vrijdag 28 mei 2010

Das Rheingold in de Bourla


Graag had ik hier beschreven hoe Das Rheingold, als demonstratie van het Vlaamse theaterkunnen, een nieuwe bladzijde had weten om te draaien in de opvoeringsgeschiedenis van “Der Ring des Nibelungen”. Guy Cassiers beloofde een “eigentijdse lectuur en een updating van Wagners fabel over het midden van de 19e eeuw, de twilight zone van het vroege kapitalisme”, maar gaf in essentie weinig meer te zien als culinaire opera. Deze enscenering had net zo goed van de hand van Herbert von Karajan kunnen zijn of ze had kunnen behoren tot één van die design-Ringen die jarenlang in Bayreuth hebben gelopen. Kortom, wat we te zien kregen was een tamelijk bloedloos spektakel dat veel wist in te zetten op het esthetische en het decoratieve en te weinig op fysiek acteurstheater. Deze goden hoefden niet te zweten voor hun (mis)daden. Ze bleven doorgaans dan ook aan zichzelf overgeleverde bleke figuren binnen het canvas van een zinneprikkelende videowand. Het fysieke in deze voorstelling werd gemaakt door de bloedmooie dansers van het gezelschap van Sidi Larbi Cherkaoui. Het dramaturgisch concept van de voorstelling was daardoor geheel overgeleverd aan de dans en dat was zowel een zegen als een vloek.

Sidi Larbi Cherkaoui kon je als choreograaf de afgelopen jaren zien groeien naar grote internationale klasse. Met voorstellingen als Dunas kan je hem vandaag gemakkelijk op één lijn stellen met meesterlijke illusionisten van de dans als Josef Nadj en Philippe Decouflé.
Met zijn choreografie voor Das Rheingold injecteerde hij de voorstelling met de bijna tastbare lijfelijkheid van zijn halfnaakte dansers. Hun spel verleidde en bekommentarieerde: speels in de omgang met oerelementen als water, plastisch in hun groepsbeelden als menselijke sculpturen voor Alberichs Tarnhelm en troon. Af en toe, met name tijdens het reciet van Loge, kon hij het dansante karakter van Wagners muziek nieuwe impulsen geven. Heel mooi werd het wanneer hij een getalenteerd acteur als Stephan Rügamer synchroon met de dansers liet bewegen. Dan stond opera heel even dicht bij een dansvoorstelling.

Het ontdubbelen van de personages met dansers werkte meestal louter illustratief en niet zelden leek het een alibi om de acteurs zelf te beroven van hun innerlijk leven. De bleekste onder hen was de Wotan van René Pape. Pape leek zich ongemakkelijk te voelen in zijn gloednieuwe rol en klampte zich vast aan zijn speer. Zelden heb ik Wotans speer zo overbodig geweten als in deze voorstelling, terwijl Harry Kupfer meer dan 20 jaar geleden reeds aantoonde hoe succcesvol de speer kan worden ingezet in de bewegingsdramaturgie van het opperhoofd van de goden. Alberich had niets van een geschonden verleider. Nibelheim regeerde hij als een usurpator met zachte hand. Van weltschmerz in Nibelheim geen spoor.
Wolfgang Ablinger-Sperhacke, redelijk thuis in het vertolken van personages met een hoek af, gaf nog het meest levendige spel te zien. Hopelijk zien we hem terug in Siegfried. Het is mijn overtuiging dat operapersonages dienen te handelen vanuit een innerlijke noodzaak en dat dit dwingend op het toneel moet worden gebracht door de regisseur. Acteursregie van dat type is niet het sterkste punt van een regisseur als Cassiers. De meeste van zijn theatervoorstellingen worden geregeerd door multimediale technieken. Zijn acteurs sloven zich niet uit. Hun emoties tonen ze live in de camera, uitvergroot op een scherm. In opera kan dat bijzonder effectvol zijn. Ik ken een paar passages in de Ring waar hij dat met succes zou kunnen toepassen.

René Papes Wotandebuut stelde enigszins teleur. Op zijn gave basbariton valt weinig aan te merken, op het tikkeltje power na dat hij soms te kort kwam. Hopelijk kan hij zich de rol meer eigen maken in de toekomst en zijn Wotan laten groeien. Hoe geroutineerd Doris Soffel wel is als Fricka, dat kom je pas te weten in Die Walküre. De verrukkelijke Anna Samuil zong een eerder onbegrijpelijk Duits in de piepkleine rol als Freia. Johannes Martin Kränzle als Alberich beschikt over een kernachtige bariton maar zijn voordracht miste dat bijtende dat Wagners booswichten nu net zo aantrekkelijk maakt. Stephen Rügamer, een zanger/acteur met vele mogelijkheden, presteerde uitstekend als Loge.
Barenboims lezing leek zich soms te verliezen in teutoonse zwaarmoedigheid. Zelfs Karajan slaagde erin om de Ring transparanter te dirigeren. In de tussenspelen en op de overweldigende muzikale momenten die Alberichs macht en onmacht illustreren, wist hij gepast te reageren en de teugels te vieren...vervolg in december.

Stephen Fry on Wagner

Wie had gedacht dat de Britse komiek Stephen Fry zo'n mateloze bewonderaar was van Richard Wagner? Voor BBC4 maakte hij een documentaire waarin hij op een grappige, respectvolle en overenthousiaste manier over zijn idool spreekt. Je kijkt ernaar met vochtige ogen. Fry heeft joods bloed in de aderen en laat ook zijn worsteling met Wagners donkere kanten aan bod komen. Hij komt er eigenlijk niet uit maar uiteindelijk is zijn enthousiasme toch niet te stuiten. Hij sluit de documentaire af met : "If you have never heard the music of Richard Wagner, if you have never encountered his drama's, I would urge you, because we are only on this planet once, to give it a try. I still believe, as firmly as I believe anything, that his work is important and is on the side of the angels. It is fundamentally good!"











zaterdag 22 mei 2010

Teatro alla Scala : Die Walküre

De Scala maakte zopas haar nieuwe seizoensprogramma bekend. Seizoensopener wordt "Die Walküre" van Guy Cassiers. In de cast niets als lievelingen van Daniel Barenboim en geen dubbele bezettingen meer zoals eerder aangekondigd: Waltraud Meier (Sieglinde), René Pape (Wotan), Simon O'Neill (Siegmund), John Tomlinson (Hunding), Nina Stemme (Brünnhilde), Ekatarina Gubanova(Fricka). Voor wie de productie wil bezoeken tussen 2 stakingen door, er zijn voorstellingen op 7, 10, 14, 17, 21, 28 december en 2 januari. De live screening in de Antwerpse Bourla is voorzien op de première van 7 december.

vrijdag 21 mei 2010

Gerard Mortier en The Big Apple


Gerard Mortier heeft zich voor zijn kortstondig oponthoud in New York als part-time general manager van the New York City Opera 400.000 $ laten betalen, zo meldt het persagentschap Bloomberg. The New York City Opera heeft zopas een deficit van 19.9 miljoen dollar aangekondigd.

Mortier werd in februari 2009 aangeworven door de City Opera terwijl hij nog aan het roer stond in de Parijse Opera. Het was destijds de bedoeling dat hij in september zijn nieuwe job zou aanvatten in New York. In november gaf hij zijn ontslag omdat de bugettaire besparingen als gevolg van de financiële crisis hem niet toelieten om zijn plannen te realiseren. Mortier liet zich een salaris van 65.000 $ uitbetalen en slaagde erin om, niettegenstaande zijn eigen ontslag, ook nog een ontslagregeling in de wacht te slepen van 335.000 $.

In Madrid, zijn nieuwe thuishaven, staat geen opera over hebzucht op de affiche. Wel een hoop opgewarmde kost van producties uit Parijs en Salzburg. Zelfs een Tosca.

Tony Palmers "Wagner" nu in HD

In de lente van 2011 verschijnt een luxe editie van Tony Palmers film uit 1983 over het leven van Wagner. Leden van het Vlaams Wagner Genootschap kunnen de box verwerven aan de voorintekenprijs van 37 euro (-25%). Meer info vindt u op de voorlopige website. Het volstaat uw hier uw emailadres op te geven.

Op mijn vraag of er Engelse ondertiteling zal worden voorzien (niet vermeld op de website) en of de uitgave in HD zal zijn, kreeg ik van Tony Palmer himself op beide vragen een bevestigend antwoord.

Tony Palmers Wagner is niet de definitieve Wagner biopic maar als hij er goed uitziet in HD zal ik overwegen om de film (duurtijd 7u 46 min) in 3 avonden te vertonen in Cinema Zuid.

The Faber Pocket Guide to Wagner

Van de conservatieve Nietzsche en Wagnerkenner Michael Tanner verscheen reeds een boekje over Wagner in 1996. Zijn nieuwste Wagnerboekje verscheen bij Faber & Faber als "The Faber Pocket Guide to Wagner", een boekje dat The Telegraph omschrijft als "probably the best introduction ever written to this complex of composers". Engelsen vinden mekaar nogal snel geweldig, vraag maar aan Herman van Rompuy. Wat Tanner in zijn boekje ondermeer probeert is Wagner vrij te spreken van het nazisme. Benieuwd om dat te lezen.

Naar Faber & Faber
Recensie The Telegraph

dinsdag 18 mei 2010

Glanz, Wonne und Drei-Tage Bart: Lohengrin in München

Lohengrin is een “romantische Oper in drei Aufzügen”. Dat staat met zoveel woorden te lezen in het libretto van Richard Wagner. Dat Richard Jones, regisseur van de nieuwe Lohengrin-productie die afgelopen zomer première hield in München, zich ver van elke romantische interpretatie zou houden, zal niemand verbazen. Ter verdediging van Jones moet ik al meteen opmerken dat de pathetische postkaartenromantiek die wil dat ridders per zwanen reizen, vandaag zo goed als ondraaglijk is geworden en dat Wagner dat zelf wellicht ook moet hebben beseft wanneer hij weer eens, doodgefrustreerd over de scenische beperkingen van het theater van zijn tijd, opmerkte dat hij het onzichtbare theater nog zou moeten uitvinden. Jones doet ook geen moeite om hedendaagse beelden te bedenken bij zoveel heldendom en magische romantiek en berooft het stuk daarmee van zijn spirituele dimensie. Anderzijds is Jones niet te beroerd om af te dalen naar de banaliteit van het leven van alledag. Op het eerste zicht lijkt dat een serieuze reductie en dat is het ook maar komt elke operaproductie niet tot stand als het resultaat van een soort virtuele onderhandeling tussen de intenties van een dode componist en de onweerstaanbare drang naar zingeving van een hedendaags regisseur? En zoals dat gaat bij elke onderhandeling, bereik je niets zonder iets anders op te offeren. De vraag is dus: heeft Richard Jones ook iets in de plaats kunnen stellen van deze sacrilegie? Gelukkig is dat het geval. Wat Jones en scenograaf Ultz in de plaats stellen is een bouwwerf : een bescheiden gezinswoning, tijdens de ouverture door architecte Elsa von Brabant op de tekenplank verzonnen, geldt van meetaf aan als metafoor voor het burgerlijke geluk dat ze voor zichzelf bij mekaar droomt. We zien het bouwsel vervolgens tot stand komen en maken er ook de evolutie van mee. Let wel : nergens lonkt de karikatuur, steeds is het dramaturgisch concept dwingend uitgevoerd, het stuk in al zijn aspecten voortreffelijk geregisseerd en vertolkt.

Bij uitbreiding kan je de bouwwerf ook zien als metafoor voor het opbouwend maatschappelijk project waarvan Elsa en Lohengrin de architecten zijn. Het dooradert de gehele handeling. Als Telramund bij de aanvang van het 2de bedrijf zijn wonden likt moet hij dat doen in het aanschijn van een steeds sneller opschietende bouw van de tegenpartij. Wanneer Elsa zich op het hoogtepunt van haar maatschappelijke opgang processiegewijs naar de kerk begeeft, ondersteund door de imposante koorbladzijde “Gesegnet sollst du schreiten”, wordt het dak met een grote kraan op de ruwbouw geplaatst. Na het stellen van de fatale vraag en de woorden “Nun ist all unser Glück dahin” blijft Lohengrin weinig anders over als het wiegje van de kinderkamer naar beneden te halen, het huis in de fik te steken en zich vervolgens in een soort depressie te storten. Lohengrin als “Meditation über das Scheitern”, dat is nog nooit zo tastbaar geweest.

Mijns inziens heeft Jones maar één fout gemaakt. Hij had Lohengrin kunnen opvoeren als een personage gehuld in raadsels, desnoods als een held met een hoek af. Deze Lohengrin echter stapt het toneel op als de eerste de beste toneelmedewerker in jogging, basketschoenen en een blauwe T-shirt. De dimensie van het goddelijke dat het menselijke beroert is dan wel ver zoek: “Nie sollst du mich befragen” gaat dan ook een beetje plat op de buik. Zijn buitenaardse aura moet deze Lohengrin dan ook geheel uit zijn looks halen en daar slaagt Jonas Kaufmann, publiekslieveling met drie-dagen-baard, redelijk moeiteloos in. Niet toevallig tref je zijn facie aan op covers van magazines in wachtzalen bij kappers en gynaecologen.

Maar ook al houdt Jones zich ver van elke romantische interpretatie, wanneer het tijd is voor het duel tussen Lohengrin en Telramund, vloert hij (samen met choreografe Lucy Burge) al zijn collega’s met een Kill Bill-pantomime die gerust nog enkele minuten langer had mogen duren.

In de slotminuten suggereert Jones de collectieve zelfmoord van het volk. Dat staat in schril contrast met het sprankeltje hoop dat andere regisseurs in de figuur van de nieuwe jonge Führer plegen te zien ondanks het pessimistische einde. Jones lijkt het stuk te situeren in de jaren 1930. De soldaten dragen okergele hemden, de edelen hebben een gothische “B” op hun blasers geborduurd. Mogelijk heeft Jones daarmee willen vooruitwijzen naar de catastrofe die zou volgen onder leiding van een Führer die zich door dit stuk sterk geïnspireerd heeft geweten. De identificatie wordt zelfs griezelig als je bedenkt dat Adolf Hitler een onmiskenbaar talent had als architect.

Eens temeer gaat het hier om een productie die beter overkomt op video als in de zaal. Veel van de banaliteiten van het scènebeeld, zoals mortel scheppende bouwvakkers, worden door de op details beluste camera heel vaak weggefilterd. En die details zoekt hij vaak in de intieme momenten tussen de beide hoofdrolvertolkers : met Jonas Kaufmann en Anja Harteros staat hier zowat het mooist ogende koppel op het toneel dat denkbaar is, een troef die door de videoregisseur gretig wordt uitgespeeld. De camera durft dan ook zeer close te gaan in het duet van het derde bedrijf. Ongetwijfeld hebben hun looks mee gespeeld bij de verkiezing tot zanger en zangeres van het jaar 2009. Anja Harteros heeft de fijne gelaatstrekken van een Griekse tragédienne. Wanneer het huis klaar is en zij de tuinbroek heeft ingeruild voor het Beierse trouwkleed, wordt ze erg vrouwelijk en simpelweg radieus. Vocaal is ze onberispelijk, haar spel is uiterst genuanceerd en overtuigend. Jonas Kaufmanns baritonaal getimbreeerde tenor is van een heel ander allooi als die van de angelieke Klaus Florian Vogt. Zijn voordracht is een stuk mannelijker en herinnert qua timbre regelmatig aan Jon Vickers zonder over diens vocale krachtpatserij te beschikken. Vaak produceert hij een kelig geluid dat niet zo fraai klinkt maar laat dat nu precies een mankement zijn waar je snel aan went.

Christof Fischesser is een maatje te klein om de vaderlijke rol van Heinrich der Vogler met autoriteit in te vullen. Dat is vooral merkbaar tijdens het “Gottesgericht” maar zijn voordracht is voortreffelijk. Wolfgang Koch beschikt over de fysionomie en het dramatische talent om Wagners booswichten overtuigend tot leven te wekken. Een door de wol geverfde Telramund van de eighties als Ekkehard Wlashiha weet hij zelfs naar de kroon te steken. In het duet met Ortrud in het tweede bedrijf is hij magistraal. Een grote internationale carrière als Alberich lijkt voor hem weggelegd. Michaela Schuster is een maatje te klein voor het explosieve “Entweihte Götter”, de rest van haar partij weet ze naar behoren in te vullen. Evgeny Nikitin presteert uitstekend als Heerrufer en laat een idiomatisch perfect Duits horen.

Het koor presteert doorgaans goed, staat meestal geïmmobiliseerd op een loopbrug. Dat levert nochtans fraaie beelden op. De belichting is doorgaans sfeervol en geschikt voor dvd. Kent Nagano dirigeert het orkest van de Beierse Staatsopera met een heldere blik op de partituur, zonder overdreven pathos, zoals we dat van hem gewoon zijn.

Het Vlaams Wagner genootschap zal deze voorstelling vertonen in Cinema Zuid op 27 november 2010.

Das Rheingold : première in Milaan

Afgelopen zondag kon de première van "Das Rheingold" uiteindelijk dan toch doorgaan in de Scala.
De eerste persberichten:

De Standaard
Knack
Radio 1


Die Welt
Neue Zürcher Zeitung
Il Giornale della Musica (It.)
Wiener Zeitung
Le Monde
La Libre Belgique
Frankfurter Allgemeine Zeitung

zaterdag 15 mei 2010

Das Rheingold : Generale repetitie in Milaan


Lieven Vandenhaute op bezoek in Milaan voor Terzake.

vrijdag 14 mei 2010

Royal Opera House goes 3D

Dit bericht komt sneller dan ik had verwacht. The Royal Opera House Covent Garden heeft zopas bekend gemaakt als eerste operahuis ter wereld producties in 3D te zullen filmen en wereldwijd te verdelen. ROH stapt hiermee in de voetsporen van een nog heel recente trend in de cinema (ondermeer door de film Avatar), die nog helemaal niet bewezen heeft dat ze zich zal doorzetten.
De eerste productie die een 3D-behandeling krijgt is Francesco Zambello’s productie van Carmen. Die wordt volgende maand reeds opgenomen en in de herfst uitgebracht. ROH heeft daarvoor een partnerschap aangegaan met RealD, dat zal instaan voor de vertoningen over de hele wereld.

vrijdag 7 mei 2010

Wagner in Brugge

Zoals verwacht is Ivan Fischer en het Budapest Festival Orchestra volgend seizoen ook in Antwerpen en Brugge te gast. Het Wagnerconcert dat in Brussel op de affiche staat is echter enkel in Brugge te zien en wel op 4 maart 2011. Het programma is identiek met Brussel. Brünnhilde van dienst is in dit geval Eva Johannsson. Hopelijk slaagt zij erin om tijdens de finale van Götterdämmerung haar wakkelvibrato enigszins binnen de perken te houden.

Naar Concertgebouw

Nog meer Wagner is in Brugge te horen uit de handen van Michel Tabachnik en het steeds beter wordende Brussels Philharmonic. Zij koppelen monologen en orkestmuziek uit Lohengrin, Parsifal en De Ring aan het door Wagner sterk beïnvloede "Poème de l'extase" van Alexander Scriabin. Heldentenor van dienst is Torsten Kerl.

