zondag 9 december 2012

Karekiet in het riet, is dit Lohengrin niet?


Dat dit niet de grote avond zou worden die de Scala ons had beloofd was al snel duidelijk. Het bericht dat Anja Harteros zich wegens een hardnekkige verkoudheid had laten vervangen door een inderhaast ingevlogen Annette Dasch betekende zoveel als dat er van een herhaling van de chemie tussen Lohengrin en Elsa, zoals die in München onder Richard Jones had plaats gevonden, geen sprake kon zijn.
Het bijzonder goed gemutste première-publiek bedolf de productie onder een klein bloementapijt ook al hadden enkele kranten er schande van gesproken dat het seizoen met Wagner en niet met Verdi werd geopend. Blijkbaar vinden Milanezen altijd wel een reden om te zeuren. De loggionisti hadden zich daags voordien nog maar eens van hun meest ruige kant getoond door Cecilia Bartoli (voorwaar niet mijn beste vriendin!) met haar Rossini-recital naar huis te schimpen. Maestro Barenboim had zich toen naar het publiek gekeerd en gezegd: "Dit is een concert. Wilt u nu allemaal uw mond houden". Zo had Milaan ondertussen weer wat manieren bijgeleerd maar waarom datzelfde publiek een maandje vroeger zo onverschillig had gereageerd op de Siegfried van Guy Cassiers blijft mij toch een raadsel. Was de maestro niet dezelfde? Werd er beter gemusiceerd ? Werd er beter gezongen? Was hier de hand te zien geweest van een superieur regisseur? Was er meer onversneden schoonheid te zien geweest op het toneel? Niets van dit alles. U begrijpt het al, niets is zo wispelturig als een operapubliek.

Claus Guth was regisseur van dienst en dat kon maar één ding betekenen: dat de cinemascope ambities van Wagners romantische opera in een burgerlijk interieur zouden worden geperst, een ruimte met liefst enkele trappen en veel deuren. Een figurant met veren aan het lijf zou de voorstelling choreografisch opleuken. Hij deed het in Bayreuth met de Holländer, in Salzburg met de Nozze di Figaro, in Zürich met Tristan. Of hoe voorspelbaar een regisseur kan zijn. De gevederde figurant was voor één keer wel degelijk op zijn plaats want hij kon dienst doen als het schimmige personage van Gottfried/Zwaan. Kostuums en scenografie boden een Victoriaanse aanblik en Guth leek zich verder aan de regels te zullen houden. Zijn hoofdpersonages liet hij wat extremere poses innemen : Elsa als autiste, Lohengrin als een zachtgekookt eitje met hevige aanpassingsproblemen aan de nieuwe omgeving. Hij liet hem op het toneel verschijnen in een spastische kramp. Als een ontpoppende vlinder? Een afkickende verslaafde? Dat was niet slecht bedacht en Jonas Kaufmann leek in de kwetsbaarheid van dit personage ook echt wel te geloven. Het merkwaardige was dat Guth zijn woonkamerobsessie verliet uitgerekend daar waar Wagner een bruidskamerscène voorschrijft, met name in het derde bedrijf. Guth vluchtte naar buiten, vond een aanlegsteiger bij de waterkant en liet er zijn Lohengrin bootje baden. Wat volgde was een uitstekend geregisseerd duet dat voor Kaufmann aan de zijde van de juiste partner echter veel meer had kunnen betekenen.

Op de prestatie van René Pape viel niets aan te merken. Bij deze koning gingen Germaanse ernst en plichtsgevoel hand in hand en Pape vulde dat in met passende vocale autoriteit, culminerend in een uitstekend "Gottesgericht" .
Voor de geweldige Verdi-bariton Zelko Lucic was deze Heerrufer allicht een Wagnerdebuut. Benieuwd of hij in dit vak verdere stappen zal ondernemen.

