dinsdag 29 maart 2011

Die Walküre van Tankred Dorst (Opus Arte)


De regisseur is een bejaarde dilettant, de tenor is te dik en de bas is te klein. Ziedaar in een notendop de pijnpunten van Walküre I. Gelukkig is er nog Edith Haller. Toen zij voor het eerst de partij van Sieglinde zong in de Vlaamse Opera, schreef uw dienaar : “Gans vooraan op het ereschavot: de Sieglinde van Edith Haller, de enige stem van de avond met het potentieel van een internationale carrière op het Wagnertoneel. Haar spel was vrouwelijk en sensueel, haar voordracht onberispelijk.” Ondertussen staat ze in Bayreuth en over haar prestatie aldaar zou ik exact hetzelfde kunnen herhalen. Haar lichaamstaal verraadt dat zij in de handen van een echte regisseur tot veel meer in staat zou zijn.
Over die regie kan ik kort zijn. Er is er geen. Tussen de decoratieve maar levenloze beelden die scenograaf Frank Philipp Schlössmann heeft bedacht voor deze archaïserende productie is het niet goed vertoeven. De solisten zijn geheel aan hun lot overgelaten. Enkel Haller vindt voldoende inspiratie in zichzelf om haar personage enig profiel te geven.

Waarom Kwangchoul Youn een abonnement heeft in Bayreuth is mij een raadsel. Voor elke van de grote partijen die hij totnogtoe in Bayreuth heeft gezongen is hij vocaal en fysiek een maatje te klein. Interpretatief geraakt hij nooit boven de middelmaat. Dat is met deze Hunding niet anders. Als hij echt forte moet gaan wordt het vibrato allesoverheersend en onaangenaam.

Johan Botha gedraagt zich van meetaf aan als een kleuter in een snoepwinkel.Dat is redelijk irritant als er een camera meekijkt. Lichaamsbeweging gaat de oversizede Zuid-Afrikaan duidelijk niet goed af. Het vocabularium van zijn gebaren is nog kleiner dan dat van een politieagent die het verkeer regelt. Vocaal is er minder aan de hand. Hij heeft krachtreserves, beschikt over een niet onaangenaam baritonaal timbre en zingt met een zekere legato-cultuur. Maar interpretatief blijft het middelmaat. Zoals ik het zie, bestaat de kunst van het zingen erin, door nuancering van de klank, door verbuigingen van de taal, door zinnenprikkelende dosering van de energie, door de charme van de expressie, zeer vertrouwde klanken opnieuw tot leven te wekken. En daarin is alleen Haller geslaagd.

Kunst kan slechts beginnen waar techniek eindigt. En met dat laatste is het droevig gesteld in wat volgt. Een halve Wotan en een onbestaande Brünnhilde domineren het tweede en derde bedrijf. Van daar tot het moment dat Brünnhilde in haar steengroeve op een europallet te slapen wordt gelegd, is het een lange zit.
Met de Wagnercarrière van Mihoko Fujimora gaat het wel erg snel decrescendo. Getuige deze Fricka is ze goed op weg naar de uitgang.

Albert Dohmen, ooit een uitstekende Kasper in der Freischütz, kan maar 50% van deze partij waarmaken. Zijn bas-bariton bezit kern maar de grote persoonlijkheid om deze rol naar zijn hand te zetten bezit hij dan weer niet. Met de speer weet hij zich geen raad en hij stapelt het ene visuele cliché op het andere.

Voor Linda Watson zit de Wagnercarrière erop. Geen enkel frase die zij produceert komt in de buurt van wat het behoort te zijn. Van klankschoonheid is hier allang geen sprake meer. Zelfs de Todesverkündigung gaat gebukt onder een wakkelend vibrato. Herinnert u zich Renate Behle in de Ring van Stuttgart? Zoiets. Wie daar zijn camera’s bij opstelt zou eigenlijk moeten worden opgesloten.

Maar nog is het niet gedaan. Waarom klinkt deze opname (ik beluister ze in PCM-stereo op de blu ray versie) zo slecht ? De stemmen hebben geen présence; op een heel afstandelijke manier zijn ze aanwezig in het klankbeeld. Het orkest klinkt een beetje troebel en modderig, het ontbeert elk detail, zoals we dat hebben leren verdragen van opnamen uit Bayreuth. Wagner verborg zijn orkest in een diepe put omdat hij cinema avant-la-lettre wilde bedrijven. Nu dat zijn werk ook voor het cinemascherm wordt gereproduceerd, is de verzonken orkestbak eerder een obstakel dan een aanwinst voor het bereiken van een goede klank! Resultaat: zelden wordt je meegenomen door de golven van het orkest. Wat een verschil met het transparante, evenwichtige klankbeeld dat Simon Rattle en de Berliner Philharmoniker te horen gaven in Aix !

Christian Thielemann in die omstandigheden beoordelen is dan misschien niet eerlijk. Voor mij rechtvaardigt deze opname in geen geval de euforie die bij pers en publiek rond zijn prestaties hangen in Bayreuth. Hij is goed zondermeer.

Wat blijft er anno 2010 nog over van Wagners kunstproject in Bayreuth als zijn nazaten nog niet eens in staat zijn om een behoorlijke cast bijeen te krijgen? Was het ook allemaal niet de schuld van die manisch-depressieve Deen?

Geen opmerkingen: