woensdag 26 maart 2014
Jossi Wielers Siegfried in Stuttgart
Waarom de Staatsoper van Stuttgart deze week enkel het derde deel van haar 14 jaar oude en door de Duitse pers destijds enorm gehypete Ring terug uit de kast haalde, heb ik niet kunnen achterhalen. Leidmotief was er destijds ook al bij en het was uw dienaar niet ontgaan dat Jossie Wielers Siegfried met kop en schouder uitstak boven de rest. Intendant Klaus Zehelein had destijds namelijk het idee gehad de vier delen van de Ring uit handen te geven aan vier regisseurs, een waanzinnig idee dat sindsdien gelukkig weinig navolging heeft gekend. Ondertussen is Jossi Wieler zelf al enkele jaren intendant van het huis aan de Neckar en daarmee heb ik wellicht ook mijn inleidende vraag beantwoord.
Lothar Zagroszek had zijn manschappen destijds erg luid laten spelen. Bij Marc Soustrot was het vorige zondag niet anders. Deels ligt dat aan de geweldige akoestiek van het huis. Pauken klinken hier als donderketels, tuba’s trompen vanuit het plafond, harpen klateren hun zilverdraden door het auditorium. Elk detail is hier te horen met als consequentie dat het orkest altijd aangenaam luid klinkt. Ook zangers ondervinden steun van deze akoestiek en worden zelden weggeblazen, gesteld dat ze een goed gefocusseerde stem bezitten. Luide passages als de prelude tot het derde bedrijf, klinken in dit huis dan ook écht overweldigend. En solistische passages in het orkest ontberen zelden detail en kleur.
Van de vraag of deze Siegfried zich 14 jaar na de première nog zou kunnen handhaven hoefde ik niet meteen wakker te liggen. De natuurlijkheid waarmee Wieler de vis comica van het scherzo van de Ring in een hedendaagse context op het toneel had gebracht, lag immers nog vers in het geheugen.
Anna Viebrock, de geniale decorontwerpster van het verval, had het eerste bedrijf geplaatst tegen een muur met kapotte ramen, een muur van een vervallen fabriek, waar de stroom honderd jaar geleden werd afgesloten. Tegen deze muur heeft Mime zijn optrekje gebouwd. In zijn groezelig keukentje prepareert hij het slot aan het middagmaal voor zijn pleegkind. Terwijl de vanillepuddingdampen zich verspreiden in het auditorium geeft hij zich over aan zijn wanhopige worsteling met Nothung, een aardappelmesje dat hij ritmisch op een zinken afvalemmer laat neerkomen.
In deze kleinburgerlijke idylle is Mime het prototype van de geëmancipeerde man, die zich met zekerheid door alle vrouwen verlaten zal weten, zijn voedsel bereidt aan de hand van het receptenboek van de Boerinnenbond, de vaatdoek opplooit zoals zijn moeder dat deed, en bijgevolg met zekerheid faalt in de opvoeding van zijn uit de kluiten gewassen spruit Siegfried. Deze laatste is de hyperkinetische teenager, een kind als uit een gebroken huwelijk wiens energie zich nooit in goede banen heeft laten leiden door de strenge hand van een vader of een moeder, zich mateloos verveelt en zijn Bart Simpsoniaanse onrust ventileert op alles wat los staat in het huisje van zijn pleegvader.
Wolfgang Ablinger-Sperrhacke zette in op klankschoonheid en zong Mime eerder als een wagneriaans articulerende Tamino dan als een karaktertenor. Dat beviel mij uitstekend.
Daniel Brenna spaarde zich tijdens de Schmiedelieder. Het ontbrak hem toch wel aan power. Eenmaal dit huzarenstukje achter de rug zal hij een niet onaardig rubato ontwikkelen, heelwat scherpe kantjes van zijn personage afwerpen, en meer inzetten op charme en poëzie.
De Wanderer, een decadente gokker, met baseballpet en leren jekker net iets te triviaal aangekleed, dwingt Mime tot een spelletje Russische roulette. Net zoals 14 jaar geleden is het de enige langdradige scène in de voorstelling, dus laten we dat maar op het conto van Wagner zelf schrijven. Markus Marquardt ziet eruit als John Tomlinson maar kan vocaal niet hetzelfde gewicht in de schaal leggen.
Kon het eerste bedrijf mij niet meer echt overtuigen, het tweede en derde bedrijf blijven grandioos. Hoe Wieler het tweede bedrijf, zonder bos en zonder draak, tot één van de spannendste maakt die ik ooit heb gezien, blijft een klein mirakel.
Fafner heeft zich verschanst achter een stevige prikkeldraadomheining. Hier heeft de kettingrokende Alberich postgevat. Met zijn blote voeten dooft hij de peukjes van zijn sigaret. Het Waldweben vormt het muzikale decor voor het ogenblik waarin Siegfried beseft dat er meer moet zijn in het leven. Die inspiratie wordt hem niet aangereikt vanuit de omgevende natuur zoals Wagner het bedoelde maar uit de ontkenning daarvan, uit het negatieve beeld van zijn desolate omgeving. De partituur spreekt op dat moment zoals bekend een andere taal maar dit werkt even goed. Siegfrieds confrontatie met Fafner is de vondst van het tweede bedrijf. “Ich lieg und besitz” klinkt zoveel overtuigender uit de luidspreker van een businesstycoon dan uit de hete muil van een kitscherige draak. Bij het ontwaken van Fafner krijgen we een geblokte persoon te zien zittend op een stoel met de rug naar het auditorium en belicht met een felle, egocentrische spot. Waarop een kortstondig lijf aan lijf gevecht volgt waarbij Fafner de vloek aan Siegfried doorgeeft via zijn met bloed besmeurd T-shirt. Een blind jongetje toont Siegfried de weg naar zijn nieuwe gezellin.
De onvermijdelijke Attila Jun had voldoende emissie als Fafner. Michael Ebbeke als Alberich bezat geen fraai vibrato maar kon bijzonder goed uithalen wanneer het er echt toe deed.
Voor de laatste scène van het derde bedrijf liet Anna Viebrock de helverlichte, luxe slaapkamer nabouwen uit Stanley Kubricks 2001-A space Odyssey en vindt daarmee via de cinema op een onverwachte manier terug aansluiting met moderne mythologie. Gehuld in een flinterdunne nachtjapon, het hoofd op de kaptafel van haar boudoir gevleid, is de slapende Brünnhilde omringd door de attributen van haar vrouwelijkheid: spiegel, kam, haarlak en krultang. Wanneer hij met besmuikt T-shirt het terrein van de vrouw betreedt beleeft de wildeman zijn cultuurschok. Op de plek waar de man het meest verschilt van de vrouw ontdekt hij haar anders-zijn. Zo leert Siegfried het vrezen, een nieuwe gewaarwording die hem letterlijk de kleerkast injaagt waarop een ontwakingsscène volgt die wellicht nooit voordien zo erotisch op het toneel werd gebracht. Daniel Brenna kan hier zijn charmeoffensief gewoon verder zetten. Christiane Libor is de verrassing van de avond. Ze zingt een voortreffelijke Brünnhilde, loepzuiver van intonatie, met stralende hoogte en een perfect vibrato. Te volgen.
Jossi Wieler van zijn kant is in juli terug aan zet in eigen huis met een nieuwe “Tristan un Isolde”.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten