donderdag 29 juli 2010

Seid umschlungen, Millionen!




De Duisburger stampede en de liefdesdood

In de openingsscène van de film Una Giornata Particolare (Ettore Scola, 1977) loopt heel Rome storm voor een bezoek van Adolf Hitler aan il duce Benito Mussolini. Twee mensen zijn in de grote parade blijkbaar niet geïnteresseerd: de huisvrouw Antonietta, en haar homofiele buurman Gabriele. De twee beleven iets wat op een romance gelijkt. Op het einde van de dag komt de dol enthousiaste echtgenoot van Antonietta thuis om het grote volksfeest in geuren en kleuren na te vertellen. Door het raam ziet ze dat Gabriele door de politie wordt opgepakt, ze doet het nachtlampje uit, zo eindigt de film. Het contrast tussen het semi-verplichte massa-evenement (men hoort constant luidsprekers, begeesterende toespraken en uitzinnig applaus op de achtergrond) en de stilte tussen de twee is de sleutel van deze film. Prangende vraag, die altijd weer naar boven komt: Is het mogelijk om niet deel te nemen? Is het zelfmoord om tegen de trend in te gaan, of is het opgaan in de collectieve roes juist de zelfmoord?

Ik moest eraan denken toen ons eveneens in geuren en kleuren werd bericht over de Love Parade in Duisburg, het techno-festival waar twintig doden vielen ingevolge een paniekgolf. En wij die dachten dat de Duitsers iets konden organiseren. Of was het daarom te doen? Anderzijds, twintig doden op anderhalf miljoen bezoekers, het is een peulschil, dan was Auschwitz toch beter in zijn genre. Volgens de statistieken heb je meer kans om thuis dodelijk van de trap te stuiteren; en de organisatoren bleken degelijk verzekerd tegen ongevallen. Maar even serieus: dit soort evenementen ademt echt doodsverlangen uit. Het gaat niet meer om muziek en zelfs niet om collectieve beleving, doch eerder om een behoefte aan totale onderwerping en verdamping van het Ik in een zee van geluid en drukte. De link met fascistische meetings werd al door verschillende analisten gelegd, terecht: in Duisburg resoneerde niet alleen de nazi-parade, maar ook heel de Duitse romantiek, de Totentanz, Götterdämmerung, het offer, het geflirt met het einde en het absolute, Wagner…. tot aan het berouw en de inkeer (“Dit nooit meer”). Ongeneeslijk zijn ze, die Duitsers, ze verdienen niet beter dan vertrappeld te worden.

Maar het fenomeen is uiteraard veel breder en universeler dan een oprisping van collectieve Weltschmerz. Eerst en vooral is de evolutie van die Love Parade opmerkelijk: ze sluit aan bij mijn eerder artikel “Alleen woestijnvissen kunnen hier nog zwemmen” over de vermarkting en massificatie van het feest, en de inpalming van de publieke ruimte door commercieel geregisseerde massaspektakels.

De serie Love Parades was anno 1989 in Berlijn, net voor de val van de muur, heel klein begonnen met een ludiek-anarchistisch straatfeestje van Matthias Roeingh alias DJ dr. Motte, onder het motto “Friede, Freude, Eierkuchen”. Aantal deelnemers: 150. Jammer genoeg werd dit prettig-gestoord samenzijn van gabbers een traditie, en steeg het deelnemersaantal elk jaar exponentieel. Snel kwamen de sponsors opdagen (vooral commerciële radio- en TV-zenders, allerlei met jongerencultuur verbonden merken, maar ook de christendemocratische CSU deed een duit in het zakje…), en kreeg dit straatfestival inderdaad echt de allures van een massamanifestatie die heel het openbare leven lamlegt. Una Giornata Particolare, voorwaar. De commercialisering, de promotie tot massaspektakel, én de effecten van bewustzijnsvernauwing lijken met elkaar verbonden. Meteen zitten we in de verhitte sfeer van Rock Werchter (eigendom van het Amerikaanse Live Nation), Tomorrowland (handelsmerk van het Nederlandse ID&T) en tutti quanti: alle marketeers, maar ook politici, vergapen zich aan deze gelegenheden waar enorm veel jong volk en dus ook enorm veel consumenten/kiezers op elkaar gepakt zitten. Hier heerst de kuddegeest, verpakt als popcultuur, en gedraineerd naar een mondiale marktplaats. Mei ’68, revisited. Maar in de postmoderne marketinglogica is het niet nodig om normen op te dringen of boodschappen te lanceren: verwijder alle normen, vernietig alle slogans, giet alles vol met bier, en je krijgt een ideale mix van hormonen, cash, en hersendood waar je echt alle kanten mee uit kan, tot en met een tunnel zonder exit.

