maandag 13 februari 2012

Götterdämmerung in de Met


Richard Wagner had niets als verachting voor de theatergeplogenheden van zijn tijd. In 1876 was hij meer dan aangeslagen door het gebrekkige scènische resultaat dat hij als amateur-regisseur in zijn eigen tempel aan zijn eigen Ring had weten te ontlokken. Het kan niet anders of hij zou voor Robert Lepages bloedloze regie en fantasieloze scenografie zijn neus hebben opgehaald. Laat ik echter meteen opmerken dat dit geen relevant criterium kan zijn om een theaterproductie te beoordelen.

Een zeer ervaren muziekliefhebber vertelde mij zaterdag in Kinepolis Brugge dat hij dit de beste Ring vond die hij ooit had gezien en wel omdat de regisseur nu eens rekening had gehouden met Wagners regievoorschriften. Toen ik repliceerde dat een hedendaags regisseur dat niet hoort te doen, stoof hij briesend weg, de armen wijd gesticulerend in de lucht. Je maakt het wel vaker mee dat een operaliefhebber geen verstand heeft van theater. Daarom is het misschien nuttig nog eens te herhalen dat operacomponisten alleen regieaanwijzigingen kunnen geven voor het theater van hun eigen tijd. Daarna is het aan ons en meer bepaald aan de regisseur om het werk in leven te houden. Hoe hij dat doet is zijn zaak.

Wat mij nog steeds verbaast is, hoe de grootste culturele meltingpot van de wereld met zo'n levende kunstscène als die van New York, zo'n reactionaire houding kan cultiveren ten aanzien van theater. Het zou mij benieuwen om daar eens een intelligente analyse over te lezen. Of is het allemaal niet zo erg als het lijkt? Want werd Robert Lepage in de Amerikaanse pers niet behoorlijk fel afgebrand en is Peter Gelb ('Boy,was it worth it!") ondertussen niet zowat de enige die Lepage nog verdedigt? Hier een kleine bloemlezing van persecho's ter illustratie :
- "There’s hardly a moment in any of the four episodes when you sense the director’s pssionate involvement with the characters or their moral dilemmas." (New York Times).
- "La "Tétralogie" du Met s'achève dans la banalité. S'il faut se réjouir que le Canadien n'ait pas détourné le sens de l'ouvrage, il faut tristement convenir qu'il n'a pu échapper aux conventions les plus plates du genre." (Le Monde).
- " Robert Lepage's Götterdämmerung echoes Zeffirelli spectacles" (The New York Observer).
- "A teatrical concept that had no sustaining vision" (The Wall Street Journal).
- "After the two-year, $16million rollout of this Ring, a more relevant question would be, Is that all there is?” (The New York Post).
- "Theatrical ineptitude remained the rule of the night. This Ring has turned out to be a hyper-costly fiasco." (Financial Times)

Kort samengevat, ook in dit laatste luik en vooral in dit laatste luik van de Ring toonde Lepage zich weer eens een middelmatig scenograaf en een slecht acteursregisseur. Creatieve armoede regeerde de tussenspelen die alweer werden opgeleukt met roterende planken en nietszeggende videoprojecties. Wieland Wagner heeft dat 60 jaar geleden al op een meer suggestieve wijze gedaan. Kan je dit dan vooruitgang noemen? Wat Lepage deed met het koor was niets meer dan tenenkrommend patronagetoneel en de solisten liet hij weer eens aan hun lot over en dat kon alleen maar bij Waltraud Meier tot een aanvaardbaar resultaat leiden.
Dus als dit de duurste productie is uit de geschiedenis van de Met, zoals Peter Gelb beweert, dan is dit tegelijk ook de duurste artistieke flop uit de Met-geschiedenis.

Deze Götterdämmerung moest het stellen zonder de verpletterende aanwezigheid van Bryn Terfel. In vocaal opzicht werd het dus een uitstekende maar niet de beste avond van de reeks.
Jay Hunter Morris bevestigde het niveau van zijn prestatie in Siegfried. In het eerste tafereel van het derde bedrijf kon hij nog maar eens uitpakken met zijn geweldige looks en de surfende Rijndochters plagerig negeren tegen het canvas van Lionel Arnoulds virtuele video-rivier. Dat leverde de visueel meest aantrekkelijkste momenten op van de avond. Zijn sterfscène, "Brünnhilde heilige Braut", was één van de meest doorleefde die ik al ooit zag. De daaropvolgende dodenmars viel dan weer plat op de buik. Morris liet in de pauze terloops nog even weten dat hij nog nooit een volledige Ring heeft uitgezeten. Ondertussen staat deze ex-verkoper van rolschaatsen daar toch maar één van de meest veeleisende rollen uit de operaliteratuur te zingen met een onwaarschijnlijke vanzelfsprekendheid. Geweldig, toch ! Ik wens Morris zo snel mogelijk een échte Ringregisseur toe om verder te groeien in deze rol.

Deborah Voigts voordracht was erg gaaf. De registerovergangen brachten haar eigenlijk nooit in de problemen. Jammer dat haar kennis van het Duits eerder beperkt blijft. Als actrice blijft het ook allemaal een beetje houterig en slechts zelden weet ze te ageren vanuit een innerlijke noodzaak. Laat dat nu net van toepassing zijn op 90% van de Met-solisten.

Was de Hagen van Hans Peter König vocaal onberispelijk, scènisch was zijn teddybeer imago een regelrechte katastrofe. Wat een teleurstelling om "Hier sitz ich zur Wacht" met zulke efficiënte stemprojectie te horen en het effect van deze gitzwarte pagina uit de operaliteratuur daarna volledig teniet te zien gaan door een onbestaande regie. Kasper Holten haalde meer uit dezelfde scène met een zanger die nauwelijks tot aan de knieën van König reikt. Even problematisch waren de Männenrufe en om precies dezelfde reden. Lepage mag zich daaruit lullen zoveel hij wil, dit zijn allemaal zware beroepsfouten die op het conto van de regisseur zijn te schrijven.

Ik hoop dat u dit ook leest, Guy Cassiers, en niet dezelfde fouten maakt !

Geen opmerkingen: