spraakmakende Duitse theaterregisseurs, maakt met deze opera zijn operadebuut. Hij koos voor een extreem kleurrijke produktie met draaiend decor in de eerste twee bedrijven, dat aan de ene kant de smidse van Smee voorstelt en aan de andere kant de Hellepoort. In het derde bedrijf bevinden we ons in een schilderijengalerij met aan de ene kant de ingang van de hel en aan de andere kant de ingang van de hemel. Alle koorleden dragen bonte kledij en lijken weggelopen uit “Otto e mezzo” van Fellini. Meestal wordt er heel levendig geacteerd en alle personages zijn mooi uitgewerkt. Smee betrekt ook het publiek in de zaal mee in de actie, wat geslaagde tussendoortjes zijn. Soms draait het platform net iets te veel rond. Daarbij verstenen de meeste figuren tijdens dit draaien, wat op de duur gaat vervelen. Het geheel blijft echter boeiend en na een tijdje kan men zich echt inleven in de figuren, de aktie en de tijdsgeest. Helaas ontspoort de regisseur in het derde bedrijf. Wanneer Smee sterft, verandert hij niet in een geest, maar verandert hij in de figuur van Leopold-II. Op zich misschien een goede vondst, omdat je de evolutie van de figuur van Smee van arme smid naar super-kapitalist zonder scrupules ook wat kan herkennen in Leopold-II. Maar in plaats van dit tot een leuke denk-oefening te beperken, wordt dit uitgesponnen via een lange speech van een koloniaal heerser (ik dacht Mobutu, maar ben het niet zeker). Die duurde veel te lang en verstoorde de schwung die er tot dan toe in de actie en in de muziek zat. Wel leuk was het feit dat de schilderijen in Kongolese stijl veranderden naar kleurrijke wolken- en bloemenschilderijen wanneer we van de hel naar de hemel evolueren. De donkere koloniale periode van België kon dus gezien worden als een helleperiode die afgesloten is. Dit gebeurde ook visueel door de duivelsfiguur Astarte die op het einde de baard van Leopold-II aftrok en zo iedereen op een mooie manier de hemel liet binnengaan. De koloniale overdrijving was een schoonheidsfoutje op een voor de rest leuke produktie.
Leigh Melrose (Smee) & Kai Rüütel (Seine Frau) ©Annemie Augustijns
Wat de zangers betreft, was er een consistent geheel dat aan alle verwachtingen voldeed. Uitblinkers waren Leigh Melrose die Smee vertolkte en zowel fysiek als muzikaal uitstak boven de rest, en Vuvu Mpofu als Astarte, met een ongelooflijke présence en warme gedragen stem. Ook de Estse sopraan Kai Rüütel als vrouw van Smee zet een mooie prestatie neer. De overige rollen hadden minder te zingen. Mooie prestatie ook van Daniel Arnaldos als Flipke (vriend van Smee) die schitterend invulling gaf aan zijn (komische) rol. Speciale vermelding ook voor het koor en zeker ook het kinderkoor die gans de avond op hoog niveau presteerden. Tot slot ook een proficiat aan het orkest die zich door deze moeilijke partituur diende te zwoegen en dit uitstekend deed dankzij de nieuwe Argentijnse muziekdirecteur van de Vlaamse Opera, Alejo Pérez. We zien alvast uit naar zijn toekomstige engagementen in Antwerpen.
1 opmerking:
De onafhankelijkheidsspeech van Lumumba.
Een reactie posten