vrijdag 23 oktober 2009

Was Parsifal verboden tijdens de Tweede Oorlog ?

Naar verluidt zou Parsifal tijdens de Tweede Wereldoorlog verboden zijn geworden in alle Duitse theaters. Althans dat hebben allerlei historici totnogtoe steeds beweerd. Larie en apekool, zegt John Deathridge in Wagner. Beyond Good and Evil. Deathridge is zo zeker van zijn stuk dat hij auteurs als Bryan Magee en Frederic Spotts beticht van geschiedenisvervalsing. Zijn bewijs : Allen Jefferson’s biografie van Elisabeth Schwarzkopf waarin te lezen staat dat er van 1939 tot 1942 23 voorstellingen van Parsifal hebben gelopen in de Deutsche Oper in Berlijn. En dat zal elders niet anders geweest zijn, meent Deathridge. Deathridge is erop gebrand om zijn gevoel van onbehagen kwijt te raken dat hem overvalt telkens hij zich met Parsifal inlaat en probeert Wagner daarom een racistische agenda aan te wrijven, niet zo uitgesproken als Hartmut Zelinksy dat heeft gedaan maar toch.

Hoe valt dit te rijmen met Saul Friedländers uitspraak op het symposium „Richard Wagner und das Dritte Reich“ : „Aus unbekannten Gründen wurde die Aufführung des Parsifal nach beginn des Krieges in September 1939 in ganz Deutschland von den Bühnen verbannt“. In de Bayreuth-geschiedenis van Frederic Spotts lezen we hetzelfde : „For reasons never stated, Parsifal was banned throughout Germany after 1939, and Bayreuth complied“

Waarom is dat voor ons van belang? Het Parsifal-verbod is een ijzersterk argument om aan te tonen dat Wagner met Parsifal geen racistische agenda kan gehad hebben. Immers volgens de getuigenis van Hermann Rauschning zou Adolf Hitler de boodschap van Parsifal gedecodeerd hebben als een zuiveringsritueel van het arische bloed waarin het kweken van een arische elite (de graalsridders), die de mensheid zou bevrijden van zijn extreemste vijanden (de joden), centraal stond. Hermann Rauschning wordt inmiddels door zowat alle historici als uiterst onbetrouwbaar beschouwd. Hitler’s Parsifal-uitlating zou hij uit zijn duim hebben gezogen (dixit Friedländer). Indien Parsifal ideologisch helemaal op de lijn van het nationaal-socialisme zat, waarom verkoos men dan om het stuk te verbieden? Ziedaar, een zeer goede vraag.

Deathridge gooit hier m.a.w. een stok in de kikkerpoel. Maar Deathridge is geen historicus en baseert zich op slechts één enkele bron. Wat is die waard? Of hebben de heren historici hun huiswerk destijds niet goed gedaan? Who will set this record straight?
To be continued.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Je maakt hier een redeneerfout die je anderen niet licht zou vergeven: wat de nazi's al dan niet vonden van Parsifal, kan nooit aantonen welke "agenda" de al lang overleden Wagner zelf er al dan niet mee gehad heeft. Misschien hebben ze die agenda (als die er was) niet gesnapt, of misschien vonden ze die "agenda" niet zuiver genoeg omdat die besmet was met teveel christendom, of misschien was er geen agenda maar een verbod wegens teveel christendom, of wel een agenda maar geen verbod, etc etc. Ik bedoel maar: discussies over het nazisme en Wagner kunnen alleen iets zinnigs zeggen over het nazisme en nooit over Wagner. Het debat is ook bijzonder versleten aan het raken, precies om die reden. Wat Wagner over joden en zuiverheid te zeggen had weten we nu al wel, zijn opinies hineininterpretieren in het licht van gebeurtenissen van een halve eeuw later is onzinnig, en alles wat we een eeuw later nog toevoegen over "boodschappen" in de opera's is pure interpretatie, zoals bijvoorbeeld elke regie een interpretatie is. Heel erg boeiend indien goed bedacht, maar wetenschappelijk waardeloos.
Clem Robyns

Jos Hermans zei

Ik realiseer mij dat ik mijn argumentatie wat scherper moet stellen om te overtuigen. Wat is het probleem ? Er zijn mensen die in Parsifal een racistische agenda vermoeden. John Deathridge is het meest recente geval. Dat is gebaseerd op hetgeen een aantal auteurs zijn gaan beweren: Hartmut Zelinsky, Robert Gutman, P.L.Rose, Joachim Köhler, Marc Weiner om ze met name te noemen. Daarvoor baseren zij zich hoofdzakelijk op het getuigenis van Hermann Rauschning die Hitler uit zijn eigen mond zou hebben opgeschreven. Rauschning wordt door zowat alle moderne historici als zeer onbetrouwbaar beschouwd maar zijn “Gesprekken met Hitler”, geschreven in 1939, zijn zo profetisch gebleken dat je de twijfel over hun authenticiteit niet kunt wegnemen. Rüdiger Safranski bijvoorbeeld zei: “Hitlers politiek is het bewijs van de authenticiteit van die gesprekken” .
Mijn stelling is nu dat als Hitler Parsifal in oorlogstijd verboden heeft, dan kan dat alleen maar zijn omdat hij het stuk om één of andere reden ongeschikt achtte om het in oorlogstijd op te voeren. Anders uitgedrukt: indien Parsifal zich ideologisch zo sterk conformeerde aan de nazi-ideologie, dan was er geen reden om het verbieden. Was er een verbod dan konden de nazi’s er ook geen racistische agenda in gezien hebben. Dat zegt nog altijd niets over Wagner wel over de perceptie van de nazi’s. En dan kom ik tot de conclusie: als de nazi’s geen racistische agenda in Parsifal hebben gezien, waarom zouden wij dat dan wel doen? Anders uitgedrukt : hogervermelde auteur hebben geen wapen meer in handen. Bovenstaande redenering komt overigens niet van mij, zij is van Saul Friedländer en ze heeft m.i. bijna de kracht van een wetenschappelijk bewijs op voorwaarde dat het verbod wel degelijk door Joseph Goebbels is uitgevaardigd en in heel Duitsland is opgevolgd geworden. Dit moet dus opnieuw bewezen worden.

Ik doe niet aan herinterpretering van Wagner vanuit de jaren 1940. Ik ondermijn de stellingen van diegenen die zich daar wèl aan bezondigen. Wat dat betreft zit ik helemaal op dezelfde lijn van Jacob Katz die in zijn boekje”The darker side of genius” schrijft: “The historian who sees it as his duty to understand, present and assess the past in the light of what was then known faces the difficult task of remaining independent of the tendencies of the present. He should be aware of the dangers confronting him. In the case of Wagner’s anti-semitism, its origin and development, the historian should observe, describe, and judge its role in Wagner’s life and its effect on public affairs in the context of that time, and disregard the consequences that still lay in the future. In order to do so the historian must formulate and define as precisely as possible the questions that present themselves (..) For an understanding of his (Wagner) intellectual and emotional attitude, the events of preceding times are a legitimate key – more legitimate, in any case, than those that followed, in particular, the rise of the anti-Semitic movement and national socialism. However one evaluates the influence of Wagner’s hostility toward the Jews on these movements, the relation is one of cause and effect. Any attempt to understand the former on the basis of the latter conceal within it the danger of a historically and critically inadmissible backdating.”