woensdag 27 maart 2013

Parsifal in de Vlaamse Opera


PRELUDE TO A KISS

14 maart 2013 : Habemus Papam! Nauwelijks was de witte rook om zijn hoofd verdwenen of Il Papa Francesco sprak de menigte toe van op zijn Vaticaans balkon met bezwerende woorden over het nakende broederschap van de liefde. Zijn voorganger was bezweken voor de crisis die haar oorsprong vond ter hoogte van het kruis van de mannen die het instituut kerk besturen, een instituut waar, zoals bekend, vrouwen van alle beleidsniveau's worden uitgesloten. De overeenkomst met de Graalgemeenschap van Parsifal is geheel toevallig. Om maar te zeggen: het was een erg goed idee van Aviel Cahn om Parsifal in handen te geven van een vrouwelijk regisseur nadat Jan Fabre had laten weten andere katten te zullen geselen. Sterker nog, Parsifal is in de hoofden van Parsifalbashers zodanig vrouwonvriendelijk dat het sowieso steeds een goed idee is om het enigmatische werk over te leveren aan de intuïtie van een vrouwelijk regisseur. Maar Aviel Cahn vergiste zich weer eens van regisseur.

Tatjana Gürbaca kwam nochtans niet slecht uit de startblokken. Halverwege de prelude laat ze mannen één voor één het podium betreden, in vrijetijdskledij, de zonnebril binnen handbereik. Tussen hen ontwaren we Amfortas en Kundry . Ze omhelzen mekaar als in een gevecht om leven en dood, een flashback die we normaal niet te zien krijgen en die tegelijkertijd ook lijkt te anticiperen op een ultieme verzoening tussen de geslachten. Gürbaca suggereert daarmee dat het stuk over ons zelf gaat en dat de verzoening tussen de sexen centraal staat. Hebben we dat onlangs niet met veel grotere scènische overtuigingskracht gezien in New York, zonder de vestimentaire banaliteiten van Barbara Drosihn, zonder de scènische kaalslag op het toneel van Henrik Ahr, zonder de binaire lichtregie van Stefan Bolliger, zonder de ongerijmdheden van Tatjana Gürbaca? Dit leek eerder een Gesamtkunstwerk van artistieke impotentie. Wat overblijft is het door Eliahu Inbal uitstekend geleide orkest en de indrukwekkende prestaties van het koor.

Meteen na de prelude waren de goede ideeën al op. Al waren die er wel getuige de 4 interviews die Piet de Volder met de regisseur had, maar die zij niet in de praktijk wist te brengen. Tatjana Gürbaca studeerde aan de "Hanns Eisler" Hochschule für Musik, hoort dus bij de Oost-Duitse school die ook Ruth Berghaus en Peter Konwitschny heeft voorgebracht en waar Aviel Cahn een faible voor lijkt te hebben. In deze door principes van Bertolt Brecht geleide school is geloof en alles wat een auditorium op het spirituele pad zou kunnen zetten een reuzengroot taboe. Geen wonder dus dat van Parsifals spirituele lading in deze productie niets is terug te vinden.

Nochtans had Piet de Volder Parsifal nog bestempeld als "een festivaldrama met een religieus aura waarin Wagner geen knieval maakt voor het christendom, zoals Friedrich Nietzsche ons wou doen geloven, maar waarin kunst de functie van een religieuze openbaring overneemt." Probeer dat maar eens terug te vinden in deze productie. Dat lag dus enerzijds aan Gürbaca's Brechtiaanse opvattingen over theater enerzijds, anderzijds aan de wijze waarop zij de Graalgemeenschap benadert. Die typeert ze als " specimen van de homo economicus, de mens gereduceerd tot pure consumptie van dingen, zonder spiritualiteit en zonder liefde. Het betreft ook de mens die zich onderwerpt aan rituelen waarvan de inhoud eigenlijk niet meer begrepen wordt"

I.

"Je zou de set kunnen interpreteren als het binnenste van de Graal - de kelk of schaal waarin het Bloed van Christus oplicht of gloeit- maar evengoed als Amfortas' of Christus' wonde(n) of als het bloeden van slachtoffers wereldwijd", zo licht Gürbaca haar scenografische keuze toe. Een massief proscenium overspant het toneel. De achterwand toont een grijze muur waar af en toe bloed in ragfijne straaltjes naar beneden sijpelt. Voor de rekwisietenafdeling moet deze productie "a piece of cake" geweest zijn: de enige props die het toneel sieren zijn keukenstoelen, wasteiltjes en een rolstoel voor Gurnemanz.

De erg jonge Gurnemanz zal zich, gekluisterd aan zijn rolstoel, als een invalide door het stuk bewegen. Tijdens zijn grote monoloog zijn wij getuige van een purificatieritueel waarbij jongetjes gewassen worden aan een teiltje, een beeld dat de preoccupatie van de gemeenschap ritueel moet uitdrukken voor de lang verwachtte "reine dwaas". Eén van de jongetjes zal als ersatz dienen voor de zwaan en het leven laten wanneer Parsifal, gewapend met een emmer bloed, zijn entree maakt. Het maakt Parsifals morele overtreding een stuk brutaler, anderzijds begrijpt dan weer geen mens waarom hij niet ter plekke wordt gelyncht.

In die context van ontmanteling hoef je niets te verwachten van de beide tranformatiescènes. Gürbaca beperkt zich hier tot de opbouw van een soort polonaise van mannelijke koppels.

Tijdens zijn eerste grote scène trekt Amfortas zijn broek uit. Nee, ik verzin het niet. Meteen heb je het gevoel bij Van Mechelen thuis in de badkamer te staan. Het gevoel van gêne moet wederzijds geweest zijn.

"Ik zie de Graal als een gevoel of als een idee - niet als een object. De Graal is het ideaal van een evolutie, van het terug samenkomen van mannen en vrouwen; van liefde", zegt Gürbaca. Die idee materialiseert zij in de figuur van een hoogzwangere vrouw die zich laat betasten door de leden van de Graalgemeenschap.

II.

Gürbaca : "De Bloemenmeisjes zijn de slachtoffers van de regels die de Graalwereld voor zichzelf heeft gecreëerd. Het is heel normaal dat vrouwen verlangen naar mannen en vica versa. de verleiding door de vrouwen is eigenlijk het meest normale dat in Klingsors wereld kan gebeuren! Er is niets zondig aan." Dat kan ik beamen maar het is ook de wereld van een overmaat aan erotiek, die mensen uit hun evenwicht haalt en daar is hier niets van te merken.

Klingsors wereld is een doorslagje van de Graalswereld. Alleen de belichting maakt het verschil en zet de scène in een sinistere gele gloed. Vijf bejaarde vrouwen bemannen Klingsors lusthof. In een aftandse baljurk, zittend op een stoel, lijken ze zichzelf te hebben opgesloten in hun herinneringen. Af en toe steken ze de draak met Klingsors mannelijkheid, af en toe kan hij zich warmen aan hun troost. Klingsors ultieme vernedering als man volgt wanneer zij zelf komen aanzetten met de speer : een puntloze speer weliswaar die nog het meeste lijkt op een uit de kluiten gewassen gordijnroede.

Na Parsifals afwijzing doet Kundry een mislukte zelfmoordpoging en snijdt zich de polsen over.

III.

De prelude wordt gespeeld met gesloten doek. Op de komst van Parsifal reageert Kundry aanvankelijk bijzonder bokkig. Dat ze haar zin niet kreeg in het tweede bedrijf is ze 20 jaar later nog niet vergeten. Even later staan drie glansloze zangers de Karfreitagszauber te redden te midden van een set banale keukenstoelen. De verveling heeft inmiddels al lang toegeslagen.

De egoistische houding van de Graalgemeenschap ten aanzien van Amfortas wordt door Gürbaca sterk uitvergroot. De groepsdruk wordt zeer geweldadig. Amfortas wordt haast gefolterd: hij krijgt een blinddoek om, glasscherven in de schoenen en een bord met "Mörder" om de hals.Tegelijkertijd laat Gürbaca zien dat ze over het talent beschikt om een massa te laten bewegen.

Ook ditmaal komt er geen graal aan te pas. Na zich andermaal de polsen te hebben overgesneden zal Kundry zich als een soort Christusfiguur gedragen. Verlossing lijkt eerder een vrouwenzaak maar van een toenadering tussen mannen en vrouwen krijg je niets te zien. Parsifal moet zich een middeleeuws harnas laten aanmeten en staart wezenloos voor zich uit. De ridders vallen in devotie op de knieën, een slotbeeld dat weinig goeds laat vermoeden en de toeschouwer zonder catharsis naar huis stuurt.

"Als er iets is dat Parsifal vertelt, dan is het dat we verlossing in onszelf moeten zoeken en in ons vermogen tot liefde en medelijden. We moeten in de zoektocht naar God of de hogere dimensie weg van de verticaliteit en meer horizontaal gaan denken - het idee dat we het goddelijke in partikels terugvinden in de mensen rondom ons". Dat zal dan de reden zijn waarom er in deze productie door de Graalgemeenschap zoveel naar boven wordt gekeken.

En dan valt mij het gezegde van Botho Strauss weer te binnen : "Am Ende ist die Bühne genauso leer wie am Anfang". Deze Parsifal is de zoveelste sof van de Vlaamse Opera onder Aviel Cahn.

In deze productie kan je getuige zijn van het provinciale niveau van Bayreuth want zowel Georg Zeppenfeld als Susan Maclean hebben in Bayreuth gestaan, respectievelijk als Koning Heinrich en als Kundry. We schreven vroeger al dat Zeppenfeld een maatje te klein is voor de grote basrollen in het Wagnervak. Zeppenfeld beschikt over een gecultiveerde bass/bariton maar niet over de emissie en de gravitas voor een 24-karaats Gurnemanz. Zijn beste momenten spaart hij op voor de Karfreitagszauber. Hij deed mij denken aan Frode Olsen, destijds ook een veel te jonge Gurnemanz in De Munt. Van Olsen hebben wij daarna niet veel meer vernomen.

Susan McLean kan de partij maar bij benadering waar maken. Mij kon ze geen seconde boeien, niet met haar spel, noch met haar voordracht.

Voor Zoran Todorevich, gepokt en gemazeld in het Italiaanse repertoire, was dit niet eens zijn Wagnerdebuut. Lohengrin had hij al achter de kiezen. Persoonlijk vind ik het geen goed idee om op deze weg door te gaan. Zijn vocaal matte Parsifal en zijn karakterloze spel verraden een gebrek aan affiniteit met de wereld van het Wagneriaanse personage. Voor een grote internationale carrière is dat nefast.

Ook Werner van Mechelen komt te kort. Kwam hij vroeger eerder houterig over in zijn spel en slaagde hij er niet altijd in om met zijn voordracht los te komen van de partituur, met deze Amfortas heeft hij alvast een stap vooruit kunnen zetten. In die zin is het zijn beste Wagnerprestatie tot nog toe. Van Mechelen wil er één van zijn paraderollen van maken. Zijn vaak uitgesproken Wagnerliefde is beslist authentiek en de affiniteit met de Wagner fauna is er zeker ook maar wij kunnen de ogen moeilijk sluiten voor het feit dat hij niet over de vocale mogelijkheden beschikt voor een grote internationale carrière. Vooral in de finale werd dat pijnlijk duidelijk al had Gürbaca hem als vervolgde koning ook op zijn adem laten trappen.

Robert Bork is de enige in het gezelschap die zich met échte vocale zinnelijkheid in het auditorium kon smijten. De emissie is indrukwekkend, de voordracht verre van ideaal maar de basis is er om een meer persoonlijk rubato te ontwikkelen. Een zanger met potentieel.

Intendant Aviel Cahn laat zijn joodse subjectiviteit graag binnensijpelen in zijn werk. Je merkt het aan de keuze van de stukken, de regisseurs, de dirigenten. Dit keer viel zijn keuze op een joodse gastdirigent, waarmee hij leek te willen aansluiten bij een oeroude traditie uit Bayreuth die teruggaat tot Hermann Levi. Het was een schot in de roos. Eliahu Inbal haalde het beste uit het orkest en klaarde de klus in ca. 4u 15. De prelude nam hij halsbrekend snel, meestal te snel voor mijn gevoel maar verder kon zijn tempogevoel mij blijvend bekoren evenals zijn uitgesproken voorliefde voor erg grote dynamische verschillen.

De Hugo Claus lezing van Gerard Mortier (2)


Misschien had u, net zoals ik, zondagavond wat beters te doen dan de Clauslezing van Gerard Mortier te ondergaan.
Hoezeer het discours van Mortier tot op de draad versleten is kon je s'anderendaags -met veel tik en taalfouten- nalezen op de website van De Morgen : Hugo, kom spoken in Vlaanderen!

Ten gerieve van de niet zo bijzonder goed geïnformeerde lezer van De Morgen fileerde Standaard-coryfee Tom Naegels Mortiers lezing vervolgens in diezelfde krant. Aan dit assessment van Naegels heb ik echt niets toe te voegen en ik reproduceer het stukje hieronder dan ook integraal. Bravo , Tom! Behoud die begeerte!

CLAUS, DE JAN BREYDEL VAN EEN KOSMOPOLITISCHE NATIE

Mensen toch, wat ademt die Clauslezing van Gerard Mortier heimwee - een diepe, romantische heimwee naar een mythisch verleden, gevuld met legendarische figuren - Jan Van Eyck! Stanley Kubrick! - die selectief worden aangehaald om ze te kunnen inpassen in een ideologisch geladen verhaal: dat van de dappere, rebelse, kosmopolitische artiest, die op zijn eentje het machtige rijk van de bourgeois en de nationalisten deed wankelen, die de hypocrisie van de kapitalist ontmantelt met zijn kwikzilveren ongrijpbaarheid, en die zo de wérkelijke identiteit van Vlaanderen heeft getekend (DM 25/3). En van die alternatieve nationale mythe is Hugo Claus dan de founding father. De Jan Breydel van een kosmopolitische natie.

IJkpunt mei '68
Ik bedoel maar: de manier waarop nationalisten het verleden inzetten om een fictieve imagined community te creëren die de natie moet schragen, is echt niet zo uitzonderlijk. Hun tegenstanders, de antinationalisten, de kosmopolieten, de 'slechte Vlamingen' of hoe ze zich ook willen noemen, doen precies hetzelfde. In hun versie van de geschiedenis van dit landsdeel, die als bij toeval gunstig uitdraait voor henzelf en hun vrienden, speelt 'mei '68' dan dezelfde rol als de Guldensporenslag bij hun tegenstanders. Het is een ijkpunt, de vermeende geboorte van een gemeenschappelijk zelfbewustzijn, een identiteit die zoals alle identiteiten bedreigd wordt door buitenstaanders (eerst de kerk, daarna de CVP-staat, dan het Vlaams Blok, nu 'het nationalisme', voor sommigen ook 'de islam') die de vrijheden en de waarden van de kosmopolieten haten en die alles willen afbreken dat de grote helden uit het verleden hebben opgebouwd. Waarna die worden opgeroepen om terug te keren uit de doden om hun erfenis veilig te stellen: "Hugo, kom spoken op het stadhuis!"

Damn, de parallel is griezelig.

Dat de jaren zestig ook een eerste naoorlogse herleving betekenden van het Vlaams-nationalisme - ja, dat '68 in Vlaanderen begonnen is (en volgens velen ook geëindigd) met Leuven Vlaams; ach, wat zou het?

Dat niet alleen kunstenaars over de grenzen heen kijken, maar ook de industriëlen die vaak N-VA stemmen - ja, dat er eigenlijk niet zo veel verschil is tussen een bedrijf dat zijn afzetmarkt wil vergroten en een kunstenaar die dat doet; oh well.

Dat helemaal niemand Vlaamse kunstenaars wil beletten om over de grens te kijken, in Parijs op te treden, buitenlandse invloeden te ondergaan en internationaal succesvol te worden - ja, dat die eindeloze opsomming van kunstenaars die Europees actief waren weliswaar iets zegt over Mortiers knappe kennis van de culturele geschiedenis en zijn talent voor namedropping, maar helemaal niks over zijn meningsverschil met de N-VA, waar het impliciet toch aldoor over gaat; mèèèh.

Dat er iets paradoxaals is aan, enerzijds, de door Claus zelf gecreëerde mythe van Hugo Claus de eeuwige rebel, permanent tegengewerkt door katholicisme en nationalisme en algehele domheid, en anderzijds Hugo Claus het monstre sacré van de Vlaamse kunst, rond wie deze weken een hele herdenkingscultus is opgebouwd; mja, dat onderzoeken past niet in de calimerohouding die de gemeenschap der kosmopolieten hier graag koestert.

En dat de geliefde en noodzakelijke vijand van deze Vlaamse kosmopolitische natie, de burgemeester van Antwerpen, sinds het begin van zijn carrière zonder probleem erkent dat een nationale identiteit inderdaad, ja, zucht, een sociale constructie is, en dat hij niet gelooft in een in zichzelf gekeerd, romantisch volksnationalisme; soit, het is leuker je een tegenstander te verzinnen.

Ieder zijn vijandbeeld
Maar erken dan op zijn minst dat ook je eigen identiteit een constructie is. Erken dat artiesten en kosmopolieten zich net zo min verbonden voelen met de hele wereld, hoe zou dat kunnen? Erken dat zij (wij?) niet écht "over de grenzen heen kijken" maar alleen naar die mensen aldaar die deel uitmaken van dezelfde culturele gemeenschap - mensen die dezelfde idealen koesteren, dezelfde artistieke voorkeuren hebben, hetzelfde type krant lezen, op dezelfde manier meesmuilen en schuddebollen over politici en bedrijfsleiders... En erken ook dat tegenstanders op precies dezelfde manier internationalistisch ingesteld zijn.

Kunstenaars onderhouden contacten met Parijse, New Yorkse of Johannesburgse kunstenaars, zoals Vlaams-nationalisten dat doen met hun Baskische, Schotse of Koerdische geestesgenoten, en Vlaamse ondernemers met hun Chinese of Mexicaanse collega's. Al onze identiteiten zijn internationaal en begrensd tegelijk - allen gevangen in de eigen Weltanschauung, gedreven door de eigen mythes, getekend door het eigen vijandbeeld.

Kunnen we dus ophouden met Hugo Claus in te zetten voor onze eigen politieke strijd, op dezelfde manier als de flaminganten dat met Conscience doen?

(De Morgen, 26 maart 2013)

zaterdag 23 maart 2013

De compact-Ring van Buenos Aires


Er bestaat een 6 en half uur durende versie van De Ring van de hand van pianist en arrangeur Cord Garben. Die had zijn première in het Teatro Colon in Buenos Aires op 27 november 2012. Dat liep evenwel niet van een leien dakje. De regie was in handen van Katharina Wagner. Toen zij medio oktober van het vliegtuig stapte om de repetities aan te vatten bleek niets te kloppen van de decors. Bovendien ontbraken 5 van de voorziene solisten en de door mij veel geplaagde regisseuse stapte dezelfde dag nog op het vliegtuig richting Duitsland. Daar kon ze meteen aan de slag in perserij N58 van Audi Ingolstadt waar ze "50 Jahre Kultur bei Audi" onder haar hoede nam, een multidisciplinair project dat ze sowieso liever had gedaan.

Het Teatro Colon bleef niet bij de pakken zitten en trok Valentina Carrasco (La Fura dels Baus) aan als ersatz zodat de première uiteindelijk toch nog werd gehaald. Carrasco plaatste haar Ring in het historisch kader van de jaren 1970, de periode van de militaire dictatuur in Argentinë. Unitel had er zijn camera's opgesteld zodat deze productie die met Jukka Rasilainen, Stig Andersen, Linda Watson, Kevin Conners niet onaardig is bezet binnenkort ook op dvd zal te bekijken zijn. Heeft Cord Garben Wagners Ring bevrijd van teutoonse langdradigheid of gewoon maar één grote "bleeding chunk" geproduceerd? Wait and see.

Parsifal in Salzburg


De Parsifal van de Salzburger Osterfestspiele in co-productie met de Semperoper van Dresden en in regie van Michael Schulz wordt vanavond in Duitsland uitgezonden op televisie (3Sat), hetgeen betekent dat de productie zonder twijfel ook op dvd zal verschijnen.

Dat is om verschillende redenen interessant ondermeer omdat Christian Thielemann de Staatskapelle Dresden dirigeert en Stephen Milling als Gurnemanz te beleven zal zijn naast Wolfgang Koch in een dubbelrol als Amfortas/Klingsor. Michaela Schuster is Kundry. Johan Botha is de obese Parsifal, hopelijk met voldoende goud in de keel.

vrijdag 22 maart 2013

De Hugo Claus lezing van Gerard Mortier



Gerard Mortier houdt aanstaande zondag zijn Hugo Claus lezing in de Bourla. Aan iedereen die het horen wil laat hij weten dat het daarin zal gaan over nationalisme en populisme. Een goed verstaander weet dan dat hij daarmee Bart de Wever viseert. Die was 2 jaar geleden nog goed voor schouderklopjes en dat tegen Mortiers linkse vrienden in. Even later keerde de heer Mortier zijn kar en was de heer De Wever plots niet meer de intelligente politicus van voorheen. Bij mijn weten heeft hij geen lobotomie ondergaan en alleen maar zijn gewicht bijgesteld.

Het heeft iets onfatsoenlijks wanneer over de denkbeeldige lijkwade van onze grootste dichter een politiek discours wordt opgetrokken waar hij misschien geen deel van wilde uitmaken. Het gebeurt wel vaker: als Wagnerianen hebben wij daar ervaring mee. Claus mag dan mee aan de basis van Charta 91 gelegen hebben zijn moeilijke verhouding met het flamingantisme was vele malen complexer dan datgene wat zijn clonen en andere linkse culturo's ons vandaag willen aanpraten. Lees "De plicht van de dichter "van Kevin Absilis.

"Waarom altijd dat kleinkarierte?" vraagt Mortier zich af in de Standaard. "Hoe De Wever de kunstenaars voor schut zette in de discussie rond het De Coninckplein. Daarna de uitspraken over het regenboog-T-shirt. Het heeft mij geërgerd".

Tja, als er nu iets "kleinkariertes" te melden valt van de afgelopen maanden dan toch wel de platte provocatie van Behoud de Begeerte t.a.v. het De Coninckplein en het zwakzinnige discours dat spontaan opwelde na het regenboog-T-shirt citaat en waarmee de burgemeester van Antwerpen geheel ten onrechte van homofobie werd beticht.

"Mocht Bart de Wever rechtstreeks met mij in discussie willen gaan dan ben ik daar niet bang voor", zegt Mortier. "Wellicht is hij een geslepen debater maar op gebied van ideeën sta ik wel scherper".

Ik hoop echt dat het tot zo'n debat zal komen. Ik acht Gerard Mortier echt wel in staat om zijn weg te vinden in de standpunten van De Wever.

Johan Uytterschaut stuurde volgende lezersbrief naar de redactie van De Standaard :

"Als Gerard Mortier "scherpe ideeën" heeft, zoals hij zelf beweert (DS 22 maart), dan moet hij toch verder gaan kijken dan zijn neus lang is. En in plaats van met een gemakkelijk scorend vals kosmopolitisme uit te pakken zou hij beter twee keer nadenken over wat hij zegt. Ik zal een voorbeeld nemen dat mij, als musicoloog, na aan het hart ligt: de Vlaamse polyfonisten uit de 16de eeuw. Dat waren overigens niet allemaal Vlamingen, maar ze gingen er wel graag voor door. Merkwaardig toch, in het licht van wat vandaag allemaal op stamboekflaminganten afgeschoten wordt. Wel, die componisten trokken er inderdaad massaal op uit, zoals Mortier terecht aangeeft: Vlaanderen zendt zijn zonen uit. Schitterend! Alleen, die zonen kwamen niet terug. Omdat ze het hier te kneuterig vonden? Bezwaarlijk op het conto van de heer De Wever te schrijven. Neen, ze waren opgekocht door headhunters in dienst van Europese hoven die goed in de slappe was zaten. En bovendien was die braindrain zo massaal, dat hier niemand van betekenis achterbleef om op de winkel te letten, en dus een nieuwe generatie componisten op te leiden. Ik daag iedereen uit om in de 17de en 18de eeuw een Vlaams componist te noemen die met de grote jongens mocht meespelen. Tot... het nationalisme van de 19de eeuw de kop opstak. O ironie! Dus, mijnheer Mortier, schiet niet op mensen die de Vlaamse identiteit met fierheid dragen, en zeker niet op degenen die die ook nog eens politiek propageren, want zij zijn het die ingaan tegen het aan zelfkastijding grenzende relativisme van een bepaalde kunstscène die meent de hele wereld te vertegenwoordigen tegen hun eigen volksgenoten. Dáár zit de echte, geborneerde kneuterigheid."

Johan Uytterschaut
docent LUCA, campus Lemmens

dinsdag 19 maart 2013

Wiener Staatsoper: seizoen 2013-2014



De staatsopera van Wenen presenteert een nieuwe Lohengrin in april 2014 in de regie van Andreas Homoki en decors van Wolfgang Gussmann. Bertrand de Billy dirigeert. Met Günther Groissböck (Heinrich), Klaus Florian Vogt (Lohengrin), Camilla Nylund (Elsa), Wolfgang Koch (Telramund), Michaele Martens (Ortrud), Detlef Roth(Heerrufer), met een cast kortom die slechts gedeeltelijk kan overtuigen.

De productie kan op 3 verschillende dagen gecombineerd worden met een reprise van de controversiële Parsifal van Christine Mielitz uit 2004. Met Matthias Goerne(Amfortas), Peter Rose (Gurnemanz), Johan Botha (Parsifal) en Waltraud Meier (Kundry).

De Tristan und Isolde van David McVicar wordt hernomen in september/december met Violette Urmana/Linda Watson en R.D. Smith. Cela vaut peut-être un détour mais le voyage?

vrijdag 15 maart 2013

ROH Covent Garden : seizoen 2013-2014



Kasper Holten maakte het nieuwe seizoensprogramma bekend bij het ROH Covent Garden.

De reeds vroeger aangekondigde nieuwe productie van PARSIFAL heeft hij in handen gegeven van Stephen Langridge. Langridge wordt volgend seizoen artistiek directeur van de opera van Göteborg.
Antonio Pappano dirigeert. Cast : René Pape (Gurnemanz), Angela Denoke (Kundry), Simon O'Neill (Parsifal), Gerald Finley (Amfortas), Willard White (Klingsor). Naar de Kundry van Denoke ben ik zeer benieuwd. Perscommentaren zijn over het algemeen zeer positief. Gerarld Finley's Amfortas is ook iets om naar uit te kijken. En René Pape is de ongeslagen Gurnemanz van het moment. De productie wordt live uitgestraald naar de cinema op 18 december. Niet te missen !

De overige live-transmissies van ROH voor volgend seizoen zijn:
1. 04.11.2013 LES VEPRES SICILIENNES (Dir: Stefan Herheim | Cond: Antonio Pappano)
Cast: Marina Poplavskaya, Bryan Hymel, Erwin Schrott, Michael Volle

2. 12.02.2014 DON GIOVANNI (Dir: Kasper Holten & Cond: Nicola Luisotti)
Cast: Don Giovanni – Mariusz Kwiecien, Alex Esposito, Malin Byström, Véronique Gens, Antonio Poli, Elizabeth Watts, Dawid Kimberg, Alexander Tsymbalyuk

3. 24.06.2014 MANON LESCAUT ( Dir: Jonathan Kent | Cond: Antonio Pappano )
Cast : Kristine Opolais, Christopher Maltman, Jonas Kaufmann, Maurizio Muraro, Benjamin Hulett

zaterdag 9 maart 2013

De Götterdämmerung van Guy Cassiers



Dat het met het Ring-avontuur van Guy Cassiers wellicht slecht zou aflopen had ik na "Das Rheingold" eigenlijk al voorspeld. Voor en tegenstanders van Guy Cassiers zijn na de première van Götterdämmerung in Berlijn net niet op de vuist gegaan, zo meldde gisteren Het Nieuwsblad. Cassiers zou zijn uitgescholden voor idioot en de boe- en bravo-roepers raakten in een verhitte discussie verwikkeld. Dat is eigenlijk niet wat ik in Duitse kranten lees. Daar lees ik dat Barenboim de hemel werd in geprezen en het Vlaamse team de hele zaal over zich heen kreeg. Niks discussie dus maar unanimiteit in de afwijzing.

Er was ook heel wat kritiek op de vocale prestaties van de solisten. Maar castingverantwoordelijke Barenboim stond hoog verheven boven alle kritiek. Het is kwaad kersen eten met hoge heren. Wie haalde het immers in zijn hoofd om Ian Storey als Siegfried op de planken te zetten? In welke ruïneuze staat het strottenhoofd van deze man zich bevindt hadden we in het laatste Wagnerconcert van de Vlaamse Opera kunnen horen.

In De Standaard legt Cassiers enkele van de pijnpunten bloot van zijn werk aan de Ring. Om te beginnen was er het probleem Barenboim : "Van meet af aan was dit een project van Barenboim. Ook de zangers lagen vast. Een dirigent met de status van Barenboim creëert meteen een onevenwicht in een artistiek team. Naast zo’n fenomeen lijkt geen mens zich nog normaal te gedragen. Van een gezamenlijk werkproces is dan geen sprake meer. Op het moment dat de maestro binnenkwam voor de orkestrepetities, bleek mijn werk afgelopen. Had hij een ander beeld van de psychologie van een personage, dan werd daar gewillig op ingegaan. Ik ben er niet de man naar om met een dirigent in de clinch te gaan. Maar het gevolg is wel dat je de kwaliteit van de opvoering ziet stagneren in de laatste rechte lijn naar de première. Alleen in de wandelgangen kan je dan nog bijsturen."

Op een mogelijke aanvaring met René Pape had ik vroeger reeds gealludeerd. Cassiers bevestigt het hier in onbedekte termen: "Sterzangers willen niets liever dan puur met muziek bezig zijn. Daar worden ze ook op afgerekend. Repetities zien ze als verloren tijd. Ook de clichés kloppen. Ze bestaan, de vedetten die met hun eigen pruik of eigen schminkster de repetitie binnenstappen.
Met René Pape had ik het lastig, maar net als het publiek sta ik paf als hij begint te zingen. Met acteurs moet je wekenlang schaven om de juiste kleur of finesse te vinden. Bij Pape gaat dat als vanzelf. Ik heb ook geleerd: niets heeft zo’n directe impact als de muziek van Wagner."

Tja, Guy, had je iets anders verdacht dan ? Welcome to the realm of opera! Dirigent en zangers zijn professionelen, ze kennen het stuk doorgaans beter dan de regisseur. Dan ga je met meer voor de dag moeten komen dan met te zeggen waar iemand moet staan om de dansers van Sidi Larbi niet voor de voeten te lopen. Wij herinneren ons ook de kritiek van Waltraud Meier, een andere professional, over de onbestaande acteursregie in Die Walküre.

Cassiers schijnt niet te beseffen hoezeer hij de bal mis slaat wanneer hij zegt: "De Wagnerfans beoordelen vooral de kwaliteit van de stemmen. Daarvoor reizen ze de halve wereld rond. Dat er behalve gezongen ook goed gespeeld wordt, is meegenomen."

Toegegeven, de kritiek waarmee de Duitse pers deze Ring door de mangel heeft gehaald is ongemeen scherp maar ze gaat wel over gebrekkige dramatische ontwikkeling van de personages en over Harry Potter esthetiek. Wie niet inzet op interpretatieve originaliteit en op acteursregie kan het schudden als regisseur van de Ring. Daarvoor is dit stuk al te vaak opgevoerd met referenties die gebeiteld staan in het geheugen van elke wagneriaan. Zulke manco's zijn niet goed te maken met een lawine aan decoratieve pixels. Meer in het bijzonder heb ik nooit begrepen waarom Cassiers nooit live video heeft aangewend, één van zijn handelsmerken, toch? Ik verwed er mijn hoofd op dat Frank Castorf het in Bayreuth wel zal doen.

"Weet je dit op voorhand, dan begin je er niet aan", zo besluit Cassiers. "Ik werd geconfronteerd met zaken die ik anders had ingeschat. Vooral de Scala heeft zijn eigen taal en geschiedenis, zijn tradities."

Het eindoordeel volgt op 18 mei in de Scala. Tenzij er weer één of andere Italiaanse clown een stokje voor steekt.

dinsdag 5 maart 2013

Sasha Waltz ensceneert Tannhäuser in 2014


Sasha Waltz zal het mij niet kwalijk nemen wanneer ik haar de grootste choreografe van het moment noem. In 2014 ensceneert zij Tannhäuser aan de Berlijnse Staatsopera. Dat verklaarde Daniel Barenboim gisteren aan Die Presse. Iets om naar uit te kijken.

The perfect match


Johan Uytterschaut bespreekt de nieuwe Wagner cd van Jonas Kaufmann :

Hij ligt al enkele dagen op mijn werktafel, maar ik heb de Parsifal in New York afgewacht aangezien Jonas Kaufmann op zijn nieuwe WagnerCD geen Parsifal zingt. Afgezien van Tristan hebben we daarmee alle grote Wagnertenorrollen op een rijtje. In deze droeve tijden, waar men, met postmoderne lichtzinnigheid, al Sängerknaben tot Zwaanridder slaat, is het des te vervullender om de meest tot de verbeelding sprekende heldentenor sinds Jon Vickers in een bloemlezing aan het werk te horen. Samen met het koor en het orkest van de Deutsche Oper Berlin (o.l.v. Donald Runnicles – voor mij een huis van vertrouwen) nam Jonas Kaufmann in september laatstleden zes operafragmenten én de Wesendonck-Lieder op. Over dat laatste verder meer.

De stukken opera en muziekdrama strekken van Rienzi tot Walther, en demonstreren op indrukwekkende wijze de rekbaarheid van ’s mans talent, als vocaal atleet én als interpreet. Het is niet evident om zowel Siegmunds Zwaardmonoloog als Siegfrieds idyllische woudtoneel neer te zetten. Wie het hem voordeed durfde wel eens inboeten op kleur in de ene rol, of op briljantie in de andere. En ook al zou ik Kaufmann misschien niet als eerste keus zien voor Siegfried, je kan hem er allerminst van betichten niet aan alle vereisten te voldoen. Wie de zangtechniek niet beheerst hoeft er uiteraard niet van wakker te liggen, maar na het zien van het tweede bedrijf van Parsifal, was het voor mij een droom om mij de werking van zijn vocale musculatuur voor te stellen bij het herbeluisteren van deze opname.

Een erg belangrijke meerwaarde is dat Kaufmann zijn ongebreidelde energie - hij heeft het stamina van een soort vocale kerncentrale – aanwendt om er expressief mee uit te pakken; terzelfdertijd demonstreert hij een prachtige dramatische intelligentie. Bijvoorbeeld de Romemonoloog uit het derde bedrijf van Tannhäuser (Pariser Fassung) wordt des te geloofwaardiger omdat hij de grote spanningsboog van piëteit over verbittering tot extase met heerlijke panache neerborstelt. En alsof het niets is plaatst hij daar de nog Italianiserende lyriek van Rienzi’s gebed tegenover. Wat het ook weze, de huiselijkheid van Walthers bar uit het eerste bedrijf van Die Meistersinger, of de engelachtige mystiek van Lohengrins Gralserzählung (in de oerversie met twee strofen – door Wagner zelf herleid tot de helft, uit angst voor een afhakend publiek), Jonas Kaufmann treft steeds de juiste toon. En zijn stemkleur is het beste wat we ons voor dit gemiddeld repertoire kunnen dromen. Je kan discussiëren over de noodzaak van een geluid van dergelijke viriliteit, feit blijft dat dit soort (erg zeldzaam) edelmetaal grensverleggend werkt: hij haalt moeiteloos het olympisch minimum, maar ook alles wat daaronder ligt.

Dat brengt ons bij de Wesendonck-Lieder. Für eine Frauenstimme schreef Wagner boven de partituur. Kaufmann wordt in het CD-boekje hierover (en over andere dingen) ondervraagd, en hij vindt dat het karakter van de teksten en de muziek er geen aanleiding toe geven om deze liederen niet door een man te laten zingen. Mijn antwoord is eenvoudig: als je dit kan zingen zoals hij het kan, waarom dan niet? Opnieuw brengt hij, zowel vocaal als muzikaal, een meerwaarde met deze opname, daarbij volmaakt tegemoet komend aan de veel gehoorde kritiek “dat operazangers de intimiteit van het lied niet aankunnen”. Wie zijn Schöne Müllerin gehoord heeft, weet dat dat in zijn geval reiner Blödsinn is. Voor elke rechtgeaarde Wagneriaan is deze release een must.

Johan Uytterschaut

Götterdämmerung bij het Toneelhuis

Voor de live-transmissie vanuit Milaan van het laatste luik van de Ring van Guy Cassiers, die eergisteren in première ging in Berlijn, kunnen vanaf nu tickets worden gekocht. De voorstelling gaat door in de Bourla op 30 mei om 18 u.
De bezetting: Ian Storey, Johannes Martin Kränzle, Mikhail Petrenko, Irène Theorin, Marina Poplavskaya, Waltraud Meier.

Reserveer uw tickets bij het Toneelhuis
Telefonisch op het nummer : 03 224 88 44

A knight at the opera: Parsifal in New York



Kunst komt van kunnen. Het schoot mij weer eens te binnen toen ik vrijdag enkele knappe schilderijtjes monsterde in het Musée d'Orsay. De ware kunstenaar toont niet alleen de vrucht van zijn verbeelding maar ook van zijn métier. Het kunnen van Richard Wagner staat buiten kijf. Zeker in een werk als Parsifal. Anders is het gesteld met diegenen die met zijn werk aan de slag moeten gaan.
Dat de nieuwe Parsifal-productie van de Met een grote opera-avond zou opleveren stond in de sterren geschreven : er was het "kunnen" van François Girard en er was de onontkoombare, stellaire cast. Meer in het bijzonder was dit één van die zeldzame avonden waarbij alles juist zat en dat is -sorry, Peter Gelb!- bijzonder atypisch voor de Metropolitan. Het was dan ook met een geïmporteerde productie dat de Met afscheid nam van haar knullige Otto Schenk-productie die decennia lang op het toneel had gestaan. Die verdween nu voorgoed in de coulissen. Lobet Gott, den Herrn!

Aan de bron van deze goed geplaatste aanval op Amerika's conservatieve operasmaak lag de co-producerende Opéra de Lyon. Na een voltreffer als dit en Alex Ollé's "Tristan und Isolde" zou je durven hopen dat onze landgenoot Serge Dorny, nog meer van dit fraais in petto heeft. We houden het alleszins in de gaten. Een mooier verjaardagscadeau hoeft de jarige Wagner dit jaar niet meer te verwachten.

Met deze doordachte, evenwichtige en uiterst geloofwaardige enscenering waarin key-issues van Wagners denken op een heldere manier worden blootgelegd heeft François Girard niet alleen zijn affiniteit met Wagner overduidelijk gedemonstreerd, hij heeft ook zijn eigen palmares aangedikt met wat later een mijlpaal in de opvoeringsgeschiedenis van het werk zal blijken te zijn. Een vervolg is dan ook dringend gewenst.

APOCALYPS NOW

Het was duidelijk dat François Girard zich, net zoals Nikolaus Lehnhof, had laten inspireren door Wieland Wagner. Naar mijn aanvoelen is dat nog steeds de (enige?) juiste manier om het enigmatische werk te duiden. De kloof tussen de sexen staat daarin centraal. Girard had gekozen om dat heel expliciet te behandelen en er tegelijk een ecologische parabel aan te koppelen. Girard stort ons in een postapocalyptische wereld waar geen grassprietje meer groeit en de rivierbeddingen droog liggen. Vervreemding van de natuur is een hoofdthema bij Wagner en de schuldvraag speelde de regisseur handig door naar onszelf. Dat deed hij door het auditorium letterlijk een spiegel voor te houden. Tijdens de beginmaten van de prelude zijn de mannen verenigd met de vrouwen. Ze staren ons aan vanaf het podium in pakken die de onze zouden kunnen zijn. Even later zullen de mannen jas en schoenen uittrekken en zich transformeren in een broederschap dat vage rituele handelingen stelt. Vrouwen zijn hierbij taboe, ze hebben zich teruggetrokken aan de linkerzijde van het toneel. Daarmee liet Girard er geen twijfel over bestaan dat de kloof tussen de sexen religieus geinspireerd is. Girard had ook erg zijn best gedaan om alle openlijke christelijke symboliek achterwege te laten zonder aan spiritualiteit in te boeten. Hij counterde daarmee de overbekende, kleingeestige kritiek van Nietzsche. Tegelijkertijd sloeg hij alle Parsifal-critici de wapens uit handen die in het werk een anti-feministisch traktaat lezen. Heel slim allemaal.
Het zag er een beetje knullig uit maar wanneer de speer (symbool van het mannelijke) en de graalskelk (symbool voor het vrouwelijke) in de finale uiteindelijk samenkomen en het water terug begint te stromen in de rivierbedding als gevolg van Parsifals eerste verlossingsdaad, dan is het wezenlijke van deze Parsifal eigenlijk gezegd.

BREAKING BAD

Bloed is omnipresent in het tweede bedrijf. Bloed tot aan de enkels. Menstruatiebloed of het bloed van Amfortas' wonde, dat laat ik hier even in het midden. Alleszins is de verleiding groot het gedachtenexperiment te volgen waarbij Parsifal een personage is dat zich beweegt in de wonde van Amfortas. Met een beetje verbeelding kan je in de verticale spleet die de achterwand in tweeën splijt het vrouwelijk geslachtsdeel herkennen, in de met vervaarlijke speren uitgeruste bloemenmeisjes een uitvergroting van de vagina dentata. Dit is het rijk van de vrouw en van zijn gecastreerde pooier, een no-go zone waar mannelijkheid op de proef wordt gesteld.
Niet alleen injecteerden de bevallige bloemenmeisjes het tweede bedrijf met een erotische lading die zo vaak ontbreekt, ze gaven het hele bedrijf ook choreografische steun, die zeer welkom is op een moment dat het toneel slechts door twee personages wordt bespeeld.

Het is al lang mijn overtuiging dat Wagners "Wandeldekoration" die anno 1882 de transformatiemuziek scenografisch moest begeleidden vandaag door een videokunstenaar hoort te worden ingevuld. Vandaag is alles mogelijk met CGI-graphics. Het kost een klein fortuin maar vroeg of laat zal een bevlogen regisseur de uitdaging aangaan, dat weet ik zeker. De videast van dienst, John Flaherty, had zich voor de kosmische fantasieën die hij voor de beide transformatiescènes had bedacht mogelijks laten inspireren door Lars von Triers "Melancholia". Ze waren functioneel en organisch verweven met de scènische handeling maar ze zouden ook picturaal moeten overweldigen zoals de hyperbolen die op dat moment in de partituur te horen zijn.

Thibault Vancraenendonck heeft mij al vaker verblijd met zijn kostuums van postmoderne snit. Ook hier pasten ze naadloos in het concept. Ze droegen wezenlijk bij tot het succes van de avond.

Dat Peter Mattei zich had ontwikkeld tot een echte heldenbariton, dat was toch wel de grootste verrassing. Alles was voorhanden : een bronzen timbre, een royale emissie, een perfectie articulatie. Dat alles resulteerde in een zelden geziene, empathie afdwingende incarnatie van menselijk lijden. Dit moet de beste Amfortas van de laatste 50 jaar geweest zijn. Zijn beide monologen waren de verschroeiende hoogtepunten van de voorstelling. Een pluim voor de casting directeur.

Van Katarina Dalayman kon je niet verwachten dat ze evenveel persoonlijkheid als de jonge Waltraud Meier zou demonstreren. Toch wist ze één van de meest gave Kundry's af te leveren die ik ooit gehoord heb. Hoe fraai deze voordracht ook was, ze was nooit saai en kon zich zonder passagio problemen handhaven tot en met de hysterische finale van het duet van het tweede bedrijf.

His Royal Highness, Jonas Kaufmann, stilaan "incontournable" in alle Wagnerproducties van enige importantie hoefde maar in de camera te kijken om de productie een boost van aandacht te bezorgen. Bewonderenswaardig hoe hij elke nieuwe Wagnerrol meteen tot referentiestatus weet op te tillen. Het vermoeden is dus dat wij hem nog vaak gaan tegenkomen, mét en zonder schoenen, mét en zonder shirt. Zijn prestatie van het tweede bedrijf bouwde hij mooi op, eerst met enige reserve in "Wehe, Wehe", om dan vervolgens al zijn dramatische mogelijkheden te ontplooien voor "Amfortas,! Die Wunde". Hier viel niets op aan te merken of het zou dat tikkeltje extra power moeten zijn die Jon Vickers er kon aan toevoegen. Maar Vickers zou nooit in staat zijn het veelzijdige personage op het toneel te zetten zoals de huidige publiekslieveling onder de Wagnertenoren dat weer voor mekaar kreeg.

René Pape zat heel sterk in zijn rol, die van de wijze maar gestrenge evangelist. Pape's portret was dynamisch uiterst gedifferentieerd, met vette zalvende lijnen daar waar het moest en steeds met een onberispelijke dictie. Een grote Gurmemanz.

Natuurlijk was Evgeny Nikitin uit het juiste hout gesneden voor Klingsor. De door Bayreuth gewraakte tattoo's zaten netjes opgeborgen onder zijn bloederig maatpak. Je zag hem denken: " Who needs Bayreuth if you have the Met". En op 2 maart 2013 had hij overschot van gelijk.

Met gepaste tempi, een tikkeltje sneller dan bij zijn aantreden in Bayreuth, gaf Daniele Gatti de voorstelling een "sense of urgency" die ik bij Jimmy Levine altijd heb gemist, vooral dan in het tweede bedrijf.

EPILOOG
Ik zag de voorstelling in Parijs. Daar liep ze in 14 zalen die naar verluidt allemaal uitverkocht waren. Mijn Parijse buurman had zich voor het eerst getrakteerd op een operaticket in de cinema en verliet de zaal als een nieuwbakken wagneriaan. Tegenstanders van "opera in de cinema" wil ik nog meegeven dat deze voorstelling wereldwijd in 1900 theaters te zien was. Om zoveel mensen te bereiken moet Bayreuth grosso modo 10 jaar lang Festspiele organiseren. Anders uitgedrukt: op 2 maart 2013 heeft de Met met haar "Live in HD"-programma meer gerealiseerd van Wagners festivalidee dan zijn eigen Festspiele. De jarige blikte naar beneden en zag dat het goed was en niet alleen omdat zijn orkest weer eens helemaal onzichtbaar was geweest.

Publiek en pers reageerden unaniem enthousiast en dus rijst de vraag waarom dit een toevalstreffer moest zijn. Voor haar volgende transmissie gaat de Met over tot de orde van de dag. Wie Francesca da Rimini wil leren kennen zal soepjurken, borstkurassen en onnozele gebaartjes van fake theaterpersonages voor lief moeten nemen. Welke reine dwaas helpt de Met over de drempel van de 21e eeuw ? Peter Gelb zal het niet zijn. Hij heeft er het verstand of de moed niet voor. Manuela Hoelterhoff van Bloomberg formuleerde het zo: "Judging by program bios, Girard spends too much time in Lyon and Gatti in Zürich. Move closer, gents. We need you here in New York". Damn right we do!

Voor wie de voorstelling heeft gemist is herkansing mogelijk op 11 maart in Kinepolis Gent, Antwerpen, Brugge, Kortrijk.