Naar Concertgebouw

donderdag 6 mei 2010

Staking in Milaan

Door een personeelsstaking aan de Scala zal de première van Das Rheingold allicht niet kunnen doorgaan op 13 mei. Niks nieuws onder de zon. Stakingen zijn aan de Scala een jaarlijks terugkerend fenomeen. De grote operahuizen van Italië hebben samen over de jaren heen een deficit opgebouwd van 100 miljoen euro. Besparingen dringen zich op, meent de Italiaanse regering. Roofbouw op de culturele instellingen, meent de sector. In The New York Times kon je lezen dat de eerste fluitist in het orkest van de opera van Rome jaarlijks 63000 $ verdient, toch niet slecht voor een instrumentalist die in wezen een ambtenaar is in overheidsdienst, zich nooit hoeft bij te scholen, en daarbuiten nog kan schnabbelen naar hartelust. Dat dit besparingsplan door een cultuurvijandige liberaal als Silvio Berlusconi geïnitieerd wordt, doet hier niet ter zake. Je moet al een corporatistisch denkende opportunist zijn om de realiteit niet onder ogen te willen zien dat er iets moet gebeuren in de sector.

Opera is duur én elitair. Dat zijn twee levensbedreigende risicofactoren. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven, in weerwil van de hopeloze pogingen die operahuizen ondernemen om het publiek te verjongen. Verdedigers van opera – en dat zijn in de eerste plaats diegenen die in de sector hun brood verdienen- moeten maar eens inzien hoe groot het democratisch deficit is van het operabedrijf. Bovendien wordt opera niet meer gecreëerd, alleen nog gereproduceerd. De laatste opera die zich weet te handhaven in het repertoire is meer dan 50 jaar geleden geschreven. Opera is geen kunstvorm van deze tijd, ze ligt aan het infuus en je kan je de vraag stellen of ze het verdient om kunstmatig te worden beademd. Vroeg of laat zal men toch tot het pijnlijke besef moeten komen dat de huidige situatie niet langer houdbaar is.

De oplossing is nochtans eenvoudig en ik heb ze al eens voorgesteld in deze kolommen: laat de financiële elite opdraaien voor de kosten en zorg dat de beste voorstellingen te zien zijn in onze cinemazalen. In dat scenario zal menig operahuis de deuren moeten sluiten. So what? Er is immers teveel opera. Waarom moet elke provinciestad in Duitsland zijn opera hebben? Onlangs had ik het genoegen een voorstelling van Die Walküre mee te maken in Mannheim, een gebouw dat zo lelijk is dat ik het, Pierre Boulez parafraserend, onmiddellijk in de fik zou hebben willen steken. De voorstelling was pure ellende en de locale pers schreef daarover alsof het Bayreuthse ideaal van Richard Wagner benaderd was geworden. De werkelijkheid is veel minder rooskleurig : driekwart van alle producties wereldwijd zijn het bekijken niet waard. Van alle dvd’s, die maandelijks verschijnen en aan de grootste operahuizen van Europa zijn opgenomen, kan je driekwart onmiddellijk in de vuilbak kieperen. Ik ondervind de grootste moeite om maandelijks één goede voorstelling te programmeren in Cinema Zuid. Of een voorbeeld dichter bij huis: in de Vlaamse Opera heb ik dit jaar niets gezien dat de verplaatsing waard was en dat niettegenstaande de vaststelling dat hier, op Cavalli na, allemaal meesterwerken van het ijzeren repertoire op de affiche stonden.

Opera verdient het om te blijven bestaan maar niet in de ondemocratische, artificiële financiële constructies van vandaag. Als kunstliefhebber wens ik mijn tijd nuttiger te gebruiken dan in het bijwonen van wat de facto tweederangsvoorstellingen kunnen worden genoemd. Wat ik wil is kwaliteit, in een theaterzaal als het mogelijk is, op een groot wit scherm als het niet anders kan.

Das Rheingold : vijfde videobericht uit Milaan

Guy cassiers vertelt meer over zijn visie op de Ring. Arjen Klerkx vertelt over de videobeelden en -effecten.