Die schaalvergroting is fascinerend. Van 150 man naar anderhalf miljoen: dat lijken gewoon maar vier extra nullen, doch men kan zich afvragen of het kwaad al niet in de kiem zat verscholen. Naar het schijnt begon ook Hitler in de Münchense bierkelders met zo’n 150 man: dit moet ons van elke samenscholing doen weglopen. Wat in 1989 begon als een ludiek protest tegen de conventies, is uitgegroeid tot een absoluut conformistisch ritueel, dat grenst aan de zelfdestructie. Het is daarbij toch altijd verhelderend om de happenings uit de actuele popcultuur te confronteren met de fascistische massaparades. De volksmenners van vandaag zijn de DJ’s. De spiegeling van de politieke meetings uit de jaren ’30 aan de dance-orgie van honderd jaar later staat ons toe om naar de existentiële wortel te gaan van de massificatie: mensen zijn tegen hun individualiteit niet opgewassen. Men zoekt de massa, omdat men schrik heeft van zijn eigen schaduw.

Dance macabre

Het nihilisme achter de roes- en genotscultus is helemaal niet nieuw. De massapsychoses evenmin. Maar de electronisch ontplofte decibelcultuur heeft wel een enorm potentiaal aangeboord van existentiële vertwijfeling, die is omgeslagen in apathie. De meeste jongeren lijken me objectief ongelukkig, het disco-feest is fake: ze vieren veeleer hun eigen en elkaars begrafenis. Het zoeken van grote massa’s met oorverdovende muziek, de nodige dranks en drugs, eventueel ook het sexuele avontuur, is de rituele beleving van een escapistische jeugdcultuur die voortborduurt op het ‘no-future”-motief van de punk uit de jaren ’80. Maar in tegenstelling, ook weer, tot het subversieve punk-statement, is deze vlucht-in-de-massa geen uiting meer van protest, doch eerder een extatische beaming van een nieuwe maatschappelijke orde. De massa is de negatie van die orde, maar tegelijk vormt ze een metafoor voor de existentiële en sociale jungle waarin men wordt geleefd. Wat is er dan warmer, dan opgaan in die kudde,- de orde als chaos en de chaos als orde te aanvaarden? Wat is er dan logischer en biologischer, dan de paniekreactie, als ultiem spasme van een meute die de uitgang zoekt, hem niet vindt, en elkaar vertrappelt?

Op die manier wordt de massa een meta-lichaam, een monsterachtig gedrocht vol destructieve energie,- een proces dat Elias Canetti al uitvoerig beschreef in “Masse und Macht” (1960). We willen sterven omdat we niet kunnen leven, en de massa biedt daartoe een vehikel. Politiek, sociaal en mentaal is het individu altijd in de verdrukking. Sinds de ontwikkeling van de neocortex, het jongste deel van de menselijke hersenen, willen we afstand houden en onderscheid maken, maar dat mislukt: anders zijn is zó vermoeiend, de capitulatie wenkt altijd. Elke puber wordt tussen die twee polen geslingerd: de wil om zichzelf te zijn, en de druk van de anderen om te participeren en een groepsidentiteit aan te nemen. We hervallen altijd naar een lager bewustzijnsniveau, en in de limiet is de overgave compleet, versmelt het Ik terug met de rest, en wordt het organisme niets meer dan een fractie van een stroom. De massa is een graf, een massagraf, en elk lid gedraagt zich als een ontzield lichaam.

Inzicht in dit regressief, zombie-achtig halfbewustzijn is essentieel om de amplitude van manifestaties als Tomorrowland en Love Parade te begrijpen. De Duisburgse catastrofe was uitzonderlijk, maar is geen toeval. De rituele zelfmoord is de enige mogelijkheid om de paradox te overwinnen van een maatschappelijke orde die tegelijk een chaos is. Een systeem dat ons enerzijds aanzet tot egoisme, maar anderzijds onze individualiteit ontneemt. De massa is dus ons enig soelaas. Overal waar veel volk is, laten we onze eigen terechtstelling ensceneren. En vergis u niet: het is de sociale druk, professioneel en privé, die de zelfvernietiging uitlokt, al was het maar tijdelijk. Onder de oppervlakte van het Ik-tijdperk zit een weergaloze dwang tot participeren, presteren, consumeren, conformeren. De dance macabre wordt beleefd als een intermezzo, door mensen die voor de rest van hun tijd waarschijnlijk in stropdas hard aan hun carrière werken en bereid zijn om zich volledig te conformeren, mits het uitdelen van de nodige elleboogstoten en trappen naar onder (merk de gelijkenis met panieksituaties). Dat dit escapisme ook af en toe écht uitglijdt in de catastrofe, is dan een noodzakelijk kantelmoment om de kick te behouden. Duisburg is gewoon de overtreffende trap, de focus. Alle massaspektakels zitten in haar zog, van de wereldkampioenschappen voetbal tot Tomorrowland.

Heel dit commercieel opgepept mengsel van walg, extase, wanhoop en euforie stelt tenslotte weer de vraag naar de overlevingskansen van de enkeling, die doorheen de film “Una giornarta particolare” wordt gesteld. Heeft het nog zin om na te denken, te schrijven, een individuele mening te vormen, te agiteren, tegen de stroom in? Of is dat alles slechts een functie van door media en reclame gedicteerde trends? Voelen jongeren instinctief aan dat de sociale mechanismen oppermachtig zijn, en dat verzet geen zin heeft? Zoeken ze daarom de kudde, als plek van vergetelheid?

Drie jaar geleden had ik het genoegen, in de opera van Duisburg een "Tristan und Isolde" te kunnen meemaken. Toeval of niet, toen ik de beelden van de Love Parade- catastrofe nog eens zag op ZDF, leken bijgaande muziek en woorden me zeer passend:

Sind es Wellen sanfter Lüfte?

Sind es Wogen wonniger Düfte?

Wie sie schwellen, mich umrauschen,

Soll ich atmen, soll ich lauschen?

Soll ich schlürfen, untertauchen?

Süß in Düften mich verhauchen?

In dem wogenden Schwall,

In dem tönenden Schall,

In des Welt-Atems wehendem All -

Ertrinken, versinken -

Unbewußt - höchste Lust!

Johan Sanctorum

Wolfgang Rihms "Dionysos" bejubeld in Salzburg


De wereldpremière van Wolfgang Rihms nieuwste opera "Dionysos" is op de Salzburger Festspiele door pers en publiek zeer warm onthaald geworden. Rihm schijnt te hebben overtuigd met een melodische, dramatisch-ritmische, bijna laatromantische partituur. Dionysos is gebaseerd op Nietzsche's gedichtenbundel "Dionysos Dithyramben" en voert de filosoof-dichter op als verscheurde persoonlijkheid, zoekend naar liefde langs afgronden van eenzaamheid. In het werk zouden er ondermeer verwijzingen te horen zijn naar Wagners Rheingold. De productie is volgende seizoen ook in Amsterdam te zien.
Op de foto: Johannes Martin Kränzle en Mojca Erdmann.

Kijk, dit is nu eens een typisch voorbeeld van een hedendaagse opera die ik in Bayreuth zou willen zien staan. Nietzsche en Wagner, voor eeuwig verbonden door sterrenvriendschap en aartsvijandschap, waar anders zou dit werk beter hebben gepast als in Wagners eigen kunsttempel in Bayreuth?

PERSCOMMENTAREN:
Merkur
Der Tagesspiegel
Neue Zürcher Zeitung
Salzburger Nachrichten

maandag 26 juli 2010

Ratten in Bayreuth! Hans Neuenfels regisseert Lohengrin

Hans Neuenfels maakte altijd al een grote boog rond de, in zijn ogen reactionaire, Bayreuther Festspiele. Zaterdag ging er zijn Lohengrin in première en Neuenfels lijkt er zich inmiddels zo thuis te voelen dat hij een aanbod voor de Ring van 2013 wel zou zien zitten. Wat dus betekent dat de regisseur voor de Ring nog altijd niet bekend is. Daar stel ik mij toch wel vragen bij. En waarom zal Jonas Kaufmann volgend jaar reeds worden vervangen door Klaus Florian Vogt? Ook Evelyn Herlitzius als Ortrud zal er niet meer bij zijn. Lucio Gallo was eerder reeds vervangen, naar verluidt wegens een stemcrisis.

Fotogalerij van Lohengrin


PERSCOMMENTAREN :

Frankfurter Algemeine Zeitung
Berliner Morgenpost
Hamburger Abendblatt
Bloomberg
Financial times
Der Spiegel
Neue Zürcher Zeitung
Die Presse
Wiener Zeitung
Der Standard
Merkur
Nürnberger Zeitung


donderdag 22 juli 2010

Maesha Brueggergosman

De Canadese sopraan Maesha Brueggergosman heeft stem, persoonlijkheid en uitstraling. Met Franz Welser-Möst maakte ze onlangs een tournee waarbij ze de Wesendoncklieder ten gehore bracht, getuige deze cd. Is hier een nieuwe beloftevolle Wagnercarrière in de maak?

woensdag 21 juli 2010

Tanner on Wagner : Rule Britannia !

Wat hebben de Britten toch met Wagner? Eerst had je G.B. Shaw, Ernest Newman en Deryck Cooke. Later kwamen Bryan Magee, John Deathridge, Roger Scruton, Bernard Williams en Jonathan Carr. Altijd hebben ze de noodzaak gevoeld om Wagner op de één of andere manier te moeten verdedigen. Altijd hebben ze Wagner uit het vunzige discours gehouden waarvan links-progressieven, op wraak beluste joden en gestoorde Duitsers, zich nu al ruim 30 jaar bedienen om Wagner te diaboliseren. In de handen van Britse auteurs heeft Wagner daarentegen altijd recht op een eerlijk discours. De enige uitzondering is misschien Barry Millington die het nodig acht om af en toe een vergrootglas ter hand te nemen om op zoek te gaan naar antisemitische luizen in de pels van Wagners oeuvre.

Dat Britse respect voor Wagner vinden we ook terug in "The Pocketguide to Wagner", het laatste boekje van Nietzsche-kenner en docent filosofie in Cambridge, Michael Tanner, vooral dan in het beknopte biografische deel. Tanner demonstreert dat je daarvoor niet in een hagiografisch coma hoeft te vervallen. De biografische gegevens zijn nu eenmaal zo verpletterend dat ze respect horen af te dwingen bij elke rechtgeaarde kunstliefhebber, of hij nu Wagnerliefhebber is of Wagnerhater. Neem nu De Ring. Wagner spendeert er 26 jaar van zijn leven aan en schrijft de eerste helft van de partituur zonder enig uitzicht op een mogelijke opvoering van het werk. Bayreuth, de tempel die hij voor de opvoering van de Ring als onmisbaar beschouwt, ontstaat met veel bloed, zweet en tranen. Wat men echter te weinig beseft is dat hij dan nog de helft van het werk moet componeren! De durf waarmee hij leven en carrière op het spel heeft gezet en de zelfverzekerdheid waarmee Wagner zijn plannen tot uitvoer brengt, is, hoe je het ook draait of keert, adembenemend. Als Wagner weer eens klaar was met het schrijven van één van zijn teksten dan zei hij soms dat hij nu alleen nog maar de muziek hoefde te componeren, terwijl ons dat nu juist het moeilijkste lijkt van het creatieve proces.
Vergelijk dat maar eens met de hedendaagse operacomponist die, alvorens een noot op papier te zetten, eerst via de kassa van overheid of bevriende intendant moet passeren. Dan begrijp je al snel waarom opera vandaag geen levende kunst meer is.

Tanner heeft ook respect voor de mens achter de kunstenaar: “Wagner’s egoism has, naturally, been much remarked on, and he is very often –perhaps even usually – regarded as one of history’s egregious monsters of self-centredness. Had he been a less self-centred person, he would not have completed his life’s work. Creating his operas was only part of what he had to do : it was very nearly as necessary that he would get them staged as that he should write them. That was certainly how he felt, and it is a stony-hearted person who can read Cosima’s diaries and see how the pair spent years bringing The Ring and Parsifal to production without being moved or shocked by the amount of travelling, auditioning, socialising, organising of every kind that they had to do.”

Bij zijn eerste mislukte poging om Parijs te veroveren schrijft Tanner: “No artist has ever been more comprehensively humiliated”. Jaren later, na de mislukte Tannhäuser in datzelfde Parijs, schrijft Tanner: “Not surprisingly, after this debacle, Wagner hated everything French for the rest of his life.”
Als Koning Ludwig de première van Die Walküre zonder toestemming van Wagner in München verordonneert, schrijft Tanner: “For him to stay away, never having heard the scores, and to imagine absurd productions end performances must have been intolerable”.

De bespreking van Wagners werken, het moeilijkste dat hij zich tot opdracht heeft gesteld, vond ik niet speciaal verhelderend. En van het hoofdstuk over “Wagner, the Jews and the Nazi’s”, dat hij naar eigen zeggen tegen zijn zin heeft geschreven, heb ik absoluut niets bijgeleerd.

Tanner rond zijn werkje af met een lijstje van aanbevolen boeken, CD’s en dvd’s. Joachim Köhler, auteur van “Wagner’s Hitler” noemt hij gestoord, maar zijn Wagnerbiografie “Der Letzte der Titanen” vindt genade in zijn ogen. Tanners CD-tips zijn “a mixed bag” en niet geheel vrij te pleiten van enig Brits chauvinisme. Konwitschny’s Holländer en Kubeliks Meistersinger schijnt hij niet te kennen, Sandor Konya en Max Lorenz evenmin. Zijn tips zijn als volgt : Fritz Reiner 1950 (NAXOS) voor de Vliegende Hollander, George Szell 1940 voor Tannhäuser, Rudolf Kempe voor Lohengrin (EMI), Bernard Haitink (1997, Londen) voor Die Meistersinger, Furtwängler 1952 (EMI) voor Tristan und Isolde, Joseph Keilberth (Bayreuth 1955) voor de Ring, Knappertsbusch (Bayreuth, 1962) voor Parsifal. Dvd’s beperken zijn imaginatie, zegt Tanner en het is duidelijk dat hij geen man van het theater is. Daarin toont hij zich een even grote conservatief als Roger Scruton. Hij geeft dat ook ruiterlijk toe en maakt er zich vanaf in 2 pagina’s. Voor dvd-advies moet je elders zijn.

dinsdag 20 juli 2010

Lucrèce Maeckelbergh recenseert Lohengrin



Recensie van de dvd-release van de Münchense Lohengrin van Richard Jones en Kent Nagano :

Naar Klassiek Centraal

Het Vlaams Wagner genootschap zal deze voorstelling vertonen in Cinema Zuid op 27 november 2010.

vrijdag 16 juli 2010

Die Meistersinger op BBC FOUR


Het door de Britse pers fel bejubelde debuut van Bryn Terfel als Hans Sachs is morgenavond om 19 u in een concertante versie te zien in het kader van de Proms in The Royal Albert Hall op BBC FOUR, kanaal 566 voor Telenetabonnees. De bezetting is identiek met deze die onlangs première hield in Cardiff.

Meer info

PERSCOMMENTAREN:
ConcertoNet
Opera Britannia
Financial Times
The Guardian

vrijdag 2 juli 2010

Das Rheingold van Cassiers in de Duitse vakpers

De Duitse vakpers reageert bijzonder smalend op “Das Rheingold” van Guy Cassiers in Milaan. In Opernwelt wordt de productie zo goed als met de grond gelijk gemaakt. Een fragment hieruit : “Guy Cassiers und seine Mitstreiter folgten eine Art Videoclip-Ästhetik, die zwischen überflüssigen Verdopplungen und szenischer Verweigerung hin und her schwankte. Personenregie findet nicht statt, die Personen schreiten würtig umher, meist stehen sie und rauben den Dialogen das Tempo, das Wagner durchaus komponiert hat. Dafür flimmert und glitzert immer irgendwo irgendwas – es geht einem wie das ewige Ballettgewürge allmählich auf die Nerven. Cassiers und seine Helfershelfer haben nicht auf abstrakte Askese gesetzt wie einst Wieland Wagner, sondern auf abstrakte techno-Dekoration mit einem gewissen Horror vacui. Abstrakt ist, dass die eigentliche Handlung nicht erzählt wird, aber Cassiers erzählt uns auch sonst nichts – er verrührt visuelle Effekte.”

Zo, Guy Cassiers weet weer waar hij staat als operaregisseur. Nu ja, Opernwelt laat zich bij voorkeur inpakken door de bevriende iconen van het Duitse Regietheater en de schrijver van deze recensie is wellicht nog nooit naar een dansvoorstelling geweest, maar jammergenoeg is dit relaas een correcte inschatting van de prestaties van het Vlaamse team in Milaan. Nu kan “Das Rheingold”, met zijn metafysische inslag en archetypische personages als opmaat tot de eigenlijke story van De Ring, iets meer verdragen op het vlak van choreografie. En ook “Siegfried” kan in zijn speelse momenten ook wel één en ander verdragen zoals La Fura dels Baus heeft aangetoond in Valencia. Maar als Cassiers “Die Walküre” en “Götterdämmerung” volgens dezelfde principes zal laten leegbloeden tot bloedloos theater dan zal hij nog voor hete vuren komen te staan in Berlijn. Hopelijk slaagt hij erin om, zoals Ivo Van Hove dat is gelukt aan de Vlaamse Opera, zijn “Ring” in crescendo te laten verlopen.

Laatste kans voor Bill Viola ?


De Tristan und Isolde-productie van Bill Viola en Peter Sellars, die enkele jaren terug in première ging in Parijs en menig Wagnerliefhebber begeesterd achterliet, is wellicht voor de laatste keer aan een revival toe : Esa-Pekka Salonen neemt de productie mee op toernee samen met het Philharmonia Orchestra. Peter Sellars staat nog steeds op de affiche als regisseur maar men is ditmaal zo eerlijk om de productie aan te kondigen als “half-scènisch”.
Daarvoor moet u zich dan wel minstens begeven tot in Dortmund waar de productie te zien zal zijn in het Konzerthaus met zijn, naar verluidt, fabelachtige akoestiek.
Lucerne Festival (10/09)
Konzerthaus Dortmund (17/09)
Symphony Hall Birmingham (23/09)
Southbank Centre London (26/09)