vrijdag 24 februari 2012

2012-13 Live in HD Season (MET)



De "2012-13 Live in HD Season" van de Met biedt 12 voorstellingen aan:

1. Donizetti’s L'Elisir d'Amore – New production (Bartlett Sher)
October 13, 2012
Met Anna Netrebko, Matthew Polenzani, Mariusz Kwiecien, Ambrogio Maestri. Maurizio Benini dirigeert.

2. Verdi’s Otello
October 27, 2012
Met Renée Fleming en Johan Botha. Semyon Bychkov dirigeert.

3. Adès’s The Tempest—Met Premiere (Robert Lepage)
November 10, 2012
Met Simon Keenlyside. Thomas Adès dirigeert zelf.

4. Mozart’s La Clemenza di Tito
December 1, 2012
Met Elīna Garanča, Giuseppe Filianoti, Barbara Frittoli. Harry Bicket dirigeert.

5. Verdi’s Un Ballo in Maschera—New Production (David Alden)
December 8, 2012
Met Marcelo Álvarez, Karita Mattila is Amelia, Dmitri Hvorostovsky, Kathleen Kim,Stephanie Blythe. Fabio Luisi dirigeert.

6. Verdi’s Aida
December 15, 2012
Liudmyla Monastyrska, Roberto Alagna, Olga Borodina. Fabio Luisi dirigeert.

7. Berlioz’s Les Troyens
January 5, 2013
Deborah Voigt, Susan Graham, Marcello Giordani, Dwayne Croft. Fabio Luisi dirigeert.

8. Donizetti’s Maria Stuarda—Met Premiere (David McVicar)
January 19, 2013
Met Joyce DiDonato, Elza van den Heever. Maurizio Benini dirigeert.

9. Verdi’s Rigoletto– New Production (Michael Mayer)
February 16, 2013
Piotr Beczala, Željko Lucic, Diana Damrau.

10. Wagner’s Parsifal–New Production (François Girard)
March 2, 2013
Jonas Kaufmann, Katarina Dalayman, Peter Mattei, Evgeny Nikitin, René Pape. Daniele Gatti dirigeert.
Het gaat hier om de productie die binnenkort in Lyon te zien zal zijn. Hier dus met een superieure bezetting. Niet te missen!

11. Zandonai’s Francesca da Rimini
March 16, 2013, 12 pm ET
Met Eva-Maria Westbroek, Marcello Giordani. Marco Armiliato dirigeert.

12. Handel’s Giulio Cesare—New Production (David McVicar)
April 27, 2013
Met David Daniels, Natalie Dessay. Harry Bicket dirigeert.

woensdag 22 februari 2012

In aanloop naar Macbeth


Macbeth laat ik niet voorbijgaan, dus ga ik zeker kijken naar de vertoning in Cinema zuid. Macbeth behoort met Simon Boccanegra, Don Carlos en Otello tot mijn lievelingsopera’s van Verdi. Verdi slaagt erin om vanaf de eerste noot de sfeer van het stuk van Shakespeare in muziek te vatten en dat ook vol te houden. Dat is behoorlijk knap. De rol van Macbeth is verraderlijk. Bij sommige Verdi baritonrollen kan het dikwijls volstaan om een ‘grote klep’ open te zetten omdat de libretto’s te onnozel zijn om los te lopen. Il Trovatore, La Forza del Destino bijvoorbeeld. Macbeth is echter een complex personage dat een intelligente zanger vraagt. Het gevolg is wel dat sommige intelligente zangers gaan denken dat ze daardoor Macbeth ook automatisch kunnen zingen, wat natuurlijk niet altijd het geval hoeft te zijn. Thomas Hampson is daar een spijtig voorbeeld van geweest. Hoezeer ik hem ook apprecieer als zanger, mijn inziens moet hij van zulke dingen afblijven. Door het tekort aan stem krijgt plotseling elke pianissimo een aura van diepzinnigheid terwijl het soms gewoon om vocale camouflage gaat. Simon Keenlyside heeft ook niet meteen het profiel van een Verdi bariton maar ik ben er nogal vrij gerust in dat hij de rol schitterend zal vertolken. De rest van de bezetting ken ik niet, dus ik ben erg benieuwd naar deze productie.
Het stuk van Shakespeare ligt me trouwens ook nauw aan het hart en hoewel er geen enkele gemakkelijke rol bestaat in het oeuvre van Shakespeare neemt ook hier de rol van Macbeth een speciale plaats in en blijft de volgende quote nog steeds geldig.
‘Many great actors succeeded as Hamlet but failed as Macbeth’

maandag 20 februari 2012

Davidsfonds organiseert reis naar De Ring in München



Johan Uytterschaut begeleidt een reis naar München van 3 tot 9 juli naar aanleiding van de nieuwste productie van De Ring van Andreas Kriegenburg in de Staatsopera.

U vindt alle info, prijsinformatie en randprogramma in de volgende brochure : Brochure Davidsfonds

Reserveren kan op nr 016/243838 of op www.davidsfonds.be/cultuurreizen of via cultuurreizen@omniatravel.be of in de reiskantoren van Omnia Travel.

Naar de Bayerische Staatsoper voor meer info

donderdag 16 februari 2012

Exit "Opera op het witte doek" ?



Toen ik enkele maanden geleden gewag maakte van sterk dalende bezoekersaantallen in Cinema Zuid stuurde Jan Schram mij volgende nuchtere maar sympathieke reactie :

Je kan je inderdaad de vraag stellen of het project nog langer aan de behoefte voldoet. Sinds het project in het Cultureel centrum te Adegem (later bij Agfa-Gevaert in Mortsel) is alles in een zodanige stroomversnelling gekomen en gedemocratiseerd. Als je ziet dat in de tijd van Adegem de "Gouden beeldplaat" enkel voorbestemd was voor de "happy few" en dat het toen een zegen was om daar eens de "Ring van de Eeuw" te kunnen zien. Die daarbij dan nog ingeleid werd door ene Willem Bruls of becommentarieerd door Lucrèce Maeckelbergh ...Zie je nu dat in elke huiskamer Blu Ray aanwezig is en grootbeeld TV met de daar bijbehorende HiFi toepassingen.

Anderzijds is de concurrentie vanuit "The Met" met Opera in de Cinema niet te onderschatten. En je kan er voor of tegen zijn ... en ik weet dat je geen voorstander bent, maar zo slecht zijn die producties nu ook weer niet, in casu de Ring van Robert Lepage. In het huidige Bayreuth doet men het zeker niet beter!

Ik begrijp dat, nadat je je er zo voor hebt afgesloofd, het voor jou een desillusie moet zijn te moeten vaststellen dat het bezoekersaantal zo sterk daalt. Daarom vind ik het een heel goed besluit om een sabbat periode te nemen. Met een enquête kom je misschien wel iets meer te weten, maar ik meen me te herinneren dat je dat al eens gedaan hebt.

Anderzijds denk ik dat voor het "Vlaams Wagner Genootschap" nog een rol is weggelegd en ik denk dat Leidmotief het beste is in zijn soort. Kwaliteitsvol, kritisch en actueel."

Als Jans analyse correct is dan ziet het er beroerd uit voor "Opera op het witte doek". Ik begrijp dat menig operaliefhebber de door mij aanbevolen producties liever bekijkt vanaf de chaise longue in het bloedeigen hometheater maar wat zelfs een ervaren operabezoeker als Jan Schram niet schijnt te begrijpen is dat ik met "Opera op het witte doek" al 14 jaar het verschil probeer te maken. 90% van wat de Met ons als een grote opera-avond tracht te verkopen durf ik mijn klandizie niet eens voor te schotelen. En ik val nog liever dood dan operaklunzen als Dimitri Hvorostovsky te programmeren. Daarin voel ik mij onbegrepen, daarin heb ik gefaald, zo begrijp ik : de kenners blijven thuis en de onervarenen zien het verschil niet.

Ik heb besloten om dit seizoen toch nog 2 voorstellingen te organiseren. Na de zomer zal ik de existentiële situatie van het project opnieuw bekijken en trachten uit te vissen of er nog dwingende redenen zijn om het project verder te zetten.

dinsdag 14 februari 2012

De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Frevonia



René Hooyberghs stuurde mij volgende bijdrage over Kitesj in DNO. Regie voerde Dmitri Tcherniakov.

De grachten van Amsterdam: stijfbevroren, bevolkt door honderden schaatsgekke Hollanders, het is nog te vroeg voor ongebreidelde dronkenschap, er zijn nog kinderen bij, het is nog licht: ons wacht een lange opera, van halfzeven tot elf. Een grote kop snert en een jonge jenever dus, en naar binnen.

Daar is het zomer, want nauwelijks is de eerste noot aan het orkest ontsnapt, nauwelijks gaat het doek op en daar is het eerste oooooohhhh van het publiek, en meteen al dankbaar applaus: voor het decor, er is nog niets gebeurd! Dat is een primeur. Maar terecht: het decor is verbluffend, en zeker voor een Nederlands publiek dat sowieso al een ruime dosis Rien Poortvliet-DNA door de aders heeft stromen, meer nog dan wij zijn ze opgevoed door de Efteling en peperkoeken huisjes. Maar geen goedkoop sarcasme vandaag: het is zomer op het podium. Een Russisch landschap dat nog het dichtst aanleunt bij het ideaal van Armand Preud’homme, een hutje op de purperen heide, en dan een meisje, en dat ben jij – maar nee, alweer probeer ik wat mooi is neer te halen, het is gewoon idyllisch, mooi, pastoraal, door het tuintje voor het huisje dwaalt een meisje blootsvoets in een wit kleed: dat moet Fevronja zijn, ook al een naam om van te dromen, het was al een plezier om die prachtige titel van de opera hier neer te typen, kom, ik doe het nog eens: De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja, als het goed is mag geen moeite teveel zijn. En Rimski-Korsakov begint er pastoraal aan, de vogeltjes fluiten en zowaar een Beethoviaanse koekoek laat zich door de ouverture horen.
Stel je je dat voor in 1907, de eerste revolutie tegen de tsaar (begonnen in 1905) is net achter de rug, de Oktoberrevolutie moet nog tien jaar wachten.

Even over Nikolaj Rimski-Korsakov dan. Muzikaal zijn we in het tijdperk van de grote nationalistische stromingen en scholen, componisten zoeken het (zoals topchefs nu) in de volkseigen bronnen, gaan op zoek naar traditionele volksmuziek om ze te bewerken, zoals de chefs op zoek gaan naar “vergeten groenten”. Zo krijg je de Franse, de Italiaanse natuurlijk, de Poolse, de Tsjechische, de Oostenrijkse, de Finse, de Hongaarse scholen of strekkingen, de Russen geven de toon aan: daar heten ze het Mogoetsjaja Koetska, het Machtige Hoopje. Het Hoopje bestaat uit vijf componisten, Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov. Tsjaikovski speelt niet mee, die ziet het meer Europees.
Rimski-Korsakov, geboren in 1844, was van adel en kreeg dus muzieklessen, maar werd marineofficier. Toch bleef hij componeren, een eerste opera (Het meisje van Pskov) ging in 1868 in première, later werd hij docent compositie aan het conservatorium van Sint Petersburg, gaf les aan onder anderen Stravinski en Prokofjev. Hij schreef ook symfonisch werk, meest bekend zijn Sheherazade (1893) en het Capriccio Espagnol (1887). Als kleinkunst-snoepje is De vlucht van de hommel overbekend, dank zij Walt Disney’s Fantasia.
Kitesj werd geschreven in 1903-4, maar moest wellicht door de opstand in Sint Petersburg wachten tot 1907 om opgevoerd te worden. De componist overleed een jaar later op zijn landgoed bij Loega.

Librettist Vladimir Belski had al vroeger met Rimski-Korsakov samengewerkt. Voor Kitesj baseerde hij zich op volkse verhalen over een onzichtbare stad. Hij voegt er het verhaal van een historische inval van de Tataren aan toe.

Maar terug naar ons meisje Fevronja, ze ontwaakt daar aan het kabbelende beekje bij het hutje, rook kringelt uit de schoorsteen, de ochtenddauw trekt op, het wordt licht. Alles is peis en vree, uit de bosjes en van tussen het riet melden zich haar vriendjes: een beertje, een kraanvogel, een gewonde eland die om verzorging vraagt. Ze slaat, net als Sint Franciscus van Assisi, een praatje met hen, ze zingt een danklied aan het woud dat haar al deze pracht en weelde heeft geschonken. Hier ontbreekt werkelijk niets om het geluk volmaakt te maken – of toch? Een prins! Daar komt hij al, Prins Vsevolod Joerjevitsj, zoon van koning Joeri van Kitesj. Hij is op berenjacht, gelukkig is hij gewond, zodat Fevronja hem kan verzorgen, zo slaan de vonken over. De muziek is van een hemelse schoonheid, prins en honingmeisje zingen zich de liefde in.
De lepe prins: “Wie zijn je ouders, meisje, woon je hier alleen?” – Fevronja: “Ik woon bij mijn broer”, of in hedendaagse taal: de kust is veilig, go for it! Nog is onze prins niet gerust. “Ga je naar Gods kerk, om te bidden?” Nee hoor, zegt Fevronja, “dat is te ver lopen, liefje, maar is God niet overal?” – als die prins nu nog niet heeft begrepen dat ze wel wil… ja hoor, hij heeft het, een kwartiertje later vraagt hij haar al ten huwelijk. Ja, nu krijgt zij het benauwd natuurlijk, dat gaat wel erg snel. Maar hier is hij al met een ring, ja vooruit dan maar, “Voor jou mijn liefste geef ik mijn leven; je hoeft het maar te zeggen en ik leg mij levend in het graf”. Zover komt het niet, want daar zijn zijn jachtmakkers, haar kuisheid gered door de gong.

De stad Klein Kitesj maakt zich op voor een aangekondigde bruiloft, maar het volk mort, de dronkenlap Grisjka Koeterma heeft de grootste bek. Er wordt behoorlijk wat gedronken, het pastorale bos is verdwenen, we zien nu op de achtergrond een omineus uitziend gebouw, de gevel lijkt erg op die van het Witte Huis in Moskou, honderd jaar later het tafereel van de opstand tegen Gorbatsjov. Een goeslispeler zingt een droevig, prachtig lied, over de stad Groot Kitesj, aan de overkant van het Jarmeer, en het onheil dat haar wacht. Het koor, het koor! En daar zijn ze: Fevronja, haar broer, de getuige Fjodor Pojarok: klaar voor de bruiloft. Terloops probeert Fevronja de dronkenlap Koeterma nog tot betere gedachten te brengen, ze is één en al goedheid, dat hoor je zo aan de muziek. Plots vallen terroristen het dorpsplein binnen, de enscenering verwijst duidelijk naar de aan de Tsjetsjenen toegeschreven inval op het Dubrovkatheater in 2002 (volgens anderen een door Poetin geïnspireerde provocatie om de Russische inval in Tsjetsjenië te rechtvaardigen); de overvallers “zijn duivels, geen mensen, en ze hebben Christus noch God”, het zijn Tataren, iedereen wordt uitgemoord, behalve Fevronja (“dit moerasbloempje”) en de dronkenlap Koeterma moeten mee, hij moet hen de weg wijzen naar Groot Kitesj, dat veertig kerken heeft en beladen is met goud en zilver. Biddend wordt Fevronja op een kar geladen en meegenomen, ze smeekt God de stad Kitesj onzichtbaar te maken, “evenals de rechtschapen mensen” die er wonen.

Bij het derde bedrijf belanden we in een schuilplaats voor vluchtelingen: noodbedden staan op de grond, er heerst verwarring en angst, we kennen die beelden uit de journaals over natuurrampen en oorlogen. Ook de vorst Joeri en zijn zoon, de bruidegom Vsevolod schuilen voor de vijand. De huwelijksgetuige Fjodor Pojarok heeft ook de aanslag overleefd, hem werden de ogen uitgestoken. Hij doet het relaas van de overval door de Tataren (“Ik weet niet met hoeveel ze zijn, maar door het kraken van hun wagens en het hinniken van hun vurige paarden kun je zeven werst geen woord verstaan; en door het dampen van de paarden werd zelfs het zonnetje verduisterd”). Nog erger: hij moet hen melden dat de dronkenlap Koeterma de ligging van Groot Kitesj verraden heeft, en dat de horde Tataren nu onderweg is. En dat Fevronja “leeft, maar ze was beter dood.”
Vorst Joeri zingt zijn aria, wonderlijk mooi, en wat een vertolking van Vladimir Vaneev, maar daarover later meer. Het is een ode aan Kitesj, “moeder aller steden”. Een knaap brengt verslag uit over de plunderingen in de stad: “De kerkkoepels hebben geen kruisen meer, in de hoge paleizen zijn geen vorsten meer; op de hoeken van de witstenen muren hangen vaandels met paardenhaar”. Eindelijk schiet Prins Vsevolod in actie, roept de mannen op tot weerstand, de koning zegent hun voornemen, ze zijn klaar om als martelaars voor het geloof te sterven. Enkel vrouwen, kinderen en de oude vorst Joeri blijven in de schuilkelder over.

Een entr’acte brengt ons naar een donker bos aan het Jarmeer, aan de overkant ligt Groot Kitesj, onzichtbaar door de dichte mist. Koeterma wordt nog steeds gevangen gehouden door de Tataren, het Nederlands Concertkoor gaat zijn gang, vergeet toch dat versleten Slavenkoor uit Nabucco! Twee Tataren strijden om de buit Fevronja, maar haar belagers slapen hun roes uit en zij kan ontsnappen. Zij zingt haar verdriet uit, zo wordt ze door de door berouw verteerde Koeterma gevonden. Niet alleen heeft Koeterma de Tataren tot bij Kitesj gebracht, bovendien heeft hij het gerucht verspreid dat niet hij, maar Fevronja de verrader is… Fevronja, de goedheid zelf, verlost hem van zijn ketens, ze is bereid haar lot als verraadster te dragen, God weet dat zij onschuldig is. Koeterma vlucht naar de oever van het meer, er is klokgelui, feestelijk klokgelui te horen, en de stad Kitesj is verdwenen, de bijgelovige Tataren kiezen het hazenpad, “De Russische God is vreselijk.”

Fevronja en Koeterma strompelen door het bos, Fevronja is uitgeput. Nu is vooral Koeterma aan het woord, hij ijlt en denkt dat hij de duivel ziet, hij rent brullend weg. Een lange, mooie aria van Fevronja volgt, zij verenigt zich weer met de natuur, en de natuur met haar. Een vogel, Alkonost, verschijnt en richt het woord tot haar, gelukkig is in opera niets onmogelijk. Alkonost, jammer genoeg, is de vogel der genade, “voor wie ik zing, is de dood gekomen”. “Ah, jij niet erg pientere vogel”, zingt Fevronja, “ik ben niet bang om te sterven en heb geen spijt van mijn verweesde leven… kom, mijn lieve dood, mijn gewenste gast, breng mij naar die bekoorlijke plek waar mijn bruidegom rust.”
Daar is de geest van Prins Vsevolod (Rimski-Korsakov zegt erbij dat de Prins langzaam komt aangelopen, bijna zonder dat zijn voeten de grond raken, van regie-aanwijzingen gesproken…). Volgt een mooie dialoog tussen Fevronja en de verschijning van de prins, een prachtig duet, en daar verschijnt alweer een magische vogel, Sirin is zijn naam, dat klinkt al minder donker dan Alkonost, wat is taal toch een genade. Sirin zingt: “Ik ben de vogel van de vreugde, degene voor wie ik zing zal eeuwig leven.”

Verwarring alom, ook muzikaal, Sirin en Alkonost voeren een dialoog die niemand wijzer maakt. De stad verschijnt aan de oever, of is dat nu het paradijs, is alles voorbij? In deze enscenering zijn we terug bij het hutje op de heide, de cirkel is rond. Het volk zingt de geliefden toe, vorst Joeri heeft ook nog wijze woorden. Alles is klaar om de bruiloft te laten doorgaan, maar nu bedenkt Fevronja zich: die dronken Koeterma is nog spoorloos. Ze schrijft hem een briefje: “Denk niet dat we dood zijn, we leven: de stad Kitesj is niet gevallen… We bloeien als dadels, als welriekende lelies”. Nu vraagt ze wie toegang krijgt tot de stad. Vorst Joeri geeft antwoord, en zo eindigt alles toch nog op een raadsel: “Ieder die vastberaden is, en die deze stad boven het leven verkiest.”

Het koor brengt de laatste verduidelijking: “Hier is geen geween en geen ziekte, er is zoetheid, zoetheid zonder einde, en eeuwige vreugde, vreugde, vreugde… die hier eeuwig woont.”

Ach, hoe mooi, als Marc Albrecht zijn musici ademloos lang de laatste noten laat rekken en een zucht door het theater gaat. Dit is pas opera, dit is zo dicht bij de perfectie dat de paar honderd begenadigden die erbij waren ademloos blijven zitten vooraleer het eerste applaus weerklinkt. En dan begint het te dooien, ook in Amsterdam.

Deze wonderlijk mooie productie – regie, decor, koren, zangers, orkest, leiding, kostuums, belichting – hoort tot het mooiste wat opera te bieden heeft. Ik heb dankbaar uit het libretto geciteerd omdat het zo mooi en zo poëtisch is. Hoogtepunten zijn moeilijk te noemen, maar dan toch: de ode van vorst Joeri (Vladimir Vaneev) aan de stad Kitesj. Het lied van de goeslispeler, Gennady Bezzubenkov. Het hele laatste, uitputtende bedrijf van Fevronja (Svetlana Ignatovich). De geweldige performance van de Brit John Daszak als de dronken Grisjka Koeterma. Misschien had prins Vsevolod (Maxim Aksenov) wat krachtiger mogen zijn, maar wat zou het. Onvergetelijk, wie de kans nog heeft naar Amsterdam te trekken voor dit meesterwerk, doen. Wellicht is er ook elders nog mogelijkheid binnenkort, want dit is een coproductie van de Nederlandse Opera met de Bastille in Parijs, het Gran Teatre del Liceu in Barcelona en de Scala van Milaan.

De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

maandag 13 februari 2012

Götterdämmerung in de Met


Richard Wagner had niets als verachting voor de theatergeplogenheden van zijn tijd. In 1876 was hij meer dan aangeslagen door het gebrekkige scènische resultaat dat hij als amateur-regisseur in zijn eigen tempel aan zijn eigen Ring had weten te ontlokken. Het kan niet anders of hij zou voor Robert Lepages bloedloze regie en fantasieloze scenografie zijn neus hebben opgehaald. Laat ik echter meteen opmerken dat dit geen relevant criterium kan zijn om een theaterproductie te beoordelen.

Een zeer ervaren muziekliefhebber vertelde mij zaterdag in Kinepolis Brugge dat hij dit de beste Ring vond die hij ooit had gezien en wel omdat de regisseur nu eens rekening had gehouden met Wagners regievoorschriften. Toen ik repliceerde dat een hedendaags regisseur dat niet hoort te doen, stoof hij briesend weg, de armen wijd gesticulerend in de lucht. Je maakt het wel vaker mee dat een operaliefhebber geen verstand heeft van theater. Daarom is het misschien nuttig nog eens te herhalen dat operacomponisten alleen regieaanwijzigingen kunnen geven voor het theater van hun eigen tijd. Daarna is het aan ons en meer bepaald aan de regisseur om het werk in leven te houden. Hoe hij dat doet is zijn zaak.

Wat mij nog steeds verbaast is, hoe de grootste culturele meltingpot van de wereld met zo'n levende kunstscène als die van New York, zo'n reactionaire houding kan cultiveren ten aanzien van theater. Het zou mij benieuwen om daar eens een intelligente analyse over te lezen. Of is het allemaal niet zo erg als het lijkt? Want werd Robert Lepage in de Amerikaanse pers niet behoorlijk fel afgebrand en is Peter Gelb ('Boy,was it worth it!") ondertussen niet zowat de enige die Lepage nog verdedigt? Hier een kleine bloemlezing van persecho's ter illustratie :
- "There’s hardly a moment in any of the four episodes when you sense the director’s pssionate involvement with the characters or their moral dilemmas." (New York Times).
- "La "Tétralogie" du Met s'achève dans la banalité. S'il faut se réjouir que le Canadien n'ait pas détourné le sens de l'ouvrage, il faut tristement convenir qu'il n'a pu échapper aux conventions les plus plates du genre." (Le Monde).
- " Robert Lepage's Götterdämmerung echoes Zeffirelli spectacles" (The New York Observer).
- "A teatrical concept that had no sustaining vision" (The Wall Street Journal).
- "After the two-year, $16million rollout of this Ring, a more relevant question would be, Is that all there is?” (The New York Post).
- "Theatrical ineptitude remained the rule of the night. This Ring has turned out to be a hyper-costly fiasco." (Financial Times)

Kort samengevat, ook in dit laatste luik en vooral in dit laatste luik van de Ring toonde Lepage zich weer eens een middelmatig scenograaf en een slecht acteursregisseur. Creatieve armoede regeerde de tussenspelen die alweer werden opgeleukt met roterende planken en nietszeggende videoprojecties. Wieland Wagner heeft dat 60 jaar geleden al op een meer suggestieve wijze gedaan. Kan je dit dan vooruitgang noemen? Wat Lepage deed met het koor was niets meer dan tenenkrommend patronagetoneel en de solisten liet hij weer eens aan hun lot over en dat kon alleen maar bij Waltraud Meier tot een aanvaardbaar resultaat leiden.
Dus als dit de duurste productie is uit de geschiedenis van de Met, zoals Peter Gelb beweert, dan is dit tegelijk ook de duurste artistieke flop uit de Met-geschiedenis.

Deze Götterdämmerung moest het stellen zonder de verpletterende aanwezigheid van Bryn Terfel. In vocaal opzicht werd het dus een uitstekende maar niet de beste avond van de reeks.
Jay Hunter Morris bevestigde het niveau van zijn prestatie in Siegfried. In het eerste tafereel van het derde bedrijf kon hij nog maar eens uitpakken met zijn geweldige looks en de surfende Rijndochters plagerig negeren tegen het canvas van Lionel Arnoulds virtuele video-rivier. Dat leverde de visueel meest aantrekkelijkste momenten op van de avond. Zijn sterfscène, "Brünnhilde heilige Braut", was één van de meest doorleefde die ik al ooit zag. De daaropvolgende dodenmars viel dan weer plat op de buik. Morris liet in de pauze terloops nog even weten dat hij nog nooit een volledige Ring heeft uitgezeten. Ondertussen staat deze ex-verkoper van rolschaatsen daar toch maar één van de meest veeleisende rollen uit de operaliteratuur te zingen met een onwaarschijnlijke vanzelfsprekendheid. Geweldig, toch ! Ik wens Morris zo snel mogelijk een échte Ringregisseur toe om verder te groeien in deze rol.

Deborah Voigts voordracht was erg gaaf. De registerovergangen brachten haar eigenlijk nooit in de problemen. Jammer dat haar kennis van het Duits eerder beperkt blijft. Als actrice blijft het ook allemaal een beetje houterig en slechts zelden weet ze te ageren vanuit een innerlijke noodzaak. Laat dat nu net van toepassing zijn op 90% van de Met-solisten.

Was de Hagen van Hans Peter König vocaal onberispelijk, scènisch was zijn teddybeer imago een regelrechte katastrofe. Wat een teleurstelling om "Hier sitz ich zur Wacht" met zulke efficiënte stemprojectie te horen en het effect van deze gitzwarte pagina uit de operaliteratuur daarna volledig teniet te zien gaan door een onbestaande regie. Kasper Holten haalde meer uit dezelfde scène met een zanger die nauwelijks tot aan de knieën van König reikt. Even problematisch waren de Männenrufe en om precies dezelfde reden. Lepage mag zich daaruit lullen zoveel hij wil, dit zijn allemaal zware beroepsfouten die op het conto van de regisseur zijn te schrijven.

Ik hoop dat u dit ook leest, Guy Cassiers, en niet dezelfde fouten maakt !

Deemstering in de cinema



Johan Vereertbrugge stuurde volgende commentaar op Lepages Götterdämmerung:

Na een geslaagde Walküre en Siegfried vanuit de Met waren de verwachtingen hooggespannen voor het grootse slot-akkooord van de Ring. Spijtig genoeg kon de voorstelling ons niet over de ganse lijn geboeid houden : op een aantal cruciale momenten, zoals in de slotscène, viel de regie van Lepage door de mand. Een Amerikaanse recensent schreef hierover dat een van de grootste climaxen uit de opera-geschiedenis hier spijtig genoeg uitdraait op een anti-climax.

Opnieuw deed Lepage zeer weinig met de prachtige interludes : wat bewegende kleur-animatie op de planken van de Machine projecteren is gewoon heel pover. Een en ander werd echter goedgemaakt door glorieuze zang-momenten van Waltraud Meier, Jay Hunter Morris en Deborah Voigt, die zich in de slotscène toch wel iets te monter in de vlammen wierp.

Andermaal werden we verwend door een mooie omkadering van interviews en introducties. Toch verliep dit keer niet alles vlekkeloos : de techniek liet het een paar keer afweten en de ondertitels waren even het noorden kwijt. Ook het geluid startte een beetje schraal in de donkere, onheilspellende akkoorden van de Proloog. Dit verbeterede echter in de loop van de voorstelling.

Van deze Proloog kunnen we niets anders zeggen dan "armoede troef" : is er echt niets boeienders te maken van deze scène dan enkele lelijke vrouwen die aan een touw staan te trekken ?

De eerste acte startte dan toch beloftevol met een gloedvol duo tussen Siegfried en Brünnhilde. Wat een stemmen ! Deborah Voigt was geweldig en had genoeg controle over haar stem. De regie bleef zeer beperkt, maar leverde enkele fraaie filmische beelden op van Siegfried's Reinfahrt.

De Gibichung scène was over het algemeen saai en traag te noemen. Het grootste probleem hadden we met het personage van Hagen, die weliswaar een klok van een stem had, maar als personage net dat tikkeltje dreiging en oer-haat miste. Je had niet echt schrik van deze Hagen.
Het stem-timbre van Gutrune kon me zeker bekoren en Wendy Bryn Harmer zette haar personage goed neer. De Gunther was oké.

Het gitzwarte Wachtlied van Hagen klonk dreigend genoeg in het orkest maar de Hagen van dienst zat er weer mak bij alsof het hem niet veel kon schelen.

Daarna kwam misschien wel het hoogtepunt van de avond : de Met kan zich de luxe permitteren om zelfs in de bijrollen de allergrootsten te casten en zo konden we smullen van de acteer- en zang-glorie van de gevierde Waltraud Meier die tegelijk een lesje dictie gaf aan haar Amerikaanse collega's. De donkere tijdingen van Waltraute blijven een prachtig moment in de ganse Ring en het werd met verve gebracht.

Het slot van Acte I bleef op hetzelfde niveau met een sterk dramatische scène waarin Siegfried met behulp van de Tarnhelm op brutale wijze Brünnhilde inpalmt.

De actie in Acte II is veel gebalder en krachtig en meestal werkt dit goed, te meer doordat Wagner hier het koor meesterlijk mee inzet.
Weer werden de zangers niet geholpen door de planken-machine, die nu een symboliek van houtringen weergaf.
In Hagen's droomvisioen van zijn vader Alberich zagen we de bas Eric Owens terugkeren met een krachtige Alberich stem. Maar waarom kijkt hij steeds naar het publiek als hij zijn zoon Hagen duister toespreekt ?
Het vervolg van de fantastische tweede acte verliep goed ; het is dan ook een dankbare brok muziektheater. Het Gibichungen-koor klonk krachtig en vol. De confrontaties gaven vonken.

Ondertussen was de avond reeds ver gevorderd en we verwachtten een mooie apotheose van de Ring-cyclus. De moord op Siegfried werkte nog enigszins efficient, met een opvallende nadruk op de schaamte en het berouw van Gunther, terwijl Hagen afwezig bleef. De grandioze muziek van Siegfrieds Dodenmars kwam minder tot zijn recht door wat te veel beweging op de scène, die alleen afleidde van dit moment waarop de wereld even stiltaat.

Spijtig genoeg viel het slot ook tegen. De monoloog die Brünnhilde's zelfopoffering voorafging was weliswaar goed gezongen, maar mag hier ook wat wanhoop, angst, doodsverlangen en een tikkeltje hysterie bij ?
Debby Voigt leek hier haar zelfgekozen dood toch wat licht op te pakken.
De enscenering met het paard was zelfs potsierlijk en gekunsteld. En wat te denken van de zwakke beeldentaal van plaasteren godenbeelden die ontploften.
Er is al heel wat inkt over gevloeid, maar het blijft toch vreemd dat Lepage met deze Götterdämmerung (en Ring) geen enkele maatschappelijke, sociale, culturele asscociaties maakt en zich letterlijk bij de oubollige traditie houdt.

Het orkest was over de ganse lijn sterk, doorzichtig en consequent in de keuzes van de dirigent. Bravo. Het is nu wachten op enkele volledige Ring - Cyli vanuit de Met. Hopelijk wordt er in de zomer ook in de Cinema een cyclus uitgezonden ?

zondag 5 februari 2012

Lars von Trier naar Bayreuth


Af en toe komt er dan toch nog eens wat opbeurend nieuws vanuit Bayreuth.
Christian Thielemann en Katharina Wagner zouden opnieuw in onderhandeling zijn met Lars von Trier. Von Trier, die ooit aan de slag ging als regisseur van De Ring, haakte 2 jaar later af omdat hij vreesde met zijn gekmakend perfectionisme het leven van alle deelnemers tot een hel te maken. Von Trier zou nu een „kleinschaliger“ werk van Wagner voor zijn rekening nemen. En wie heeft, getuige het superbe „Melancholia“, zijn plaats in de tempel van Bayreuth het afgelopen jaar meer verdiend dan Von Trier ?

Maar ook als filmmaker lijkt Wagner von Trier niet los te laten. In een interview beweerde hij onlangs pas rustig te kunnen sterven als hij De Ring heeft ingeblikt...

Toch weer eens iets om naar uit te kijken...

Ander goed nieuws : ter compensatie van het verlies van hoofdsponsor Siemens voor de public viewings tijdens de Festspiele trekt Bayreuth nu naar de cinema. Op 11 augustus zal Herheims Parsifal niet alleen live op Arte te zien zijn maar ook in meer dan 100 cinema’s in Duitsland. De tickets zouden 28 tot 32 euro kosten. De beide pauze’s zouden worden opgevuld met een randprogramma dat door Katharina Wagner en Klaus Florian Vogt gemodereerd zal worden.