Barenboim had Ortrud bezet met de schrille sopraan van Evelyn Herlitzius. Dat was niet zo'n goede zet. Het lijdt geen twijfel dat Wagner voor Ortrud een sopraan met een donkere stemkleur voor ogen had, precies om het onderscheid te maken met Elsa. Ook al ligt de partij erg hoog, ze wordt wel vaker door een mezzo ter harte genomen omwille van de kleur. Herlitzius' voordracht toonde echt engagement en een grote beheersing van de ritmische aspecten van de partij, zij legde keurige accenten maar miste het demonisch crescendo op "Gott ". In het algemeen kon ze voor een stuk boeiender doorgaan dan Petra Lang in Bayreuth. Eerlijk gezegd, wie kan er vandaag de "furchtbare Grossartigkeit" en "entsetzlicher Wahnsinn" van Ortrud waarmaken zoals Wagner het voorschrijft ? De (mezzo)-sopraan die dit voor mekaar krijgt, zonder schril en overdreven hysterisch te klinken, hoeft zich voor de verdere carrière geen zorgen meer te maken.

Tomas Tomasson was de grootste teleurstelling in deze productie, niet zozeer omdat zijn stem hem tweemaal in de steek liet, maar omdat zijn voordracht fundamenteel saai was. In het, in al zijn lijfelijkheid keurig geregisseerde duet met Ortrud in het tweede bedrijf, gaf hij het beste van zichzelf maar een topprestatie werd het nooit. Het tweede bedrijf vertoonde wel meer zwakheden : zo liet Guth Lohengrin een pantomime uitvoeren tijdens het voorspel terwijl de verslagen tegenstanders roerloos aan een tafel zaten. Dat sloeg nergens op. Was het overigens niet tegen de muziek in geregisseerd? Erg zwak voor één van de grote momenten van de opera.

Laat één ding duidelijk zijn : Annette Dasch is geen Anja Harteros, met alle respect voor de inderhaast opgetrommelde sopraan en de last-minute depannage. Bij Annette Dasch kan ik geen kwaliteiten aantreffen die haar geschikt maken voor de grote podia in onze operatheaters. Er is niets in haar voordracht dat mij kan boeien. Geen 5 sconden lang kan ze de partij naar haar hand zetten. Nul persoonlijkheid. Hier is werk aan de winkel. Haar declamatie verliest daardoor alle zinnelijkheid.Voor Bayreuth is dit tegenwoordig blijkbaar goed genoeg.

Jonas Kaufmann demonstreerde nog maar eens dat zijn kapitaal niet alleen in zijn stem is terug te vinden maar ook in zijn looks. Bij ontstentenis van de bevallige Griekse sopraan moest hij zorgen voor de cameragenieke momenten. Dat deed hij weer voortreffelijk. Kaufmanns carrière zit daardoor gebeiteld voor minstens 2 decennia. Met zijn charismatische verschijning zal hij niet zo snel vervelen als een Christopher Ventris en zijn intelligente carrièreplanning zal hem behoeden voor vroegtijdig verslijt van de stembanden. Laat dit een bijzonder geruststellende gedachte zijn voor de komende jaren.
Kaufmann vindt dat Lohengrin hoort gezongen te worden door een Italiaanse lirico-spinto. Daar kan ik het helemaal mee eens zijn. Alleen blijven de subtiliteiten van de lyrische delen van deze Lohengrin-partij hem wel eens in de keel zitten. Op zulke momenten moet hij Klaus Florian Vogt laten voorgaan. Maar daar waar spinto-kwaliteiten vereist zijn zoals in "Das süβe Lied verhallt" en "Höchtes Vertrauen" klimt zijn prestatie op tot haar beste niveau. Bij Vogt wordt je dan getrakteerd op lammetjespap.

Beeld en klank, zoals die via de kabel tot bij mij geraakten, waren beide inferieur aan datgene wat wij ondertussen gewend zijn geworden door dvd en opera in de cinema. Vooral met de dynamiek van de orkestklank zat het niet snor. De fanfares en de koorpartijen moeten in de zaal 10 maal beter hebben geklonken. De solisten daarentegen waren zeer present in het klankbeeld en best genietbaar.

Geen opmerkingen: