zondag 4 oktober 2009

De blote billen van Joachim Köhler

Wie zal ik vandaag eens jennen? De Münchense literatuurwetenschapper Joachim Köhler misschien? In 1997 publiceerde Köhler een kwaadwillig werkje met de veelbetekende titel “WAGNERS HITLER. Der Prophet und sein Vollstrecker”. Daarin verdedigt hij de stelling dat het Derde Rijk louter en alleen het resultaat was van Hitlers vermeende missie Wagners ideeën te realiseren. Onjuist en veel te simplistisch, zegt de grote Hitler-biograaf Ian Kershaw.

Köhler is geen onderzoeker en werd vanzelfsprekend niet uitgenodigd op het symposium Richard Wagner und die Juden in Bayreuth (augustus 1998) maar ook niet op het symposium Richard Wagner im Dritten Reich (juli 1999) in Schloss Elmau dat als tegensymposium werd georganiseerd omdat sommigen vonden dat de Wagnerkritiek in Bayreuth te weinig aan bod was gekomen. Kôhlers boekje was toen nog maar net verschenenen en kon in bepaalde kringen op grote belangstelling rekenen. Ondertussen is het zonneklaar dat Köhler door de academische wereld niet ernstig wordt genomen. Die desinteresse hoeft nauwelijks te verwonderen. Zijn methode is onwetenschappelijk, hij verzwijgt alles wat afwijkt van zijn these, hij insinueert, hij volgt Hitlers gedachtegang alsof hij diens geheime agenda kon ontcijferen. Hij verzint allerlei (bijvoorbeeld in Hitlers bunker), hij verdraait uitspraken om ze te laten passen in zijn these. Hij voegt geen feitenmateriaal toe dat nog niet bekend was. Twee uitspraken van Wagner die mij niet bekend waren zijn niet terug te vinden in de verzamelde werken van Wagner (CD-ROM). Köhler verwijst naar de bron voor elk citaat, maar stelt geen vragen bij de authenticiteit daarvan. Een derde van het boek zijn bronverwijzigingen. Zo bezorgd was hij om ernstig genomen te worden. Recensenten klagen over de nauwkeurigheid van zijn voetnoten. Alle citaten die Wagner zouden kunnen vrijspreken van de fatale band ontbreken en verder legt hij verbanden en interpreteert hij het feitenmateriaal. Feiten dienen niet te worden geïnterpreteerd. Slechts één karakteristiek voorbeeld van zijn methode: Köhler zegt dat Hitler geen enkele reden had om antisemiet te zijn als jongeman in Wenen. Dat klopt. En dus concludeert de auteur dat zijn jodenhaat alleen maar van Wagner kon komen: “hij moest de joden wel haten omdat hij de man beminde die de joden haatte.” Zo kan ik er ook wel een paar bedenken! Alle Hitlerbiografen zijn het erover eens dat Hitlers rabiate jodenhaat ontstaat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en wel als gevolg van de vernedering het verdrag van Versailles te moeten aanvaarden.

Twaalf jaar heb ik nodig gehad om mijn weerzin te overwinnen om deze schurftige pennevrucht te lezen. Nergens heb ik bewijzen gevonden voor Köhlers stelling, alleen insinuaties en verdachtmakingen. Dat is erg weinig voor iemand die zich 300 bladzijden lang heeft uitgesloofd.

Over Köhler zegt Udo Bermbach in "Richard Wagner im Dritten Reich": „Dass Hitler in Wagner seinen Vorläufer sah, belegt noch nicht, wie Köhler glauben machen will, dass Hitler mit seinem weltanschaulichen Programm auch im Sinne Wagners politisch gehandelt hat, zumal dann nicht, wenn –wie Köhler konstatiert- immer wieder versichert wird, Hitler habe „das Geheimnis seiner Sendung“ nie preisgegeben, habe den Ursprung seiner „Bayreuther Weltanschauung“ ver-schweigen und deren Konzequenzen verschlüsselt.
Es mag ja sein, das sich Hitler aus seiner Wagner-Lektüre und den Wagnerschen Musikdramen auch Teile seiner Weltanschuung zusammengebraut oder deren Versatzstücke durch selektieve übernahme von Wagnerschen bekenntnisssâtzen untermauert hat – aber was besagt das über Richard Wagners Denken, über dessen Intentionen, seine politischen, gesellscaftlichen und ästhetischen Absischten?“


Uiteraard niets.

Wagners Hitler is een boekje dat, samen met Gottfried Wagners „Wer nicht mit dem Wolf heult“ binnen de kortste keren zal verdwijnen naar de rommelkamer van de geschiedenis.

Geen opmerkingen: