dinsdag 22 april 2014

Philipp Stölzls Parsifal in Berlijn


THERE WILL BE BLOOD

Terwijl hedendaagse regisseurs heel hard hun best doen om Parsifal, het hoofdwerk van de Wagnercultus, te bevrijden van zijn kunstreligieuze aura of ambities, heeft Philipp Stölzl van de omgang met het sacrale een halszaak gemaakt. Hij doet dat heel plastisch en bijzonder letterlijk want een stevigere duik in de iconografie van het christendom had hij niet kunnen nemen dan door Golgotha op het toneel te brengen. Dat doet hij de allereerste keer tijdens de prelude. We zien de Heiland sterven aan het kruis, zijn zijde doorboord worden met de speer, zijn bloed opgevangen in een kelk en zijn welgevormde lichaam van het kruis genomen worden. We zien ook Kundry lachen, waarmee is niet zo meteen duidelijk. Lacht ze met de verlosser aan het kruis of voorvoelt zij de macht van het bloedige verbond tussen god en mensen dat hier wordt gesmeed? Terwijl de wenende vrouwen aan de voet van het kruis de Heilige Speer aan elkaar doorgeven, valt het doek over dit stukje filmische flashback.

Aldus start een erg cinematografische lezing van Parsifal, als een ouderwetse sandalenfilm waar ik als kind al gek op was. Blasfemie of sacrale kitsch? Een tableau vivant van Breughels kruisdraging? Het was dit allemaal een beetje. Het belangrijkste is dat je erin kan geloven. Dat kon ik echter niet en dat kwam niet door enige afkeer van het lijdensverhaal maar door de soms wat knullige uitvoering en de enorme scenografische blunder het tafereel van bovenaf en zijwaarts te belichten met neonlampen die alle moeizaam opgebouwde sfeer vernietigde. In een gefilmde versie zou dit bezwaar wellicht komen te vervallen.

Twee rotspartijen blijven in beeld : links met een maquette van Monsalvat, rechts een rotspartij waar de Golgotha-sequentie zal worden herdacht bij elke onthulling van de graal. De graalgemeenschap bestaat uit Tempeliers, geharnast en klaar om het geloof te vuur en te zwaard te verdedigen. Tijdens de monoloog van Gurnemanz krijgen we, uitgelicht in een apart spotje, illustraties te zien van Titurels verleden, de zelfcastratie van Klingsor, de verleiding van Amfortas. Tijdens de transformatiemuziek geeft het koor zich over aan een bloedige zelfkastijding. Een zwaan krijgen we niet te zien. Parsifal verschijnt in een tijdloos, hedendaags pak, als een ongelovige van vandaag wat goed spoort met zijn "Reine Tor"-imago. Jammer dat Stefan Vinke de oncharismatische looks heeft van een Duits ingenieur. Wat kan hij aanvangen met een sado-masochistische sekte als deze graalgemeenschap?

Zitten we met het eerste bedrijf heel dicht in de buurt van Oberammergau, het tweede bedrijf verplaatst onze verbeelding naar de Maya's. Stölzl lijkt het werk van collega filmregisseur Mel Gibson te willen doorkruisen: van "The Passion of the Christ" tot "Apocalypto". Deze Klingsor is immers even gewelddadig als de Tempeliers van Titurel. Voor de ingang van een tempel zien we hem aan het werk als priester bij een ritueel, omsingeld door een harem van exotisch gesluierde vrouwen. Een jongeman doorboort hij met de speer en mooi synchroon met de orchestrale climax rukt hij hem het hart uit. Het wordt een beetje knullig uitgevoerd door Bastiaan Everink maar het idee is goed. Tegelijk is hij ook heel sterk de risée van zijn harem wanneer zijn mannelijkheid ter sprake komt. De sfeer van dit vreemde exotisme is treffend en werkzaam. Sommige van de gesluierde vrouwen ontpoppen zich later tot bloemenmeisjes en gaan een goed geregisseerde confrontatie aan met Parsifal. Maar noch Parsifal, noch Kundry beschikt over voldoende vocale glans om het daaropvolgende duet op te tillen tot het vocale hoogtepunt van het tweede bedrijf die het behoort te zijn. Klingsor wordt door Parsifal lafhartig in de rug neergestoken, een zwak alternatief voor het opvangen van de zwevende speer.

In het derde bedrijf zien we hoe de Graalsburcht een stevige ruïne is geworden. Er is ook heel wat tijd verstreken want we zien Gurnemanz en een tiental van zijn getrouwen nu in hedendaagse vrijetijdskleding, een afspiegeling van onze huidige seculiere wereld? Door het inzetten van de Graalridders kan Stölzl de scènische inertie van de eerste scène doorbreken, de Karfreitagszauber wordt er niet minder om. Daarvoor moet hij een loopje nemen met de tekst. Parsifal krijgt geen voetwassing van Kundry maar van de ridders. Zo ontstaat meteen een gemeenschapsgevoel. Op hun beurt worden zij door Parsifal gezalfd. Kundry kijkt werkloos toe. Op dit punt aangekomen gaat het concept van Stölzl de mist in want deze Parsifal reactiveert niets anders als het archaïsche ritueel van weleer. Opnieuw zien we een heruitgave van het Golgotharitueel, compleet met kruisdraging ditmaal. In de slotmaten staat de gemeenschap nog steeds hongerig te reiken naar de graal. Amfortas spiest zichzelf aan de speer. Kundry lost zichzelf op in de massa en verlaat ons met een veelbetekenende grijns.

Voor Hans Peter König is Gurnemanz een rol die hem van nature beter ligt dan slechteriken als Hunding. Hij laat ze klinken als een Hans Sotin en overklast René Pape qua emissie en diepte van timbre.

De tegenwoordig als Elektra erg gehypete Evelyn Herlitzius laat meteen grote vocale deficiënties horen: het vibrato wakkelt, de registerovergangen zijn lelijk, de stem wordt soms erg dun en schril. Ze teert een beetje op haar beweeglijkheid en laat zowat elke frase volgen door een rappe beweging of een gekke bekkentrek.

Bastiaan Everink kon heel wat van zijn rol waarmaken. Een net iets spannender articulatie zou hem tot een sterke Klingsor kunnen maken.

Stefan Vinke is geen grote aanwinst voor het gilde van de heldentenoren. De stem heeft niets opwindends, zijn voordracht verraadt geen sporen van een bijzondere persoonlijkheid. Het is een constante worsteling met de grenzen van zijn mogelijkheden.

Over Bo Skovhus kan ik ongeveer hetzelfde zeggen. Het was vooral Hans-Peter König die over deze voorstelling heerste en ze redde van de middelmatigheid. Ook Albert Pesendorfer was uitstekend als Titurel.

Geen opmerkingen: