zaterdag 3 oktober 2009

Richard Evans doet het weer

Alle historici van het Derde Rijk zijn het erover eens dat Adolf Hitlers antisemitisme pas diep, persoonlijk en extreem werd op het einde van de eerste wereldoorlog, of ten laatste tijdens de chaotische dagen van de Münchense revolutie die onmiddellijk daarop volgde. Verder lezend in “Het Derde Rijk. Deel 1.Opkomst” van Richard Evans, stoot ik op de volgende passage: In Mein Kampf beschrijft Hitler dit als ‘de grootste schurkenstreek van de eeuw’, de loochening van al zijn hoop, die al de offers die hij in de oorlog had gebracht, tot een futiliteit maakte. Toen hem het nieuws werd verteld, ‘werd alles mij zwart voor de ogen’, hij wankelde terug naar zijn slaapzaal en huilde. Er is geen reden om eraan te twijfelen dat dit een vreselijk trauma voor hem was. De herinnering aan 1918 zou een centrale rol spelen in al zijn latere gedachten en daden. Hoe had deze ramp zich kunnen voltrekken? Zoekend naar een verklaring, klampte Hitler zich maar al te graag vast aan het zich snel verbreidende verhaal van ‘de dolkstoot in de rug’. De joden die hem toch al met achterdocht en weerzin vervulden, moesten wel de schuldigen zijn, vond hij. Al de prille, warrige ideeën en vooroordelen van Schönerer, Lueger, Wagner en de rest, die hij tot dan toe in zich had opgenomen, vielen nu plotseling prachtig op hun plaats, in een samenhangend, fraai en uitermate paranoïde patroon.

Evans gaat hier zeer onzorgvuldig te werk. Zoals het hier staat lijkt hij immers te suggereren dat Wagner, naast de racisten Georg Ritter von Schönerer, Führer van de Oostenrijkse Alldeutsche en Karl Lueger, burgemeester van Wenen, één van Hitlers politieke mentoren zou zijn geweest. Dat is volkomen onjuist. In de handen van een Wagneronkundige wordt dit fragment gegarandeerd met verkeerde bedoelingen geciteerd. Mogelijk bedoelde Evans het zo niet want in “Het Derde Rijk. Deel II. Dictatuur” begint hij Wagner in zijn relatie tot Hitler uiteindelijk veel juister te plaatsen en bekritiseert hij in feite zijn eigen uitlating van de bovenstaande passage:

Maar alles bij elkaar genomen, kwamen composities als de “Carmina Burana” ondanks de populariteit ervan op de tweede plaats in het muziekpantheon, vergeleken met het werk van de grote componisten uit vroegere tijden, die Hitler het meest bewonderde. De grootste van hen was Wagner. Hitler was al een groot liefhebber van zijn opera’s sinds zijn jeugd in Linz en Wenen voor de Eerste Wereldoorlog. Ze riepen bij hem mythische beelden op van een heldhaftig Germaans verleden. Wagner was ook de auteur van een berucht antisemitisch pamflet, “Das Judentum in der Musik” (1850). Toch is de invloed van de componist op Hitler vaak overdreven. Hitler refereerde nooit aan Wagner als een bron van zijn eigen antisemitisme en er is geen bewijs dat hij ooit één van Wagners pennevruchten las. Hij bewonderde de moedige houding van de componist in tijden van tegenspoed, maar erkende nooit dat hij zijn ideeën aan hem te danken had. Als Wagner werkelijk enige invloed had op de nazi’s, dan was deze minder direct, namelijk via de antisemitische leerstellingen van de coterie die zijn weduwe Cosima na zijn dood rond zich verzameld had, en via de mythische wereld die in zijn opera’s afgeschilderd wordt.

Dat is vrij goed in overeenstemming met het historisch verifieerbare feitenmateriaal waarover wij beschikken. En het sluit zeer goed aan bij de stellingen van Frederic Spotts, wiens boek “The Aesthetics of Power” hij nochtans niet als bron vermeldt. Het Wagneronderzoek en het Hitleronderzoek verloopt doorgaans parallel, hetgeen verklaart waarom zoveel Wagneronkundige historici onjuiste verklaringen afleggen over Wagner. Die worden dan voortdurend door anderen gekopieerd met alle gevolgen vandien. Spotts is de enige onderzoeker die beide materies beheerst en is daarom van bijzonder belang voor onze doelstellingen.

De geestelijke bagage voor zijn noodlottige ideologie haalde Hitler bij de theosofen met hun ongekookte rassenleer, bij de wagnerianen en bij de ariosofen. Dat beweert Michael Hesemann in “Hitlers Religie”, die er geen geheim van maakt hoezeer de gehele nazi-top zich inliet met esoterie en occultisme. Hitler bezat daarover een omvangrijke bibliotheek. Van en over Wagner bezat hij niets, enkel een studie over de rol van het noodlot in Wagners Parsifal. Zoals bekend was Wagner een romantisch componist die de Germaanse mythologie in zijn werk integreerde maar zich verder absoluut niet bezig hield met vormen van occultisme. De nazi-top des te meer. De beul van Auschwitz, Heinrich Himmler, was de meest fanatieke. Met de graalridders voor ogen wilde hij zelfs een zelfstandige ridderorde oprichten binnen de SS. Kenmerkend voor de ideologie van het nationaal-socialisme is een hoge mate van irrationele spiritualiteit, grenzend aan het religieuze en dus bijzonder explosief en gevaarlijk. Naast dit explosieve mengsel van neo-gnostische mystiek waar de gehele nazi-top zich intensief mee bezig hield, verbleekt Wagners spiritualiteit. Overigens was Wagner alleen een zaak van de Führer.
Onder de “wagnerianen” moet hier worden verstaan : de kring rond Von Wolzogen en de Bayreuther Blätter, Cosima Wagner, Houston Stewart Chamberlain en diens grote fan Dietrich Eckart, van wie Hitler zelf verklaarde dat het zijn ideologische mentor was. De verantwoordelijkheid van Chamberlain is in deze verpletterend. De hele machtselite van de nazi’s kende zijn “Grundlagen” en was er sterk door beïnvloed. Zonder de figuur van Chamberlain zou het veel makkelijker zijn om Wagners morele schuld duidelijk af te bakenen. Wat zou Wagner van diens “Grundlagen” hebben gevonden? Dat zullen wij nooit weten. Wat wij wel weten is dat hij het biologisch racisme van Gobineau verwerpt en dat hij Bernhard Försters »Massenpetition gegen das Überhandnehmen des Judentums« niet ondertekent. Beide wijzen in de richting van een afwijzing van Chamberlain.

Tot slot een uitspraak van Wagner die nooit wordt geciteerd. In “Erkenne dich selbst” (1881) schrijft hij : “Eines Tages werde man mit den Juden leben können, denn im Grunde seien sie doch »die allervornehmsten”. Merkwaardige taal voor een racist!

Geen opmerkingen: